De zinloosheid van het huidige concertleven is gisteravond weer eens in Amsterdams kleine Concertgebouwzaal aangetoond. Want zinloos en volmaakt overbodig was het dat Enrique Arias helemaal uit Zuid-Amerika hierheen was gekomen om te laten horen hoe onbewogen, schools en stumperig hij piano speelt. Bach, Mozart en Beethoven waren het slachtoffer van zijn technische onmacht en muzikaal wanbegrip.
Meer slachtoffers heb ik hem niet horen maken, want na de pauze was ik in de Bachzaal, waar Jos Vincent-Woldendorp haar altachtig-getimbreerde mezzosopraan in dienst stelde van een opmerkelijk programma: liederen van Debussy, Tailleferre, Harsànyi en Dandelot.
De laatste twee componisten bleken wat bleke afgietsels in impressionistische trant te hebben gewrocht, maar de liederen van Tailleferre bewezen dat dit vrouwelijke lid van de vroegere “Groupe des six” haar beroemde bentgenoten Poulenc, Milhaud en Honegger in oorspronkelijkheid soms overtreft.
Op het eerste gehoor leek de zangeres de intelligentie te bezitten om een lied expressie en psychische gestalte te geven. Maar langzamerhand kwam ik tot de overtuiging dat haar uitdrukkingsmiddelen toch te beperkt waren om te overtuigen.
Zij had daarbij nog een onvoldoend ontwikkelde stem welke de strijd met een ontoereikende ademtechniek af en toe hinderlijk duidelijk verloor. Onzuiverheid, vooral in de hoogte, was er o.a. het gevolg van.
Loo Vincent zorgde voor goede pianobegeleidingen.
LEX VAN DELDEN