Categorieën
Het Parool

Cellist Edmund Kurtz in Kleine Zaal

DE cellist Edmund Kurtz is van geboorte Rus, sinds 1936 woont hij in Amerika. Of zijn verblijf aldaar invloed heeft gehad kan ik niet beoordelen; wèl lijkt mij zijn spel – afgaande althans op zijn recital, Maandagavond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam – meer Amerikaans dan Europees. Het verbluft vóór alles door het formidabele meesterschap, waarmee Kurtz zijn schitterende Stradivarius bespeelt: prachtig van streek, ongelofelijk genuanceerd van toon en ongehoord virtuoos in het passagespel. Voor alle facetten van zijn techniek moet men zijn toevlucht nemen tot superlatieven.

Bovendien is hij bijzonder muzikaal, deze meester-cellist, maar wat ik miste was bezonkenheid, diepgang, overtuigende hartstochtelijkheid, vooral in Brahms. Men wordt door dit spel geboeid om het ongemeen knappe, maar van ontroering is nauwelijks sprake.

Tot slot hoorde men vijf korte stukken: o.a. van de altijd onberekenbare Milhaud een aan Kurtz opgedragen Elegie, een nogal banaal salonstukje. Anthony di Bonaventura was een voortreffelijk begeleider.

Italiaans operaconcert

Het blijft altijd een vrij hachelijke onderneming operasolisten in een concertzaal te laten optreden, zonder de entourage, die de opera in een schouwburg heeft. Ieder gebaar, elke sentimentele uithaal krijgt iets onwezenlijks en bijna lachwekkends. De geheel gevulde grote Concertgebouwzaal bleek gemakkelijk over die bezwaren te kunnen heenstappen, getuige het ovationele succes, dat vier Italiaanse opera-solisten Maandagavond oogstten.

Er was dan ook veel te genieten: de tenor Antonio Madasi, qua zang en expressie verreweg de overtuigendste, en de bariton Ernesto Vezzosi toonden goede vertegenwoordigers te zijn van het onvervalste Italiaanse bel-canto. Een klasse minder waren de sopranen Maria Varesi en Genny Petracchi, die over niet bijzonder mooie stemmen bleken te beschikken. Luigi Martelli begeleidde correct.

LEX VAN DELDEN

Mobiele versie afsluiten