Categorieën
Het Parool

Drie strijkkwartetten

Op het concert van den Amsterdamschen Kunstkring hoorden wij Vrijdagavond in de goedgevulde Kleine Zaal het tweede strijkkwartet van den Hongaarschen componist Kodály, die baanbrekend werk verricht heeft bij het opdiepen en verzamelen van Hongaarsche volksliederen. Het werk draagt dan ook alle kenmerken van dien arbeid en is duidelijk folkloristisch in zijn thematiek. De warme, bijna impressionistische harmonie en bloeiende melodie werden door het enthousiast spelende Hongaarsche strijkkwartet lang niet homogeen en soms vrij grof van klank ten gehoore gebracht.

Evenals in Beethoven’s Kwartet op. 95 werd in Kodály’s werk de homogeniteit vooral ontsierd door de dorre toonvorming van den altist. In het strijkkwartet van César Franck toonde men zich veruit het beste thuis.

Dat de Hongaren dezen avond niet bijzonder goed op dreef waren, schrijven wij toe aan de omstandigheid, dat zij het plotseling verhinderde Sweelinck-kwartet moesten vervangen.

LEX VAN DELDEN

Mobiele versie afsluiten