DE pianist Irvin Schenkman, die Vrijdagavond in de Amsterdamsche Kleine Zaal optrad, is een sterke persoonlijkheid, die wist te boeien.
Behalve een zeer groote, niet geheel trefzekere techniek, toonde hij een rijk genuanceerden aanslag, die zoowel een mooi pianissimo opleverde, als een machtig fortissimo. Zijn voordracht bleek gevoelig, soms overgevoelig te zijn. Waarschijnlijk moet men de plotselinge gevoelserupties aan onbeheerschtheid toeschrijven.. Hieronder leed Bach’s “Chromatische fantasie en fuga” het meest.
Van de laatste van Beethoven’s drie “Sonaten voor het kamerklavier” kreeg het merkwaardige langzame slot (thema met variaties), een bezonken, dichterlijke vertolking. In Chopin’s sonate opus 58 hadden wij den klank graag wat meer kleur gegund.
Na de pauze hoorde men een knappe uitvoering van de “Fantasia quasi Sonata” die de 26-jarige Liszt componeerde nadat hij samen met de gravin d’Agoult in Dante’s “Goddelijke Comedie” had zitten lezen in het park van de villa Melzi aan het Comomeer.
De toegift, een étude van Chopin, werd het hoogtepunt van den avond.
LEX VAN DELDEN