HET was een verrassend goed programma, dat het socialistisch zangkoor “Paraat” Zaterdagavond in Amsterdams Bachzaal uitvoerde. Vrij van het goedkope sentiment en de technische trucjes, eigen aan de liedertafelstijl, kan het als voorbeeld gelden van programmasamenstelling. Bij de meeste koren in ons land hapert daar nog zeer veel aan; het is een bijzonder verheugend verschijnsel, dat het juist een arbeiderszangvereniging was, die dit voorbeeld gaf.
Dit is voor alles te danken aan een leiding, die verantwoordelijkheidsbesef bezit en tevens smaak en inzicht in de mogelijkheden van de koorzang. Zulk een leider is dirigent Johan F. Keja; dat bewees hij duidelijk door de bezielde wijze, waarop zijn koor, zuiver en met begrip, werken zong van o.a. Sweelinck, Da Vittoria en Arcadelt. En al mocht de klankschoonheid, speciaal wat de tenoren betreft, nog niet volmaakt zijn, het bewijs werd geleverd, dat men op de goede weg is.
Wim Hesterman (fluit), Jacoba Voortman (hobo) en Gery Romviel (piano) speelden sonates van o.a. de Fesch en Loeillet.
LEX VAN DELDEN