Zij, die het nog niet wisten, hebben Zondagavond in de Amsterdamse kleine Concertgebouw-zaal kunnen ervaren, dat de violist Jo Juda een zeer knap instrumentalist is. Vooral technisch is dit energieke, trefzekere spel uitnemend verzorgd. Het meest opvallende is wel de gloedvolle toon; jammer, dat die overheersend fors is, soms té fors, zodat men een meer poëtische, intieme klank vaak node mist.
Hindemith’s eerste vioolsonate en Ravel’s “Tzigane” boeiden mij het meest, waarschijnlijk, omdat van deze beide werken het violistisch-virtuoze, dat Juda’s sterkste zijde lijkt, zulk een belangrijk bestanddeel uitmaakt.
Arnold Juda begeleidde zijn broer in een goed-sluitend samenspel, maar ook zijn toon had ik gaarne wat warmer en rijker geschakeerd gewenst.
Het Amsterdamse trampersoneel kan nog meer dan Mokumse gein verkopen in volle trams. Dat bewees het tramkoor “Kunst en Broederschap” Zondagavond in de stampvolle grote zaal van het Amsterdamse Concertgebouw. Onder de bekwame leiding van zijn dirigent Karel Böhne zong dit uitstekend geschoolde mannenkoor een mooi, grotendeels uit Nederlandse werken samengesteld programma, waarop o.a. koorwerken voorkwamen van Paul F. Sanders en Fred. J. Roeske.
De sopraan Gré Brouwenstijn, de bariton Theo Baylé, de pianiste Kitty Baylé-Johns en de violist Theo Olof werkten belangeloos mee aan dit zeer geslaagde concert, waarvan de baten geheel ten goede komen aan de Amsterdamse Blindenbond.
LEX VAN DELDEN