DAT de violist Constant Moerman als solist in Lalo’s “Symphonie espagnole” Donderdagavond in het Amsterdamse Concertgebouw zulk een uitbundig succes oogstte, zal wel voornamelijk zijn toe te schrijven aan de dankbare virtuositeit van het werk zelf.
Moerman wist hiervan ten volle profijt te trekken en bleek de technische moeilijkheden goed te beheersen. Nochtans bezat zijn soms door onzuiverheid ontsierd spel niet voldoende charme en glans om voortdurend te kunnen boeien. Daarbij kwam, dat dirigent Hein Jordans in de orkestbegeleiding de zwaarte van een te sterke nadrukkelijkheid legde, zodat het vaak wankele geheel een weinig bezielde indruk maakte.
Dezelfde overmaat aan zwaarte kon men constateren in Mozart’s “Eine kleine Nachtmusik”, dat het concert had geopend.
Aanmerkelijk beter bleek Jordans zich thuis te voelen in Tsjaikowsky’s vierde symphonie, die met veel élan werd uitgevoerd.
LEX VAN DELDEN