Categorieën
Het Parool

Het Utrechts Orkest speelde Nederlandse werken

Kon men reeds op de kamermuziekconcerten van het Holland Festival constateren, dat de belangstelling voor het werkelijk waardevolle, zonder de franje van de beroemdheid, maar matig is, ook bij het concert door het Utrechts Stedelijk Orkest, gisteravond in de grote Concertgebouwzaal van Amsterdam was dit het geval.

Geen beroemde buitenlandse solist, geen vermaarde buitenlandse dirigent, geen klinkende namen van buitenlandse componisten, geen doeltreffende reclame – maar een Nederlands orkest, een Nederlandse dirigent en een geheel Nederlands programma. En het resultaat: een bedroevend slecht bezette zaal. Conclusie: het Holland Festival richt zich te zeer op het spectaculaire, en het is treurig dat het publiek slechts dáárvoor alleen belangstelling toont.

Dat was hier dubbel jammer, want het is een overrompelend fris concert geworden, meeslepend van vurig jong enthousiasme. Zelden heb ik het Utrechts Orkest onder de knappe leiding van Van Otterloo zo overtuigend horen musiceren. Niet alleen in repertoire-stukken als Hendrik Andriessen’s Kuhnau-variaties, Wagenaar’s Ouverture “Cyrano de Bergerac”, maar ook en vooral in Pijper’s meesterlijke Derde Symphonie, in Henkemans’ gave en brillante Passacaglia en Gigue voor piano en orkest (met de componist als ongehoord prachtig spelende solist) en in Karel Mengelberg’s welluidende “Divertimento”, waarmee de componist een opvallend succes behaalde. Hij kwam op het podium danken.

LEX VAN DELDEN