Het Amadeuskwartet dat zich gisteravond in de volle Bachzaal aan de Amsterdamse Kunstkring kwam voorstellen, heeft een overrompelende indruk gemaakt. Vorig jaar hoorde ik dit Engelse ensemble tijdens het muziekfeest der I.S.C.M. in Brussel en reeds toen trof mij dit ver boven de middelmaat uitstekende kwartetspel.
Nu ik deze vier meesterlijke musici in een eigen recital heb gehoord – ze speelden strijkkwartetten van Haydn, Tippett en Schubert (opus 161) – moet ik vaststellen dat men hier met een ensemble van uitzonderlijk formaat te maken heeft. Vlekkeloze techniek, homogeen samenspel, een volmaakte nauwkeurigheid bij het realiseren van het notenbeeld en een voorbeeldig inzicht in structuur, stijl en wezen der uitgevoerde werken, ziedaar de sterke basis waarop dit kwartet steunt.
Wat mij echter het meest trof was dat er met een weergaloos enthousiasme werd gespeeld, een geestdrift die vóór alles een jonge, frisse, meeslepende indruk maakt en waaraan geroutineerdheid (in de slechte betekenis dan) volstrekt vreemd is. Dat deze musiceerdrift – waar dit nodig was – voldoende ruimte liet voor bezonkenheid en diepte, maakte het geheel nóg verrassender.
Tippett’s tweede strijkkwartet bleek een uitmuntend geschreven werkstuk, waarin vooral de fuga (het Andante) opviel. Dat het werk als geheel toch niet steeds boeide, is toe te schrijven aan een gebrek aan contrasten, dat de uitdrukkingskracht vervlakt en climaxen vrijwel steeds onmogelijk maakt.
Het hoogtepunt van de avond was zonder twijfel Schubert’s kwartet waarin niets te wensen over bleef: een unieke uitvoering welke met duidelijke geestdrift werd ontvangen.
LEX VAN DELDEN