Amsterdam heeft Zaterdagavond in Carré geklapt, gestampt en geschreeuwd zelfs. En die uitbundige bijvalsbetuigingen betroffen de première in de hoofdstad van Kálmán’s charmante en muzikale operette “Die Csárdásfürstin”, in een modelopvoering door de Hoofdstad Operette, die met deze prachtige voorstelling overduidelijk aantoonde met recht de voortzetting te zijn van de vroegere Fritz Hirsch Operette.
Er werd hier een waarlijk schitterend geheel bereikt, waarin de solistische prestaties, hoe voortreffelijk ook, ondergeschikt waren aan een in alle opzichten volmaakt ingespeeld ensemble. Zo zien we in ons land zelden operette spelen, zulk een zwier en lichtheid, zulk een bijna Weense gratie en geestigheid zagen wij althans in jaren niet meer.
Ruth Rhoden (in de titelrol) en Hellena Rajewska, beiden goed zingend en charmant, Johan van der Zalm, vocaal uitmuntend en als acteur enorm vooruitgegaan, Paul Harden, met zijn bekwaam vakmanschap, zij en alle anderen waren beter dan ooit tevoren.
Maar wat de komieken Fritz Steiner en Otto Aurich (die voor een opmerkelijk fantasierijke regie zorg droeg) presteerden, is nauwelijks te beschrijven. Laat ik volstaan met te vermelden, dat er onbedaarlijk gelachen is om hun haast onuitputtelijke rijkdom aan allerzotste vondsten.
Julius Susan deed met zijn orkest wonderen en dat de voorstelling zulk een brille en vaart had, ligt voor een belangrijk deel stellig aan hem. Wie operette in optima forma wil zien, moet beslist naar Carré, dat vier weken lang deze voortreffelijke opvoering op zijn planken heeft.
LEX VAN DELDEN