Op het concert, dat het Utrechts Stedelijk Orkest gisteravond voor de Amsterdamse Kunstkring in de grote Concertgebouwzaal gaf, heeft de uitvoering van Berlioz’ ouverture “Benvenuto Cellini” mij verreweg het meest geboeid. Dirigent Paul Hupperts had er kennelijk bijzonder hard op gerepeteerd en wist het perfect reagerende orkest niet alleen een prachtige glans te ontlokken, maar het bovendien tot een overrompelende geestdrift te brengen.
Antonio Janigro speelde daarna met voortreffelijke techniek en toon Saint-Saëns’ eerste celloconcert, maar zijn spel bleef zo weinig emotioneel, dat het geheel toch een lome, trage indruk maakte. Aan Guillaume Landré’s met het Wilhelmus doorschoten “Piae Memoriae”, ter nagedachtenis van de voor het vaderland gevallenen gecomponeerd, gaf het Utrechtse Toonkunstkoor zijn beste krachten.
Tot slot: Strawinski’s “Petroesjka” in de nieuwe versie, met Luctor Ponse als pianosolist. Het werd een uitvoering waarin bij vlagen een meeslepend élan werd bereikt, dat met name in het slotfragment tot een indrukwekkende climax leidde. Dat het geheel toch delen bevatte, die technisch niet vlekkeloos waren, zal wel zijn toe te schrijven aan de kwaliteit van enkele orkestgroepen, die dit moeilijke werk nog niet helemaal aankunnen.
LEX VAN DELDEN