ALS men eenmaal weet, dat “Een eeuw Nederlandse muziek” van prof. Eduard Reeser de periode 1815-1915 behandelt, dan zal men dit belangrijke stuk cultuurgeschiedenis met veel interesse lezen: prof. Reeser heeft een bijzonder uitgebreid materiaal verzameld over de componisten uit dit tijdvak, om enkele te noemen, Wilms, Verhulst, Van Bree, Viotta, Diepenbrock. Dat moet een ware titanenarbeid geweest zijn. Jammer dat men pas op de allerlaatste pagina te weten komt tussen welke jaren het hier behandelde zich afspeelt. De inleiding zegt er niets over en daardoor vooral zou ik mij kunnen voorstellen dat menige lezer af en toe ergernis voelt opkomen over de oppervlakkige behandeling van de muziek ná 1915.
De eerste 279 bladzijden bieden zoveel belangwekkende historische stof dat het boek alleen daaraan al zijn niet te miskennen waarde ontleent. Dat de schrijver de talloze muziekvoorbeelden vaak van nietszeggende verklaringen en opmerkingen voorzien heeft, is begrijpelijk: prof. Reeser is immers musicoloog en geen musicus.
De pagina’s 281 en 282 zijn toch nog – zij het oppervlakkig – gewijd aan de muziek na 1915. Dat hierin storende fouten en merkwaardige opsommingen voorkomen, ontsiert het geschrift. Voor de voluit onverbeterlijke uitgave (met vele illustraties) verdient Querido niets dan lof. Prijs f 15.-.
L. V. D.