Categorieën
Het Parool

De draaiende schijf: Twee ouvertures

CARL MARIA VON WEBER is de eerste componist na Mozart geweest, die een typisch Duitse operakunst nastreefde en inderdaad de grondslagen er voor heeft gelegd. Zonder zijn kunst zijn Wagner’s muziekdrama’s ondenkbaar en het was dan ook Wagner zelf, die dit onomwonden heeft erkend. De “Leitmotiv”-techniek is al duidelijk bij Weber te herkennen en de ouverture’s tot de opera’s “Freischütz” en “Oberon” leggen daarvan getuigenis af.

Alle elementen, zowel van de handeling als van de sfeer, zijn in de ouverture “Freischütz” in gecomprimeerde vorm aanwezig. Het verloop van onheilspellend begin tot triomfantelijk slot hoort men reeds in de ouverture van deze typisch nationale opera.

Niet anders is het gesteld met het voorspel tot Weber’s laatste, vlak voor zijn dood voltooide opera “Oberon”. Ook hier een gelukkige afloop, slechts de sfeer is anders. Want deze “Oberon” beweegt zich in feeëriek milieu, vol van Shakespeareaanse bekoring en gratie.

Sir Thomas Beecham bezit de verbeeldingskracht voor deze “fantastische” muziek en zijn vertolking, met het Londen’s Philharmonisch Orkest, van beide ouverture’s is dan ook doordrenkt van een illusie-scheppende overtuigingskracht. Even schitterend is de reproductie van Columbia. (LX 601 en LX 746, f 6.50 per plaat.)

L. V. D.