Categorieën
Het Parool

Dilettantenkoorzang in ons land behoeft dringend sanering

Lofwaardige poging tot verbetering van peil

ER zijn in ons land talrijke dilettantenkoorverenigingen; duizenden zangers en zangeressen zijn lid van koren, en het ligt voor de hand daaruit te concluderen, dat de Nederlandse koorzang een bloeiperiode doormaakt.

Niets is minder waar. Want als men de cijfers van nu met die van vroeger vergelijkt dan blijkt, dat de ledentallen der onderscheidene verenigingen sterk zijn terug gelopen, en wat nog méér treft – de gemiddelde leeftijd der zangers is vrij hoog. Jonge mensen tonen weinig belangstelling voor de koorzang, speciaal voor de mannenkoorzang.

Vóór alles dient aandacht te worden besteed aan het repertoire; want dat is het, dat tenslotte de waarde en het peil van de koorzang bepaalt. En kort gezegd: het artistieke niveau van de gangbare werken is in het algemeen bedroevend. Een groot deel van de dirigenten, niet ter zake kundig en weinig op de hoogte met muzikale aangelegenheden, staart zich blind op de handig geschreven, maar stijlloze werken van componisten als Olman, Hamel en Bonset, waaraan een oudere generatie haar hart heeft verpand. Dit repertoire, verouderd als het is, heeft nauwelijks enige aantrekkelijkheid voor jonge mensen, die men met goede volksliedbewerkingen misschien voor de koorzang zou kunnen winnen.

Funest is ook het alle redelijkheid tartende puntenstelsel, dat in elk concourswezen in zwang is: elk koor, dat meer dan 300 punten behaalt, krijgt een eerste prijs. Zo kon het gebeuren dat op een concours, waaraan 38 koren deelnamen, 27 met een eerste prijs naar huis gingen! Dat ontneemt het concours elke stimulerende waarde.

Als deze omstandigheden niet worden verbeterd, dan zal het met onze koorzang spoedig gedaan zijn. In België bijv. is dat al bijna zo: een stad als Antwerpen bezit nog slechts twee mannenkoren……

Men zal bovendien grondig moeten breken met de gewoonte zakelijke belangen te laten meespreken. In bovengenoemd concours werden – om een voorbeeld te noemen – 13 verplichte koorwerken uitgevoerd van één componist, die…… jurylid was. Lijkt dat niet veel op een voordelig zaakje? En het ergste: van de 100 op dit concours uitgevoerde werken waren er 8 van enige waarde!

Nóg een sprekend voorbeeld: het maandblad “Koor en Kunstleven”, uitgegeven door Harmonia-Uitgave te Hilversum, organiseert in Januari 1949 een koorwedstrijd. Dezelfde uitgeverij gaf enkele bundels volksliederen uit onder redactie van de heer G. van Ravenzwaay, waaronder een aantal volslagen waardeloze. Eén ervan is Jan Koetsier’s bewerking van “‘k Heb mijn wagen volgeladen”, dat geen rekening houdt met zangtechnische mogelijkheden, van een bijzonder ongelukkige tekstbehandeling is en geschreven in de smaakbedervende stijl van de banale galopjes van een jaar of zestig, zeventig geleden. Dit werkje is als verplichte compositie gekozen voor het a.s. concours. Vele zangers krijgen weer iets te zingen dat beneden de maat is. Dat betekent dus: een uiterst ongunstige invloed.

Een van de gevolgen was, dat het Zaandamse Mannenkoor o.l.v. Kees Kef zich terugtrok op grond van artistieke bezwaren.

Poging tot verbetering

De Amsterdamse Bond van Zangverenigingen, het lichaam dat aan de aangesloten koren de gemeentelijke subsidies toewijst (adviseurs Fred. J. Roeske en Piet Tiggers) gaat nu een poging ondernemen om de koorzang op hoger peil te brengen. Er is een muziekcommissie benoemd, bestaande uit Kees Kef, Jac. Kort en Joep Schreurs. Per jaar worden drie concerten georganiseerd, waarvan 12 December het eerste plaats vindt in het Amsterdamse Concertgebouw. Het is geen wedstrijd, maar louter en alleen een gelegenheid die het mogelijk maakt de koorzang onder de loupe te nemen.

Alle aangesloten koren konden een aantal vrije werken inzenden waaruit de muziekcommissie er twee voor elk koor koos. Hierbij is vooral gelet op de artistieke kwaliteit. Gekozen zijn werken van o.a. Palestrina, Purcell, Willem Landré, Diepenbrock, Dresden en Zweers. Een keuze, die niet wordt bepaald door high-brow overwegingen, het gaat hier slechts om goede muziek uit alle tijdperken.

Een van de drie leden der muziekcommissie schrijft na het concert een critisch verslag in het Zangersblad, het orgaan van de Bond; de dirigenten krijgen een gedetailleerd rapport. Bovendien gaat men een nieuwe bibliotheek vormen. De aangesloten koren krijgen gratis werken uit de bibliotheek in bruikleen.

Men mag niet te snel resultaten verwachten; dit vereist jarenlange arbeid en compromisloos doorzettingsvermogen. Maar de poging is alleszins lofwaardig en als zodanig verdient zij aandacht en aanmoediging.

LEX VAN DELDEN