Het was een wel bijzonder onalledaags programma, dat het Concertgebouw Trio had gekozen voor zijn concert, gistermiddag in de goed bezette kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam. En dat kwam voor een goed deel op rekening van het feit, dat het ensemble zich had uitgebreid met de altist Gerard Ruymen: een omstandigheid, die het mogelijk maakte behalve Ravel’s trio, ook twee prachtige pianokwartetten te spelen van Mozart en Fauré.
Men kent de kwaliteiten van de musici, die het Concertgebouw Trio vormen: Hans Henkemans (piano), Jan Keessen (viool) en Henk van Wezel (cello) beheersen hun instrument. Dat kan in gelijke mate worden gezegd van de uitnemende altist. Dat deze middag desondanks teleurstelde, lijkt mij vooral te wijten aan verschillen in persoonlijkheid.
Wie het concert heeft gehoord zal immers tot de overtuiging zijn gekomen, dat Henkemans veruit de hartstochtelijkste figuur is. De overgave en bezieling van zijn musiceren konden de anderen nauwelijks opbrengen en het was vooral dáárdoor, dat het ensemble bijna voortdurend op zoek scheen naar een evenwicht. Dat bij vlagen plotseling toch gevonden werd, met name in Ravel’s trio, waar af en toe spanning de plaats innam van een wat vermoeide lusteloosheid.
Bepaald ontnuchterend was de soms bijzonder duidelijke onzuiverheid van Van Wezel’s spel.
LEX VAN DELDEN