Van Beinum dirigeerde Bruckner op eerste jubileumconcert
EEN met bloemen versierd podium en de aanwezigheid van minister-president dr. L. J. M. Beel, de ministers mr. Dr. P. J. Witteman, dr. Jos J. Gielen, mr. Dr. J. in ‘t Veld, de burgemeester van Amsterdam mr. Arn. J. d’Ailly, de Engelse oud-minister van Oorlog, mr. Hora Belisha, talrijke andere autoriteiten, gezanten, consuls en vertegenwoordigers van kunstinstellingen zorgden Zaterdagavond in de grote Concertgebouwzaal van Amsterdam voor een omgeving, welke geheel paste bij het feestelijke concert, waarmee Nederlands eerste orkest zijn diamanten jubileumviering inzette.
Na een door de stampvolle zaal staande meegezongen Wilhelmus, dirigeerde Eduard van Beinum Bruckner’s machtige “Te Deum”, de oprechte, tijdloze en haast onaardse lofzang van deze kinderlijk gelovige mysticus. Van Beinum, die een bijzondere affiniteit met deze gevoelswereld bezit, doorstraalde met zijn volledige persoonlijkheid de zeldzaam bewogen en indrukwekkende uitvoering, waarin Jo Vincent, Annie Woud, Frans Vroons en Herman Schey een prachtig solistenkwartet vormden, het orkest uitzonderlijk bezield musiceerde en het Toonkunstkoor door een welhaast ideale vertolking van de ontzaglijk moeilijke koorpartij een uitmuntende indruk maakte.
Na de pauze, waarin Van Beinum in de solistenkamer de Brucknermedaille ontving – een onderscheiding van de Nederlandse Brucknervereniging voor het propageren van Bruckner’s werk – volgde de negende symphonie, de laatste, onvoltooide schepping van deze bij uitstek katholieke componist. En al mag dan de uitvoering hiervan niet even gaaf zijn geweest als die van het “Te Deum”, als geheel maakte deze avond toch een zo diepe indruk, dat de dirigent en het orkest aan het slot een ovatie kregen, die minutenlang aanhield. Ondertussen werden van alle kanten bloemstukken opgedragen, zodat het podium tenslotte bedolven leek onder een ware bloemenzee.
In de Ronde Zaal vond na afloop van het concert een receptie plaats, waar minister Gielen het woord voerde namens de regering, de wens uitsprak, dat het orkest zal blijven “de roem van de stad Amsterdam en de glorie van muzikaal Nederland”. Burgemeester d’Ailly herinnerde aan de ambassadeurstaak, die het orkest voor ons land vervult, en bracht de dank van het gemeentebestuur over.
Herman van den Eerenbeemt, voorzitter van de vereniging “Concertgebouwvrienden”, bood “een erezuil” aan, waarin de namen staan gegrift van hen, die meer dan 25 jaar hun krachten aan het orkest hebben gegeven. Mevrouw Honig, echtgenote van de president van de Raad van Beheer van het Concertgebouw, onthulde het door de beeldhouwer Theo Bennes vervaardigde monument.
Tot slot sprak de heer J. M. Honig een dankwoord: hij reikte daarbij drie gouden eremedailles uit: aan de oud-voorzitter dr. H. P. Heineken, aan het orkest en aan het administratief en technisch personeel. De zilveren medaille kregen mevrouw C. E. Delprat-Reynvaan, die van het eerste concert af, op 11 april 1888, een regelmatig bezoekster is geweest, het oud-orkestlid G. J. S. de Maaré, die nog op het eerste concert heeft meegespeeld, en het oudste orkestlid G. V. Scager, die tevens voorzitter van de maatschappij “Caecilia” is.
Zangconcours in Bachzaal
Op de tweede dag van het zangconcours, door het 60-jarige koor “Oefening baart Kunst” Zondagmiddag in de Amsterdamse Bachzaal gehouden, is aanmerkelijk beter gezongen dan vorige week. Met name de zangtechniek stond op hoger peil; zowel voordracht als keuze der werken behoeven vaak dringend verbetering: de liedertafelstijl bleek nog niet verdwenen te zijn.
In de afd. dameskoren behaalde “Onder Ons” uit Amsterdam met 360 punten een eerste prijs en de dirigentenprijs voor zijn directrice Bep Aarden. Bij de afd. Dubbelmannenkwartetten maakte “Harmonie” uit Amsterdam de beste indruk: eerste prijs (358 punten) en dirigentenprijs voor zijn directeur H. Post.
LEX VAN DELDEN