Men heeft in deze kolommen vorige week kunnen vernemen, welk een diepe indruk Bartók’s concert voor orkest toen heeft gemaakt. Zonder superlatieven te gebruiken wil ik – na de herhaling ervan, Donderdagavond op het volksconcert in het Amsterdamse Concertgebouw – slechts nuchter-zakelijk vaststellen, dat wij zonder twijfel te maken hebben met een werkelijk nieuw meesterwerk, dat op één lijn te stellen is met de toppunten uit de gehele muziekliteratuur, met een Bach, een Beethoven.
Van Beinum gaf er een meesterlijke, meeslepende vertolking van. Men moet hem dankbaar zijn, dat hij het werk enkele keren op zijn programma’s heeft geplaatst; want slechts bij herhalingen van deze (en ook van andere belangrijke!) hedendaagse muziek is ons concertleven gebaat.
Voor de pauze hoorde men zeer mooi verzorgde uitvoeringen van Beethoven’s “Egmont-ouverture”, Schubert’s “Rosamunde-muziek” en het concert voor harp en fluit van Mozart, waarin Phia Berghout en Hubert Barwahser – resp. eerste harpiste en solofluitist van het Concertgebouworkest – de uitstekende solisten waren.
LEX VAN DELDEN