De klankschoonheid van een strijkkwartet is van alle muzikale combinaties misschien wel de allerschoonste. Als dan bovendien nog de vier instrumenten, die een strijkkwartet vormen, alle gebouwd zijn door Stradivarius, dan kan men met stelligheid een rijkdom van klank verwachten, die onovertrefbaar is.
Dat was Woensdagavond het geval in de Amsterdamse Bachzaal, waar het Paganini-kwartet voor de Kunstkring kwartetten speelde van o.a. Beethoven en Ravel. De leden van dit ensemble, alle in het bezit van een ongehoord prachtig Stradivarius-instrument, vormen bovendien een gaaf geheel, dat niet alleen de techniek van het kwartetspel volledig meester is, maar ook muzikaal tot grote hoogte gestegen is.
Resultaat: een avond van waarlijk schitterend musiceren, bezield en boeiend en vooral voortdurend van uitzonderlijke rijkdom aan klank.
Tegelijkertijd gaf in de kleine Concertgebouwzaal Max Orobio de Castro, het eerste van twee recitals, gewijd aan Bach’s suites voor cello-solo. Ik hoorde slechts een deel van dit concert, waarin de kundige cellist bewees, dat hij met toewijding en nauwgezetheid zich verdiept had in de vele problemen, aan deze muziek eigen. Het tweede (laatste) concert vindt Maandag 11 april plaats.
LEX VAN DELDEN