Verreweg de sterkste indruk van het programma dat Vrijdagavond in de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw door een groot aantal musici voor de Nederlandse Vereniging voor Hedendaagse Muziek werd uitgevoerd, maakte Willem Pijper’s Sextet voor blazers en piano, dat – hoewel reeds 25 jaar oud – niets van zijn frisheid verloren bleek te hebben. Een zeer persoonlijk werk met alle kenmerken, die zo typerend voor Pijper’s latere composities zouden worden, rhythmisch meeslepend, harmonisch verrassend en oorspronkelijk.
Liederen en een trio van de Pool Karol Rathaus vertoonden af en toe wel iets bijzonders in hun klankcombinaties, maar werkelijk nieuw leek dit werk mij toch niet; een modern vernisje om een laat-romantische kern.
Na de pauze hoorde men nog een trio van Géza Frid, een stuk, dat sterk beïnvloed lijkt door de Hongaarse folklore, in sommige fragmenten tzigane-achtig goedkoop, maar steeds effectrijk. Die effecten gaan mij soms wel wat te ver; zo laat Frid de piano bespelen door op het hout van de klep te slaan!
Het blaaskwintet van Jan Ingenhoven bleek een nogal slap geval, dat vooral in zijn vormgeving weinig geslaagd is.
De uitvoeringen stonden over het algemeen lang niet op het peil, dat wij van dergelijke concerten gewend zijn. Maar misschien moet dit toegeschreven worden aan de omstandigheid, dat het programma op het laatste ogenblik nog gewijzigd moest worden.
LEX VAN DELDEN