HET spel van de jeugdige Italiaanse pianiste Rossana Bottai, die gisteravond in Amsterdams kleine Concertgebouwzaal een recital gaf, een verrassing te noemen, is lang niet voldoende: het was een openbaring! Want dit was veel meer dan een demonstratie van haar ongehoord mooi uitgebalanceerde en virtuoze techniek, hier was een kunstenares van de allereerste orde aan het woord. Het publiek heeft voor zoiets een fijne neus: reeds na de eerste programmahelft moesten twee toegiften volgen (een étude en de écossaises van Chopin) en aan het slot kon Rossana Bottai het podium eerst verlaten na vijf extra’s.
Het “eigenlijke” programma vermeldde o.a. Beethoven’s vrijwel niet te realiseren sonate opus 111, die zo doorleefd en aanvaardbaar van opvatting werd gespeeld als ik het zelden hoorde. En dat was ook het geval in Chopin, in Debussy’s “L’isle joyeuse”. Zij weet vooral ieder stuk naar vorm en inhoud op te bouwen, en wat het belangrijkste is: alles wat zij speelt, wordt onder haar handen levende muziek, van een brandende hartstochtelijkheid of een verstilde poëzie.
Moge het niet bij dit opzienbarende debuut blijven; Amsterdam dient haar vaker te horen.
LEX VAN DELDEN