Ook op haar recital gisteravond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam heeft Marjo Tal weer duidelijk bewezen een kunstenaarspersoonlijkheid te zijn van onalledaags formaat, een pianiste die op vaak merkwaardig verrassende wijze haar publiek weet te boeien. Merkwaardig verrassend acht ik dit, omdat men in de ban van dit fascinerende spel komt niettegenstaande objectief waarneembare tekorten.
Het lijdt bijvoorbeeld geen twijfel, dat Bach’s driestemmige inventionen waarmee het programma begon (hulde voor deze keuze: vrijwel nooit hoort men deze grandioze korte stukken!) meer nuancering in de expressie behoeven, minder objectiverend uitgevoerd moeten worden. Bach zelf verlangt blijkens zijn voorwoord immers “eine cantable Art”, een zangerige wijze van spelen. En evenzeer kan men bedenkingen hebben tegen de technisch niet geheel vlekkeloze vertolking van Escher’s “Arcana Musae Dona”.
Om ondanks deze bezwaren toch een heel recital lang indruk te kunnen maken en de aandacht gespannen te houden, daarvoor is iets anders nodig dan alleen maar pianistisch kunnen. En juist dat andere bezit Marjo Tal in hoge mate: dat is het vermogen om dóór de noten heen door te dringen tot het wezen der muziek. Niet slechts door middel van de intelligentie, maar veeleer door de natuurlijke intuïtie van de persoonlijkheid onderging men dan ook voortdurend. Daaraan ligt het hartelijk applaus aan het slot geen twijfel bestaan.
LEX VAN DELDEN