De Amsterdamse Filmliga, onder wier auspiciën het eerste concert van filmmuziek gisteravond in Amsterdam’s Concertgebouw plaats vond, is er van overtuigd, dat filmpartituren verdienen op de normale programma’s van symphonie-orkesten te worden geplaatst. Nu, nadat ik deze proef heb gehoord, kan ik die overtuiging geenszins delen. Want ronduit gezegd: geen enkele van de vijf uitgevoerde filmmuzieken “deed” het in de concertzaal, en ik meen de plank niet ver mis te slaan, als ik de oorzaak hiervan zoek in het ontbreken van het visuele beeld der film.
Afgezien van Arthur Bliss’ pianoconcertino “Baraza” uit de film “Men of two worlds”, een geslaagd werkje, dat ook in de rolprent de functie van zelfstandig concertino inneemt en reeds vóór de totstandkoming van de film gecomponeerd was, bleven alle overige partituren als op zichzelf staande muziek zo onvoldragen en zo weinig karakteristiek, dat ik ze als onverdraaglijk en doorgaans geestdodend onderging.
Het heeft dan ook nauwelijks zin de werken van Virgil Thomson, William Walton en Max Vredenburg’s muziek bij “Walvis in zicht” aan detailcritiek te onderwerpen. Muzikaal waren ze weinig zeggend en een enkele er van zelfs dilettantistisch gecomponeerd. De confrontatie in deze omgeving met Feher’s “Rovers Symphonie” stelde ook al teleur: juist datgene, wat deze muziek typeerde, ontbrak hier, nl. het filmbeeld. Zonder dit heeft zij geen enkele waarde en is zij banaal.
Het Haags Symphonie Orkest – een uit amateurs bestaand, met beroepsmusici aangevuld ensemble – speelde onder dirigent Jacques Moolenijzer kranig: solisten waren Géza Frid (piano), Lidy van der Veen en Chris Reumer (zang). In Bliss’ Pianoconcertino werkte nog het mannenkoor van Hans Weiss mede.
LEX VAN DELDEN