Vijf concerten op de gramofoon: drie pianisten, twee violisten
HET soloconcert neemt nog steeds een belangrijke plaats in ons concertleven in; het is geen geheim dat een instelling als bijvoorbeeld het Concertgebouw een orkestuitvoering slechts uitverkocht meent te krijgen, als er op het betreffende concert ook een solist optreedt. Een solist met een pakkende naam liefst. Overal ter wereld schijnt dat zo te zijn en de publieke belangstelling begint daaronder nog steeds niet te verminderen. In dit licht bezien is het alleszins begrijpelijk dat ook de gramofoonmaatschappijen zich met toewijding en vaak bij voorkeur op dit gebied der muziek begeven. Deze maand waren hiervan duidelijk de resultaten te bespeuren: drie maatschappijen brachten maar liefst vijf concerten in de handel, te beginnen met de dit jaar herdachte Bach en eindigend met Rachmaninow.
Van het pianoconcert in f kl. t. van Bach bracht His Master’s Voice een goede reproductie uit onder nummer DB-4679-80. Evenals bij de meeste andere pianoconcerten van Bach is ook hier sprake van een bewerking van een vioolconcert, dat in g kl. t., dat verloren is gegaan. Die afkomst is in de huidige versie voor piano duidelijk merkbaar.
Edwin Fischer speelde het met zijn naar mijn smaak te uitgebreide kamerorkest; hij deed het virtuoos, te virtuoos en te solistisch ook. In Bach’s concerten vereisen nl. ook de orkestpartijen afzonderlijke en gelijkwaardige aandacht, in een hecht verband met de obligate partij. Met name het Presto lijkt mij te snel uitgevoerd, waardoor de nadruk ten onrechte op de virtuositeit kwam te liggen. Afgezien van enkele oneffenheden in de orkestpartij, is het geheel acoustisch een goede realisatie geworden. Aan de vierde plaatkant een vrijwel onbekende contradans van Mozart: “Das Donnerwetter” (KV 534). Prijs per plaat f 6.50.
Romantiek
Nóg twee pianoconcerten kwamen op de markt, beide de romantiek vertegenwoordigend. Dat gebeurde dank zij Columbia, die Liszt’s eerste en Rachmaninow’s derde concert opnam.
Het eerste pianoconcert van Liszt, dat een niet te miskennen invloed heeft uitgeoefend op de pianotechniek, voor het eerst in 1855 ten gehore gebracht met de componist aan de vleugel en Hector Berlioz als dirigent, vertoont menige interessante vondst op het gebied der instrumentatie. De merkwaardigste is wel het solistische, maar wat triviale gebruik van de triangel in het derde deel, hetgeen het concert de bijnaam van “de ijscoman” bezorgde. Het is geen recente, maar niettemin toch een goede heldere opname geworden, waarin Walter Gieseking’s (wat zwevende) spel volledig tot zijn recht komt. Met sommige opvallend eigengereide tempi van de pianist zullen velen het niet eens zijn, maar de partij die Sir Henry Wood het Londens Philharmonisch Orkest liet spelen, is uitstekend. (Col. LX 181-82, f 6.50 per plaat).
Van Rachmaninow is het tweede pianoconcert verreweg het bekendste. Het derde doet er weinig voor onder en herinnert in thematiek, instrumentatie en vorm bijzonder veel aan zijn voorganger. De even brillante als Slavisch-temperamentvolle pianopartij was bij Malkoezinski in voortreffelijke handen en Paul Kletzki liet de orkestbegeleiding (door het Philharmonia Orkest) alle recht wedervaren. Op enkele fragmenten na, die niet voldoende doorzichtig klinken, is de geluidsproductie uitmuntend. (Col. LHX 8016-20, f 6.50 per plaat).
Ideale uitvoeringen
Twee van de meesterlijkste concerten uit de vioolliteratuur, die van Mendelssohn en Beethoven, kregen niet slechts een ideale reproductietechniek toegemeten, maar bovendien een ideale uitvoering.
In het concert van Mendelssohn herkent men de componist van de Lieder ohne Worte (Andante) en van de muziek bij Shakespeare’s Midzomernachtdroom (Finale). Gratie, lyriek, sprankelende fantasie en ruiterlijkheid, al die eigenschappen hoort men in het meeslepende, gloedvolle, technisch volmaakte spel van de violist Campoli terug en het Londens Philharmonisch Orkest o.l.v. Van Beinum zorgde voor een vrijwel vlekkeloze begeleiding. De geluidsreproductie van Decca is uniek: in alle registers fraai van sonore klank. (AK 290-92, f 6.50 per plaat).
Van het volmaaktste, evenwichtigste vioolconcert, dat van Beethoven, verzorgde Columbia een al even schitterende opname. Mannelijke kracht en tedere sierlijkheid zijn hier in een onovertrefbare harmonie van vorm en inhoud samengebracht. En diezelfde harmonie kenmerkt het sterk verinnerlijkte spel van Joseph Szigeti, wiens prachtige viooltoon geheel in dienst wordt gesteld van een nobele expressie. Bruno Walter en het New Yorks Philharmonisch Orkest stonden Szigeti op dit zelfde hoge niveau volmaakt terzijde. (Col. LHX 8007-11, f 6.50 per plaat).
LEX VAN DELDEN