(Van onze muziekredacteur)
HET nieuwe concertseizoen is weer begonnen zijn eerste nog maar schuchtere schreden te zetten en men kan nu al voorspellen, dat de recitals en concerten ook dit jaar weer als een lawine op de muziekliefhebbers zullen neerstorten. Dat moét men wel afleiden uit de bonte verzameling affiches die sinds vorige week de witgekalkte muren van het Concertgebouw ontsieren. Dat een dergelijke situatie reeds jarenlang de concertpractijk beheerst, is niet bepaald bevorderlijk voor een gezonde muzikale activiteit.
Wie recital wil geven moet geld betalen
Avond in avond uit spelen, voor het merendeel buitenlandse, solisten voor een nagenoeg lege kleine Concertgebouwzaal en hun enige drijfveer is over het algemeen het verlangen een zo gunstig mogelijke Nederlandse critiek te ontvangen. Het is immers een bekend feit, dat de Nederlandse muziekpers de naam heeft onkreukbaar en eerlijk te zijn. En daarom dan ook schijnt in het buitenland, met name in Amerika, een goede Nederlandse beoordeling van ongewoon belang te zijn voor de musici.
Wat voor reële waarde men daaraan ook moge hechten, de situatie is er nu eenmaal: pianisten, violisten, zangeressen en zangers, ze blijven onze concertzalen met hun al dan niet geslaagde pogingen vullen en het ziet er niet naar uit dat daarin spoedig verandering komt. De practijk heeft bewezen, dat slechts een klein gedeelte van al deze executanten werkelijk het recht bezit zijn prestaties openbaar te maken. En juist voor deze begaafden, voor deze enkelingen heeft de oververzadigde muziekpractijk funeste gevolgen.
Men dient wel te bedenken, dat het voor de ware muziekliefhebber onbegonnen werk is te raden welk recital hij wel en welk hij niet moet bijwonen. Daarbij laat ik natuurlijk de concerten door reeds bekende kunstenaars buiten beschouwing. Maar het is juist de eindeloze stroom van onbekenden, deels debutanten, die de degradatie van het concertleven bewerkt. Deze niet te stuiten lawine van solisten, van wie verreweg het grootste deel zonder veel artistieke noodzaak het podium betreedt, heeft – hoe kan het ook anders – in den regel weinig publieke belangstelling. Ook dit is traditie geworden, en van deze alleszins begrijpelijke traditie zijn de weinige begaafden het slachtoffer.
Waarom dit onveranderlijk blijft voortgaan? Wel, de optredenden zelf en de onuitgesproken, maar stellig aanwezige hoop op een goede critiek, die hun de weg naar succes zal kunnen banen, zijn in eerste instantie de schuldigen, voor zover men hier van “schuld” kan spreken. Maar belangrijker is de vraag, waarom niemand tracht verandering in deze toestand te brengen. Zou het niet mogelijk zijn op dit terrein regelend, coördinerend in te grijpen?
Impresario’s
Er is maar één antwoord mogelijk: neen. Het is volstrekt onmogelijk onder de huidige omstandigheden invloed op de gang van zaken uit te oefenen. Want hoe is de situatie? De enigen, die de practijk van het optreden beslissend zouden kúnnen beïnvloeden, zijn de impresario’s. Zij zijn het, die de kunstenaars in staat stellen het podium te betreden. Het enige, wat de impresario’s in ruil er voor vragen, is geld. Wist U dat een pianist of zanger, een violist of zangeres moet beginnen zo om en nabij de vijfhonderd gulden neer te tellen, als hij in de Kleine Zaal wil gaan optreden? Dat geldt dan nog steeds voor de niet-beroemden.
Vijfhonderd gulden! Dat is voor zaalhuur, publiciteit, enz. Zelfs al krijgt men een goed bezette zaal, dan nog is het volstrekt uitgesloten dit bedrag terug te “verdienen”. Optreden betekent voor hen dan ook in de eerste plaats: geld betalen.
Maar het betekent óók, dat alleen financieel draagkrachtigen zich de weelde kunnen veroorloven hun vak uit te oefenen! Dit is de werkelijke reden, dat zo weinig Nederlanders optreden en zoveel Amerikanen, die blijkbaar in staat zijn dollars te laten rollen. En zolang deze situatie gehandhaafd blijft, zal optreden geld kosten.
De conclusie kan dan ook niet anders zijn dan dat de huidige concertpractijk in aanzienlijke mate wordt bepaald door buiten-artistieke overwegingen, overwegingen van materiële aard. En zo kan het gebeuren, dat iemand die lust heeft vijfhonderd gulden uit te geven, zonder bezwaar van wie ook op het podium van de kleine Concertgebouwzaal plaats kan nemen. Hij hoeft daarvoor geen enkele artistieke capaciteit te bezitten; het enige waarnaar men vraagt, is zijn financiële draagkracht. Vreemde situatie.