Om verschillende redenen was het koorconcert van “De Stemmen van Amsterdam “, gisteravond in de goed bezette, hoofdstedelijke grote Concertgebouwzaal, ten bate van het Hulp-actie-Comité Davos, van uitzonderlijk gehalte. Het meeste trof mij het voorbeeldig samengestelde programma: vóór de pauze 6 Nederlandse werken (Zagwijn, Kort, Schreurs, Kef, Hol en een wat minder geslaagde, maar goed klinkende volksliedbewerking van Heydendael). En er ná drie grote composities, waarvan weer twee van Nederlanders: de Hymnus de Spiritu Sancto van Diepenbrock en het bijzonder knap geschreven Te Deum van Hubert Cuypers.
Bovendien kon men genieten van voortreffelijke, goed afgewogen en genuanceerde mannenkoorzang, die in Cuypers’ Te Deum zijn hoogtepunt bereikte. Behalve De Stemmen van Amsterdam werkten hieraan mede Amstels Werkman, Wormerveers Mannenkoor, de IJzangers, Erato, Zang na Arbeid en Kerkgangers. Het belangrijkste aandeel in deze zo geslaagde avond had uiteraard de dirigent Jac. Kort, die èn als koorpaedagoog èn als samensteller van het repertoire steeds weer bewijst tot de kleine elite van vooraanstaande koorleiders te behoren.
Solistische medewerking verleenden Johan Feltkamp (fluit) en Rahel Mengelberg (harp): vooral Feltkamp’s nieuwe cadens in het Andante uit Mozart’s concert voor fluit en harp was verrassend. Joep Schreurs verzorgde de orgel- en pianobegeleidingen.
Die middag hoorde ik in de vrijwel lege Kleine Zaal Magda László: een donker-getimbreerde, uitnemend klinkende sopraan, die technisch goed wordt gebruikt. Maar de expressie is nog te schools, te weinig geschakeerd om voortdurend te kunnen boeien. Het beste bevielen mij de oude Italianen Monteverdi, Pergolesi en Cesti. Dat de rest van het programma (o.a. Debussy en Schumann) veel minder indruk maakte, is gedeeltelijk stellig te wijten aan de gebrekkige, houterige begeleiding van Luigi Cortese.
LEX VAN DELDEN