“Victoria en haar Huzaar” van Paul Abraham is – wat de muzikale lyriek betreft – niet een van de sterkste nummers uit het operette-repertoire, maar het bevat daarentegen legio kansen tot humoristische situaties, en die laatste omstandigheid heeft de Hoofdstad Operette (voortzetting van de vroegere Fritz Hirsch Operette) op uitbundige en kostelijke wijze uitgebuit. De Amsterdamse première, Zaterdagavond in Carré, is dan ook in de eerste plaats voor de onweerstaanbare clown Fritz Steiner een opvallend succes geworden: met name zijn geestig gevonden bijna woordloos duet met Otto Aurich (eveneens een goed komiek) zal geen Amsterdammer mogen missen.
Dat betekent niet, dat er verder niets te waarderen zou zijn. Geenszins, want de gehele voorstelling werd gekenmerkt door verzorgdheid, vlotheid en een beweeglijke charme. “Het” paar werd ditmaal gevormd door de goedzingende, maar wat zwaar op de hand acterende Tini Alma en Herman Valsner, die – hoe waardeerbaar zijn pogingen ook waren – niet kon waarmaken, dat hij dé jeune-premier is.
Paul Harden viel op door zijn sober en daardoor indruk makend spel en Helena Rajewska was van een frisse en vrolijke dartelheid. Maar voor de grootste verrassing zorgde Ruth Rhoden, die dit keer een bijzonder vermakelijke rol had op te knappen, en van deze voor haar ongewone taak kweet zij zich op niet na te vertellen wijze.
Elisabeth Hermann en Walter Frank leverden vindingrijke en goed uitgevoerde dansen en als steeds kwam het geestdriftige élan van dirigent Julius Susan, die ik gaarne eens een Nederlandse operette zou willen zien leiden. Wat denkt de Hoofdstad Operette van Hubert Cuypers’ al jaren niet meer ten tonele gebrachte “Prinses Carnaval”?
LEX VAN DELDEN