Categorieën
Het Parool

Keukenpan als solo-instrument in uitzending van VARA

“Concrete muziek” een Franse vinding

(Van onze muziekredacteur)
Hebt u bij het zoeken naar een of ander station op uw radiotoestel wel eens het geluid van een reeks toevallig gepasseerde stations gehoord? Stel u nu voor, dat al die stations bezig waren met het uitzenden van gramofoonplaten, die alle barsten bezaten.

Aan een dergelijk hypothetisch geluid moest ik denken toen ik gistermiddag luisterde naar de “Symphonie pour un homme seul”, welke de lezing illustreerde, die Frank Onnen voor de VARA (over Hilversum I) hield over “concrete muziek”. Een verbijsterend samenstel van allerzonderlingste klanken, maar ondanks het ontbreken van welke aesthetische betekenis dan ook, toch fascinerend.

Componist, of beter constructeur van genoemd werk is de Franse ingenieur Pierre Schaeffer, die in het technisch laboratorium van de Franse radio-omroep jarenlang heeft geëxperimenteerd met allerlei acoustische middelen. Het resultaat was zijn “concrete muziek”.

Geruchten, die men in het dagelijkse leven ontmoet, soms zelfs in het geheel niet afkomstig van muziekinstrumenten maar van gebruiksvoorwerpen bijvoorbeeld, stelt Schaeffer samen tot een geheel. Zo ontstond – om één van de gisteren uitgezonden illustraties te noemen – de “Etude pathétique”, waarin de solopartij is toevertrouwd aan een keukenpan, een doodgewone keukenpan! Toch kost het moeite dit “instrument” te herkennen en dat komt omdat Schaeffer door middel van de moderne electro-acoustische apparatuur allerlei kunstgrepen toepast.

Dat gaat zo: een klap op een keukenpan veroorzaakt geluid. Laat nu eens de klap zélf, de aanslag weg, verleng de echo en verplaats bij het opnemen de microfoon, dan resulteert een “ingeblikt” geluid waarvan men niet meer herkent, dat het van een keukenpan afkomstig is. De keukenpan is dus niet meer dan een middel. Een middel waarvan nauwelijks enige eigenschap in het klinkende resultaat overblijft.

En dát lijkt mij een zwak punt in de theorieën van de heer Schaeffer. Hij is nl. tot de conclusie gekomen, dat de huidige muziekbeoefening op een dood punt is geraakt en tracht nu een nieuwe muziek (de “concrete muziek”) te vinden. Voorlopig heeft hij slechts het technische materiaal er voor gevonden. Maar – zo vraag ik mij af – zijn de door hem “geschapen” geluiden inderdaad kenmerkend voor keukenpannen?

Het is stellig mogelijk een zelfde resultaat langs geheel andere wegen te bereiken, met electrische geluidsbronnen bijvoorbeeld. Wél essentieel in dit “systeem” zijn de electro-acoustische kunstgrepen, zoals het verkorten of verlengen van echo’s. Maar of dit middel zal kunnen leiden tot een nieuwe aesthetiek, lijkt mij bijzonder twijfelachtig. Immers, vooralsnog is een zo bij uitstek onmechanische zaak als de menselijke ziel met al haar emoties volstrekt onmisbaar bij het tot stand komen van wat men “muziek” pleegt te noemen. Zodra de heer Schaeffer er in geslaagd is dit element “ziel” in zijn laboratorium te construeren, moet hij mij waarschuwen. Dán kom ik luisteren.