Van veel smaak getuigde het programma, dat de altzangeres Mies d’Ailly had samengesteld voor haar recital Zondagavond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam: o.a. enkele weinig gezongen liederen van Ravel en de eveneens zelden uitgevoerde “Proses lyriques” van Debussy. Om zulk een programma boeiend te zingen is veel nodig; behalve een volkomen uitgebalanceerde techniek ook een uiterst gedifferentieerde voordracht.
De zangeres schoot in beide opzichten duidelijk tekort. Stemmiddelen zijn ruimschoots aanwezig, maar de ademtechniek is bepaald zwak; daardoor raakte o.a. de zuiverheid wel eens in het gedrang, zong zij vaak te laag. En wat haar voordracht betreft: die is eenzijdig ontwikkeld en voornamelijk gericht op het dramatische. Een enkele keer kán dit voldoende zijn, en zo werd dan ook in Dvorák’s Zigeunerliederen een juiste sfeer bereikt. Maar in de andere liederen, waarin meer wordt vereist, kon zij niet overtuigen.
Hans Tolman begeleidde zorgvuldig, maar zielloos.
LEX VAN DELDEN