TER viering van het 60-jarig bestaan van het Amsterdamse Concertgebouw heeft Woensdag het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap, welks leden deel uitmaken van het jubilerende orkest, op het eerste van een tweetal Kamermuziekavonden in de volle Kleine Zaal enkele weinig bekende werken van Mozart en Schubert gespeeld. Ik hoorde slechts Schubert’s vrijwel nooit uitgevoerde Octet, een bijzonder rijp en geïnspireerd stuk, verrassend vooral in zijn melodische vondsten en steeds boeiend, ondanks de ongewone lengte: het duurt een uur.
Men kreeg een goede indruk van de schoonheid van dit aan de uitvoerenden zeer hoge eisen stellende werk; ook al waren niet alle inzetten even correct, en al leken mij sommige tempowisselingen niet gemotiveerd.
Een nieuw orkest
Ten bate van het Amsterdams Philharmonisch Orkest – in Februari van dit jaar samengesteld uit enkele musici, die niet van maatschappelijke steun willen leven – werd in de goed bezette Grote Zaal tegelijkertijd een geslaagde Kunstavond gegeven.
Het nieuwe orkest, dat zich onder leiding van Piet van Egmond voorstelde met Van Beethoven’s Ouverture “Egmont” en Grieg’s pianoconcert, maakte een veelbelovende indruk: het samenspel bleek vergevorderd en de intenties van de dirigent werden goed gevolgd. De klankverhoudingen behoeven echter verbetering: vooral het koper leek mij te luidruchtig tegenover de wat magere strijkers. De pianist Joh. G. de Jong was in Grieg een zeer goede solist, die voortvarend en met uitstekende techniek speelde.
Greet Koeman, Jan v. Mantgem en Gerard Holthaus, solisten van de Nederlandse Opera, zongen opera-aria’s en duetten. In de pauze verzorgden collega’s van de kleinkunst een gevarieerd programma, waaraan o.a. meewerkten Frans Nienhuys, Dora Paulsen en Rudolf Nelson.
LEX VAN DELDEN