Van koorlid tot groot operazanger
(Van onze muziekredacteur)
“Eén ding moet u me beloven,” zegt Jules Moes als ik een praatje met hem kom maken. De vroeger gevierde operazanger wordt Zondag zeventig jaar. “Zegt u er alsjeblieft bij, dat wij die verjaardag slechts in huiselijke kring vieren. Wij willen geen bezoek, in verband met familie-omstandigheden”.
Ouderen zullen zich stellig Jules Moes herinneren als de prachtige heldentenor, die als het moest ook lyrische tenorpartijen zong. Maar voor hij bij de opera kwam, voor hij begon met zijn zangstudie, is hij eerst echt “ontdekt”.
“Ik zong als jongeman in “De Maastrichter Staar”; in Maastricht ben ik ook geboren. Wat was dat een prachtig koor! Aantal koorleden? Tweehonderddertig. En daar waren 54 tenoren bij, die de hoge C zongen! De voorzitter van dat koor, de heer J. van Poppel, ontdekte mij en bracht mij er toe zang te gaan studeren. In 1899 werd ik leerling aan het Amsterdams Conservatorium, bij Cornelie van Zanten (zang), De Pauw en Hutschenruyter (piano) en Zweers (compositie). Ik componeer trouwens af en toe nog: kerkcomposities voor zang, koor, met en zonder orgelbegeleiding.
Na mijn conservatoriumtijd kwam ik in 1902 bij het “Lyrische Toneel”, waar dr. Peter van Anrooy toen als dirigent zijn loopbaan begon. Daarna 2 jaar bij de Opera van Gent, 5 jaren bij de Vlaamse Opera in Antwerpen. Van 1910 tot 1912 in het Rembrandt Theater te Amsterdam bij Pauwels, Kreeft en Heuckeroth en in 1912 ging ik naar de Opera in Praag, als opvolger van Piccavier. Daar ben ik vier jaar als heldentenor geweest en ik maakte toen gasttournée’s naar Berlijn, Dresden, Breslau, Wenen, Bodenbach. Ik zong er vaak met Leo Slezak.
Na die Praagse tijd weer naar Amsterdam terug, bij de Opera van Koopman, daarna bij de Nationale Opera en later bij de Coöperatie, waarmee ik reizen maakte naar Nice, Parijs, Luik en overal de “Tristan” zong. Dat was in 1924-1925. Enkele namen uit die jaren? Met Urlus, Dierckx, Maartje Offers, Cato Engelen-Sewing, mevr. Van Raalte-Horneman en vele anderen trad ik op. En toen, een paar jaar na 1925, was het afgelopen met een Nederlandse Opera.
In 1927 kwam ik als muzikaal leider bij de K.R.O., waar ik 5 1/2 jaar in dienst ben geweest. En na 1933 was het zingen grotendeels gedaan, legde ik mij hoofdzakelijk op paedagogisch werk toe, o.a. als hoofdleraar aan het Rotterdams Conservatorium. Tegenwoordig doe ik niets meer, alleen mijn vier kleinkinderen geef ik nog pianoles.
Mijn repertoire? Bijna het hele operarepertoire heb ik gezongen. Alle opera’s van Wagner, en Tiefland, Aïda, Hugenoten behoorden ook tot mijn lievelingsopera’s. Mijn belangrijkste creatie was “Othello” van Verdi. Ontelbare malen trad ik ook in oratoria op en gaf ik liederenavonden. Alleen de Mattheus Passie heb ik nooit gezongen. Ik had het veel te druk om dat werk geestelijk volkomen te beheersen.”
Zo verliep de prachtige, succesvolle carrière van een groot operazanger, die als hij voor een collega moest invallen met gemak zijn partij op het eerste gezicht zong. Nog steeds zingt Jules Moes Zondags in de kerk, en een enkele keer dirigeert hij nog een kerkkoor. Maar belangrijker voor hem, die zichzelf de “jongste van de oudere generatie” noemt, zijn de talloze herinneringen uit zijn loopbaan, die hem populair maakte in de beste zin van het woord.
Brabants Orkest zal in Den Bosch komen
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben Den Bosch aangewezen als vestigingsplaats voor het Brabants Orkest.