Men kan het slechts betreuren dat Jo Vincent zo zelden optreedt. Ieder, die deze volmaakte sopraan Woensdagavond in de tot de laatste plaats bezette kleine zaal van het Amsterdamse Concertgebouw hoorde, zal dit beamen. Want dit was zangkunst van de allerhoogste orde, van een ontroerende volkomenheid, als wij zelden meemaken.
Men kent Jo Vincent’s stralende geluid; in de twee groepen prachtige liederen van Wolf, die zij na de pauze zong, bemerkte men, dat deze grote, technisch vlekkeloos beheerste stem behalve stralend ook ongelofelijk teder en verstild kan zijn. De gehele scala van uitdrukkingsmogelijkheden werd hier in uiterste perfectie toegepast. En wat meer is; dit alles werd gedragen door een sterke persoonlijkheid, die zich steeds wist in te leven in de inhoud en de sfeer der liederen.
Men was dan ook voortdurend in de ban van deze waarlijk grote kunst; het publiek bracht Jo Vincent en de pianist Gerard Hengeveld, die haar wat nuchter begeleidde, ovatie op ovatie. Enkele liederen van Wolf kreeg men als toegift.
LEX VAN DELDEN