Aangrijpende titelrol van Gré Brouwenstijn
Beethoven’s opera “Fidelio” behoeft nog steeds verdediging en die heeft dit enige muziek-dramatische werk van de grote symphonicus gisteravond ruimschoots gekregen door de aangrijpende opvoering, die de Nederlandse Opera er in de Amsterdamse Stadsschouwburg van heeft gegeven. Verdediging had “Fidelio” daarom zo nodig, omdat de officiële handboeken en kenners altijd nog menen dat het werk, hoewel muzikaal prachtig, dramatisch niet geslaagd is en Beethoven niet de capaciteiten bezat om een opera te schrijven.
De voorstelling van de Nederlandse Opera heeft mij er van overtuigd, dat deze mening op een misverstand berust. Want zelden ben ik zo onder de indruk gekomen van een theatermuziek als juist door deze zogenaamde “mislukking”. En hierin stond ik waarlijk niet alleen; de volle Stadsschouwburg heeft althans zo onstuimig en uitbundig op deze première gereageerd, dat men wel moet aannemen: het werk “pakt”.
Er heerst trouwens nóg een misverstand ten aanzien van “Fidelio”. Want het is niet slechts, zoals men het pleegt te doen voorkomen, de opera van de “Echtelijke liefde”, waarop de ondertitel wijst, maar veel meer: Beethoven zingt er zijn eigen innerlijke verlangens in uit, zijn vurig verlangen naar een huwelijksgeluk, dat hij hunkerend zocht, maar nooit vond. En juist dit feit doet van “Fidelio” een dwingende kracht uitgaan, een fascinerende werking, waaraan men zich bijna geen ogenblik kan onttrekken. Dat maakt het werk zo overtuigend, ook al moet ik toegeven, dat het inzinkingen bevat, met name in het eerste tafereel.
Grote bewondering moet men hebben voor de aangrijpende, bewogen vertolking van de enorm moeilijke titelrol door Gré Brouwenstijn, die voortdurend én vocaal én dramatisch een grootse allure had. En even overtuigend en grandioos zong Frans Vroons de Florestan-partij. Gerard Groot (Rocco), Otakar Kraus (Pizarro) en Theo Baylé (Fernando) leverden zeer goede prestaties en ook Chris Scheffer (Jacquino) was ruimschoots voldoende. Slechts Greet Koeman (Marzelline) voldeed vocaal niet geheel, maar haar rol stelt wel heel bijzondere eisen…
De mise-en-scène van Abraham van der Vies had veel fantasie en smaak, de geslaagde décors en costuums waren van Hans van Norden. En de dirigent Paul Pella? Wel, hij was de bezieler van dit prachtige geheel. De enkele ongelukjes, als onzekere inzetten van het orkest, zullen in de toekomst wel verdwijnen. Dat hij in het eerste tafereel een aria van Rocco had gecoupeerd, is op goede gronden te motiveren. En dat het kwartet in de kerkerscène zo huiveringwekkend geladen klonk, is voor een aanzienlijk deel aan hem te danken, evenals het uitmuntende zingen van het koor.
LEX VAN DELDEN