Categorieën
Het Parool

Dr. Peter van Anrooy zeventig jaar

Markante persoonlijkheid met een verkwikkende humor

(Van onze muziekredacteur)
Wie ooit het voorrecht mocht genieten een gesprek te hebben met dr. Peter van Anrooy, zal een waardevolle ervaring rijker zijn geworden. Want deze dirigent, componist (o.a. van de Piet Hein Rhapsodie), schrijver en spreker over muziek, die 13 October zeventig jaar wordt, is – en dat merkt men al heel gauw – een markante persoonlijkheid, die veel, heel veel weet te vertellen uit zijn aan herinneringen zo rijke loopbaan en die dat met een zeer eigen soort humor doet. Een man, aan wie drie orkesten enorm veel te danken hebben: het Groningse, de A.O.V. en het Residentie Orkest. Een man, die voor ons gehele land van grote betekenis was en nog is (men denke slechts aan zijn radio-causerieën), al beweert hij zelf, dat hij na veertien jaar teruggetrokken te hebben geleefd, nu wel zeer onverwacht in het zonnetje wordt gezet: men gaat hem huldigen, zijn werken worden dan gespeeld, in Den Haag en voor de radio.

“U bent toch in Rusland geweest, nietwaar?”

“Zeker, dat was 1899. Met Willem Kes mocht ik toen, als negentienjarige, mee naar Moskou. Daar heb ik Tsjaikowski’s broer Modeste ontmoet en zijn leerling Tanejew, die mij les gaf in contrapunt en vriend van Tolstoi was. “Opstanding” was juist verschenen, toen ik in Moskou kwam. Zelfs heb ik nog een bezoek gebracht aan huize Tolstoi, maar de schrijver zelf was toen jammer genoeg niet thuis.”

Terug in Holland, volgden vijf jaren als dirigent voor de Groninger Orkest Vereniging. “Vijf heel belangrijke jaren, die mij zelfvertrouwen hebben gegeven,” vindt dr. Van Anrooy, “want daarvóór had ik nooit veel vertrouwen in mezelf. Vooral concertmeester Clemens Schröner heeft mij in die tijd met raad en daad bijgestaan. Na zeven zware jaren in Arnhem in 1917 voor het Residentie Orkest, dat ik achttien jaar heb geleid. Wat ook mijn fouten mogen zijn geweest, ik heb er steeds naar eer en geweten, met de volledige inzet van alles wat in mij was, gewerkt. Vooral de jeugdconcerten, met toelichtingen, gaven me veel voldoening.”

Windmachine: afzichtelijk

Heel persoonlijke meningen houdt dr. Van Anrooy er op na over de meesters der instrumentatiekunst: “Mozart, Bizet, Berlioz, Rimski-Korsakow, Borodin en Glazoenow zijn de componisten die het orkest volkomen kenden en er volmaakt voor wisten te schrijven. Ik heb het hier niet over de muzikale waarde van hun werk.”

“In tegenstelling tot de thans heersende mening, vind ik, dat Ravel en ook Debussy wel eens dingen schreven, die niet goed realiseerbaar zijn, niet klinken,” zegt dr. Van Anrooy. “En ook Richard Strauss gebruikte soms effecten, die het absoluut niet doen. Neem bijvoorbeeld de windmachine in zijn “Don Quichotte”. Een afzichtelijk instrument, dat ik niet kon aanzien. Ik liet er altijd een gordijntje omheen zetten. Maar het klinkt ook niet; als het hele orkest speelt, hoor je van die windmachine niets meer.”

Het aantal Nederlandse werken, dat dr. Van Anrooy dirigeerde, is niet gering, dat dient te worden gezegd. Een kleine greep. Pijper, Wagenaar, Diepenbrock, Zweers, H. Andriessen, Jan van Gilse, Willem Landré. En ook buitenlanders van deze tijd: Hindemith, Honegger, Strawinski, Bartók. “Dat is de plicht van iedere dirigent,” vindt hij.

“Ik heb gehoord dat er een wonderkind-dirigent van 9 jaar is. Walgelijk! Veel beter zou het zijn er twee van 4 jaar te hebben,” zegt hij en men hoort het sarcasme in zijn stem. “Ik wacht nog steeds op een wonderkind-violist, die des morgens om 6 uur zijn eerste vioolles krijgt en ‘s avonds om 8 uur het vioolconcert van Wieniawski speelt. Dat is pas wat bijzonders.”

Ziehier dr. Peter van Anrooy ten voeten uit, een man met een verkwikkende humor bovendien. Zulke figuren bezit Nederland helaas maar weinig. En hoe belangrijk dat gevoel voor humor kan zijn, weet dr. Van Anrooy zelf het beste: “Het heeft mij al die jaren van hard werken steeds overeind gehouden.”