Nadat van Beinum in de Groote Zaal het abonnementsconcert van Zondagmiddag had geopend met een goede reproductie van Hendrik Andriessen’s “Capriccio”, hoorde men den Franschen violist Henry Merckel als solist in het derde vioolconcert van Saint-Saëns.
Merckel speelde het uiterst dankbare werk in een speelschen stijl met prachtigen viooltoon en uitnemend van techniek, doch bleef naar onzen smaak wel wat aan de oppervlakte. De uitvoering boeide althans matig en het orkest bracht het ook niet veel verder dan geroutineerd gespeelde, vrij slordige begeleiding.
Na de pauze kregen wij een slappe verklanking van Debussy’s “Prélude à l’après-midi d’un faune”, waarin het orkestspel wel is waar beter slaagde dan voor de pauze, maar waaraan de spanning ontbrak.
Tot slot ging de derde symphonie van onzen landgenoot Léon Orthel, een in wat moderne klanken gehuld, langdradig en pathetisch stuk van zeer on-modernen inhoud. De lengte leek ons ongemotiveerd. Veel indruk liet het werk niet achter, zoodat voor de vele Amsterdammers deze toch al vrij futlooze middag in een laagtepunt eindigde.
LEX VAN DELDEN