Mendelssohn’s oratorium “Elias” is, in tegenstelling met vele andere in dezelfde tijd ontstane, gelijksoortige werken, nog springlevend. Dat bleek mij Dinsdagavond in de grote Concertgebouwzaal van Amsterdam, waar “Die Catholycke Sanghers” het uitvoerden. Hoe meesterlijk is deze werkelijk geïnspireerde muziek gerealiseerd! En hoe voortreffelijk is zij voor de koren geschreven, die er niet alleen muzikaal een dankbare taak aan hebben, maar bovendien een leerschool. Want deze koortechniek is uitermate geschikt om de zangcultuur te ontwikkelen.
Zoals gezegd: “Elias” kan de aandacht nog steeds gespannen houden. Maar voortdurend boeien deed deze uitvoering toch niet en dat vond zijn oorzaak in de gebrekkige en slappe directie van Jan de Jong, die bewees niet voldoende thuis te zijn in de koorzang en met een orkest in het geheel niet te kunnen omgaan. Overigens deed het Amsterdams Symfonie Orkest wat het kon. Solisten waren Corrie Bijster, Leny Kooning-Pool, Wiebe Drayer en Herman Schey.
Mary Bothwell
Ik herinner mij niet ooit een scène uit een opera van Wagner op een recital te hebben gehoord, onttrokken dus aan de theatersfeer. Mary Bothwell, Canadese sopraan, had de slechte smaak dit wel te doen. Zij zong de Liebestod uit “Tristan”, Dinsdagavond in de Kleine Zaal, en zij demonstreerde er voornamelijk haar krachtig geluid mee. In liederen van Schubert en Brahms was dat beslist onvoldoende. Bovendien stoorden felle dramatische accenten, valse pathetiek en theatraliteit, die deden vermoeden hier met een operazangeres te doen te hebben.
Zuiverheid van stijl en expressie ontbraken ten enenmale in dit, ook technisch lang niet volmaakte, zingen, waarin voortdurend noten te laag werden ingezet, alweer een operagewoonte. Felix de Nobel, die begeleidde, voelde zich kennelijk niet op zijn gemak in dit voor hem ongewone recital.
LEX VAN DELDEN