Categorieën
Het Parool

Johanna de Geus zong in de Kleine Zaal

Het was een bijzonder mooi samengesteld programma, dat de zangeres Johanna de Geus Vrijdagavond uitvoerde in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam; Wolf, Debussy, de Falla vóór de pauze, de Nederlanders Orthel en Bordewijk-Roepman er ná. Er sprak smaak uit, en bovendien distinctie. Distinctie kenmerkte trouwens het hele recital.

Dit zingen – hoewel sympathiek – sleept een publiek nooit mee: daarvoor is het stemmateriaal niet toereikend; een aangenaam klinkende sopraan, die echter bij luide hoge tonen te sterk gaat vibreren en scherp wordt. Daarbij toonde de zangeres begrip voor de inhoud der liederen, indringingsvermogen, zo men wil, maar het blijft beperkt tot de lyrische, wat vrouwelijke expressie. Zodra meer vuur wordt verlangd, schiet zij te kort en het is vooral hierdoor, dat men niet steeds wordt geboeid. Kortom: de voordracht bezit te weinig variatie.

Orthel’s liederen op teksten van Rilke klinken goed, zijn echter vrij conventioneel en juist zo is het gesteld met de wel aardige werkjes van Johanna Bordewijk-Roepman. De Zwitser Paul Baumgartner zorgde, vooral in Debussy, voor prachtige begeleidingen.

LEX VAN DELDEN

Mobiele versie afsluiten