Het Amsterdamse Kunstkring-publiek heeft Vrijdagavond Kathleen Ferrier toegejuicht en bewonderd om haar weergaloze zingen. Wat moet men daarin het meeste prijzen? De wonderbaarlijke schoonheid van haar grote alt, de moeiteloze techniek of de indrukwekkendheid van haar eenvoudige voordracht? Ik kan geen keuze doen, want al die eigenschappen bezit deze Engelse zangeres en zo werd Schumann’s “Frauenliebe und -leben” een ware verrassing. Want deze liederencyclus, die reeds lang verbleekt scheen, werd nieuw leven ingeblazen en hij maakte diepe indruk.
De tweede verrassing deze avond waren de vier liederen van Stanford, de Ierse componist. Levend van 1852 tot 1924, was hij een der voorvechters voor een nieuwe Engelse muziek. Van zijn uitgebreide oeuvre hoort men hier vrijwel niets meer. Ten onrechte, zoals uit zijn door de folklore beïnvloede liederen bleek: zij zijn persoonlijk van melodische lijn en harmoniek, zuiver van uitdrukkingskracht en hierdoor boeiend. Kathleen Ferrier oogstte er een duidelijk succes mee.
Phyllis Spurr begeleidde correct, maar wat droog.
LEX VAN DELDEN