Het Bachjaar geopend
De Nederlandse Bachvereniging heeft haar bijdrage tot de viering van het Bachjaar gisteravond ingezet in de stampvolle Amsterdamse Bachzaal (een coïncidentie, deze plaats, of juist om die naam gekozen?). Het is een uitermate geslaagd begin geweest en dat komt voor een aanzienlijk deel op rekening van het koor zelf. Want de manier, waarop het onder zijn dirigent, dr. Anthon van der Horst, de eerste drie cantates uit het Weihnachtsoratorium zong, was in alle opzichten voorbeeldig. vDit werk behoeft geenszins in zijn geheel met Kerstmis te worden uitgevoerd, ondanks de naam “Kerstoratorium”. Want het bestaat uit zes afzonderlijke cantates, die op bepaalde dagen van het kerkelijk jaar betrekking hebben. Slechts het feit, dat zij de geboorte van Christus behandelen, zorgde voor de naam.
En zo hoorde men dan gisteren drie cantates, die bedoeld zijn resp. voor Nieuwjaar, de Zondag daarna en Driekoningen. Minder imposant, minder machtig misschien dan een Mattheus-Passie bijvoorbeeld, maar daarom nog niet minder overtuigend. Men moet daarbij vooral niet vergeten, dat het hier te doen is om een niet zo aangrijpend stuk dramatiek als het lijdensverhaal, maar om de geboorte van Christus. Vandaar dan ook, dat deze muziek veel liefelijker is, ik zou haast zeggen: lichter en feestelijker.
In die geest heeft men de cantates uitgevoerd. En het was daarbij bijzonder treffend, dat juist de jeugdige solisten zo ontroerden. Met name de alten Clementine Oomes, Aafje Heynis en de tenor John van Kesteren. Het spreekt vanzelf, dat Jo Vincent de sopraanpartij alle recht deed wedervaren. Slechts de bas Leo Ketelaars viel in dit fris-zingende milieu wat tegen.
Ten slotte: hulde voor de leden van het Concertgebouworkest, die samen met Albert Klerk (orgel) een niet te overtreffen instrumentaal koor vormden.
LEX VAN DELDEN