Het hoogtepunt van het abonnementsconcert, gisteravond in de grote Concertgebouwzaal van Amsterdam, was stellig Beethoven’s “Eroïca”, die Kubelik op een opvallend persoonlijke wijze interpreteerde. Geenszins in de zin van een onverantwoord vertekenen van het notenbeeld, maar juist met een bijzondere zorg voor de exactheid van de rhythmische gegevens. Het resultaat maakte diepe indruk, vooral door de enorme geladenheid en de vehemente natuurkracht, die deze muziek zo verbijsterend aangrijpend maken.
Vóór de pauze hoorde men Ravel’s pianoconcert voor de linkerhand met Jacques Février als uitermate virtuoze en muzikale solist (op een niet geheel op deze taak berekende vleugel) en door Kubelik met veel élan begeleid. Daarvóór had Orthel’s Tweede Symphonie een overdonderend brillante gestalte gekregen en met Mozart’s ouverture “Titus”, wel wat erg opgewonden gespeeld door Kubelik, die niet volledig er in slaagde zijn bedoelingen te realiseren, was het concert geopend.
Afgezien van Mozart, leek mij dit programma te eenzijdig samengesteld; want zowel Orthel als Ravel als deze Beethoven zijn stukken, die door hun overwegend motorische bezetenheid, nauwelijks ruimte lieten voor enige “ontspanning”.
LEX VAN DELDEN