De Bond van Amsterdamse Zangverenigingen heeft gisteravond op het Bondsconcert in de volle grote Concertgebouwzaal blijk gegeven ernst te maken met de sanering van het koorrepertoire. Van de werken, die de zeven optredende koren uitvoerden, was verreweg het grootste deel van een goed niveau en dat Amsterdam over genoeg stemmenmateriaal beschikt, bleek overduidelijk.
Dat moeilijke koorwerkjes als die van Palestrina en Purcell op meer dan voldoende wijze werden gezongen, is op zichzelf al verblijdend. En wat tot meer vreugde strekt: de uitspraak van het Engels, voor dilettanten toch waarlijk niet gemakkelijk, was zeer goed.
Maar behalve al deze prettige dingen, dient óók te worden opgemerkt, dat de meeste dirigenten over te weinig kennis van zaken beschikken. Het zal dan ook vóór alles nodig zijn de kwestie van de opleiding van koordirigenten ernstig onder ogen te zien. Want zij zijn het uiteindelijk, die het koorwezen leiding moeten geven.
Het programma werd gecompleteerd met enkele pianosoli door Hans de Jong.
De celliste Blanche Schiffmann, die tegelijkertijd in de Kleine Zaal een recital gaf, bracht de eerste uitvoering van Escher’s Sonata Concertante (uit 1943): een voortreffelijk gebouwd stuk, belangrijk van inhoud en uitstekend voor de instrumenten geschreven in een persoonlijke, zij het ook Frans georiënteerde stijl. Evenals in Beethoven’s sonate opus 102, nr. 2 toonde de celliste ook hier een behoorlijke techniek te bezitten; haar optreden maakte een sympathieke indruk, vooral door haar gezonde muzikaliteit.
Het was jammer, dat dit spel wat schools bleef, weinig bezield ook. Wèrkelijke muziek kwam van haar voortreffelijke begeleider Jan Odé.
LEX VAN DELDEN