Categorieën
Het Parool

“Stem des Volks” zong “De Zondvloed”

Saint-Saëns’ oratorium “De Zondvloed” vormde het programmadeel na de pauze van het concert, dat de “Stem des Volks” Zaterdagavond in Amsterdams volle grote Concertgebouwzaal gaf. Het is begrijpelijk, dat dit werk zelden meer wordt uitgevoerd. Want naast charmante en knap geschreven passages bevat het evenzeer te gemakkelijk neergeschreven en over-lyrische fragmenten, die nauwelijks boeiend zijn.

Het was een ondankbare taak voor de uitvoerenden en dirigent Antoon Krelage dit in vele opzichten zwakke geheel enig reliëf te geven. En daarin slaagde men dan ook nauwelijks. Bewezen werd slechts, dat de keuze van dit werk niet erg gelukkig was. Hoe energiek Krelage ook dirigeerde, het bleef alles zielloos en leeg.

Het koor was goed voorbereid, het Utrechts Stedelijk Orkest echter minder in vorm dan gewoonlijk. Solisten waren Dora van Doorn-Lindeman, Akke de Vries, Wiebe Drayer en Otto Couperus, en ook zij zongen weinig overtuigend.

Wethouder De Roos woonde het concert bij, dat met Beethoven’s Negende was geopend.

Tegelijkertijd bevestigde in de Kleine Zaal Janine Dacosta de indruk die zij vorig jaar reeds had gemaakt: een geboren pianiste, een van de grote jeugdige talenten, waaraan onze tijd zo rijk is. Vlekkeloze techniek, frisse en charmante muzikaliteit, overrompelende musiceerdrift; ziedaar haar uitzonderlijke kwaliteiten.

Jammer dat haar programma voor de pauze twee omvangrijke werken bevatte, die beide moeilijk verteerbaar zijn: Brahms’ “Händelvariaties” en Schumann’s “Carnaval in Wenen”. Sterker zijn Fauré’s Barcarolles en Impromptus en hierin kwam Janine Dacosta’s spel dan ook pas tot volle ontplooiïng.

LEX VAN DELDEN