Categorieën
Het Parool

Betty van den Bosch gaf een liederenavond

IN meer dan één opzicht was het recital, dat de sopraan Betty van den Bosch Zaterdagavond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam gaf, een verrassing. Om te beginnen was er een uitzonderlijk smaakvol samengesteld programma: vijf groepen liederen van Mahler, mevrouw R. Colaço Osorio, Wolf, Fauré en Caplet. Bovendien bezit de zangeres een grote, volumineuze stem, die goed wordt gebruikt, maar zeker niet “mooi” klinkt in de gebruikelijke zin van het woord. Daarvoor is zij vooral in de hoogte te metalig, te scherp ook.

Maar wat vóór alles trof was het zich inleven in de tekst, dat hier voortdurend indruk maakte. Dat gebeurde vaak zo hartstochtelijk, dat men het gevoel had met typische theaterkunst te worden geconfronteerd. Ik meen dan ook, dat Betty van den Bosch’ kracht meer op operagebied ligt dan op dat van de liedkunst. Wat niet wegneemt, dat zij vooral in de Franse werken na de pauze door haar bijzondere expressieve voordracht wist te boeien.

In de Coplas van mevrouw Colaço Osorio hoorde men een persoonlijk geluid, maar ook een tekort aan compositorische techniek, die het ongetwijfeld aanwezige talent tot ontplooiing zou kunnen brengen. Felix de Nobel begeleidde en bereikte pas na de pauze het niveau, dat wij van hem gewend zijn.

In de Grote Zaal vierde Henk Berghout zijn 12½-jarig dirigenten-jubileum met een feestconcert, waarbij hij zeven koren dirigeerde in werken van o.a. Bach, Diepenbrock en Pierné.

LEX VAN DELDEN