(Van onze muziekredacteur)
Wie zaterdagmiddag de regen durfde te trotseren en zich naar het Haagse Gemeentemuseum begaf, kon daar in een kleine zaal een onalledaagse vertoning aanschouwen. “Vertoning” is misschien een wat weids woord, maar onalledaags is het zeker, als u op een podium Joachim Röntgen een viool ziet bespelen, terwijl aan zijn rechterzijde een schoolbord staat opgesteld. Een zwart bord op een doodgewone ezel. En op dat bord kon u dan een cijfer lezen, met wit krijt geschreven.
De violist speelt een deel uit een solo-sonate van Bach. “Genoeg”, klinkt het plotseling van het balkon. Röntgen houdt op met spelen. “Nu nog iets met pianobegeleiding”, zegt de onzichtbare stem van het balkon. En de violist laat een stukje horen van Pugnani-Kreisler. “Genoeg”, zegt de stem weer. De viool wordt weggelegd. Het cijfer op het bord wordt uitgewist, een nieuw onbegrijpelijk cijfer verschijnt er op. En dan begint Röntgen weer, op een andere viool. Nog eens Bach en nog eens Pugnani-Kreisler. Die hele procedure herhaalt zich ettelijke malen.
Wat dat allemaal betekent? Wel, het Concours Hendrik Jacobsz., wedstrijd voor vioolmakers, is Zaterdag begonnen. De ingezonden instrumenten worden, anoniem en slechts door een cijfer aangeduid, bespeeld en de op het balkon zittende jury moet ze keuren. Een vermoeiende, haast onmogelijke taak. Wij althans hebben het niet lang kunnen volhouden. Röntgen kreeg er trouwens na een keer of tien ook genoeg van; de heer Poth zette zijn werk voort. En zo zal het twee weken lang verder gaan. Steeds maar violen bespelen en de jury moet dat allemaal maar aanhoren. Wij benijden die heren juryleden niet.