dinsdag 2 oktober 1951
Subsidie voor Ned. Kamerkoor
Van onze muziekredacteur)
Het Nederlands Kamerkoor heeft van het ministerie van O., K. en W. een subsidie gekregen die het voortbestaan van
het koor mogelijk maakt. Een, in deze tijden van pecunaire malaise voor de kunst, bijzonder verheugend bericht.
"Het is een subsidie tot Januari 1952", zegt Felix de Nobel, de dirigent, "en men heeft in het vooruitzicht gesteld dat volgend jaar weer financiële steun zal komen. Men heeft er op het ministerie hard voor gevochten. Was de steun niet gekomen dan zou het koor stellig zijn opgeheven. Uit gebrek aan belangstelling in ons land.
"Ik weet wel", zegt de Nobel, "dat vele kunstkringen ons optreden niet kunnen financieren. Maar nu kunnen wij - door die subsidie - goedkoper voor ze optreden, en daardoor kan de belangstelling toenemen. In het buitenland is de situatie beter; vorig seizoen zongen wij in België, Frankrijk, Italië en op het Edinburg Festival, waar het succes enorm was. Speciaal onze uitspraak van zoveel talen werd geroemd.
Trouwens, behalve Nederlandse, schrijven nu ook buitenlandse componisten werken voor het koor: Frank Martin bijvoorbeeld, en Alexandre Tausman, die na ons laatste concert in Parijs "Quatre prières" voor ons componeerde. Waarschijnlijk gaan we begin 1952 weer naar Italië, aldus De Nobel.
woensdag 3 oktober 1951
Ned. Musici naar het buitenland
(Van onze muziekredacteur)
Het Nederlandse Impresariaat, dat nu zijn vijfde jaar ingaat, blijft vooral de indruk leggen op de propaganda voor
Nederlandse kunstenaars in het buitenland. Dat gebeurt vaak door middel van uitwisseling. Zo trad Hans Henkemans
onlangs in München op, en komt uit die stad de Duitse fluitist Kurt Redel naar Nederland om Henkemans' fluitconcert
te spelen. Henkemans zal bovendien in Maart 1952 in Zuid-Afrika optreden, tijdens de Van Riebeek-feesten.
Theo Bruins maakt een tournée door Duitsland, waar hij acht pianorecitals geeft, twee keer met orkest optreedt en drie radioconcerten verzorgt. Verder gaat hij naar Wenen en Parijs. Jo Juda en Theo Olof zullen in België optreden, Frans Vroons zingt met Kathleen Ferrier Mahlers "Lied von der Erde" in Baden-Baden en Götheborg.
Het ensemble Alma Musica treedt in België en in Frankrijk, waar het ook gramofoonplaten zal maken. Het Nederlands Kamerkoor gaat op tournée door Engeland en Ierland.
Uit het buitenland komt een reeks belangrijke kunstenaars naar ons land. Twee componisten zijn er bij: Darius Milhaud en Lennox Berkeley. Het Stuttgarter Kamerorkest onder Karl Münchinger treedt in November in Amsterdam en Den Haag op, met Hans Henkemans als solist.
Een tweede programma is de zorg voor jonge Nederlandse musici, die sinds een jaar hun belangen deels zelf behartigen in het verband van het C.C.N.M. (Contact Centrum Ned. Musici), een onderafdeling van het Ned. Impresariaat. Op het ogenblik telt het C.C.N.M. 54 leden; een groot deel van hen zal vier series concerten in gevangenissen geven, met steun van het ministerie van Justitie en het Prins Bernhard Fonds, Het jeugdorkest o.l.v. Jan de Hoog, dat thans "L'estro armonico" heet, zal zich op 13 November aan Amsterdam voorstellen.
woensdag 3 oktober 1951
Twee gasten zongen in "Tosca"
In de voorstelling van Puccini's "Tosca", die de Nederlandse Opera gisteravond in Amsterdams Stadsschouwburg gaf, traden twee buitenlandse gasten op: Daniza Ilitsch in de titelrol en Paolo Gorin uit Israël als Scarpia. Zij bleken twee stijlen te vertegenwoordigen, een omstandigheid die een eenheid in het geheel soms nogal in de weg stond.
Het meeste trof mij Paolo Gorin die behalve over een prachtige bariton, ook de beschikking heeft over een bijzonder genuanceerd acteurstalent dat hem in staat stelt veranderingen in de situatie psychologisch gedifferentieerd te markeren. Zijn aan de actuele speeltrant aangepaste, van persoonlijkheid getuigende vertolking maakte diepe indruk, en de hulde die men hem na het tweede bedrijf bracht, was volkomen verdiend.
Van grote theaterroutine getuigde Daniza Ilitsch, een dramatische sopraan van behoorlijke kwaliteit die heel het arsenaal van opera-effecten op onvervalst-ouderwetse, maar vaak weinig persoonlijke wijze weet te hanteren. Ook zij had een duidelijk succes, waarin zij - terecht - Chris Reumer (een goede Cavaradossi) en dirigent Charles Bruck betrok.
LEX VAN DELDEN
donderdag 4 oktober 1951
Haydn's "Jaargetijden" door Zang na Studie
Na de uitvoering van Haydn's oratorium "De Jaargetijden" door het koor "Zang na Studie" in de Grote Zaal van het Amsterdams Concertgebouw blijft als indruk achter dat de dirigent Willem Wiesehahn wel veel moeite en studie aan deze muziek heeft besteed, maar toch niet veel meer is dan een organisator van globale klanken. Van een duidelijk inzicht in het wezen dezer soms zeer realistische partituur gaf hij niet blijk.
Kenmerkend voor deze opvatting is dat Wiesehahn in het "Zomer" genaamde deel het koor - uiteraard met gerucht - liet opstaan, op een ogenblik dat de sopraansolo de woorden "Und Todesstille herrscht umher" zong. Dat dit hier volstrekt in strijd was met de sfeer van dit fragment, hoeft geen betoog.
Bovendien lag over het geheel een zo matte traagheid, dat van een overtuigende indruk geen sprake kon zijn. Daarvoor waren er trouwens ook te veel onnauwkeurigheden die een enkele maal ernstige ontsporingen dreigden te worden.
Dit is voornamelijk toe te schrijven aan een gebrekkige techniek. Had Wiesehahn een betere bezeten dan zou stellig een behoorlijk resultaat te bereiken zijn geweest. Want de kwaliteit van het koor is lang niet slecht. Met name de vrouwenstemmen produceren een vaak sonoor geluid.
Van de solisten troffen mij het meest Erna Spoorenberg door haar ideale sopraan, en de bas Herman Schey door zijn volledige overgave. De tenor Han le Fèvre kon zich nauwelijks aan de algemene lusteloosheid ontworstelen, en van de slagvaardige Haarlemse Orkest Vereniging kon men onder de gegeven omstandigheden geen ideaal ensemblespel verwachten. Herman Nieland bespeelde het clavecimbel.
LEX VAN DELDEN
maandag 8 oktober 1951
Willem Andriessen in Kleine Zaal
De pianist Willem Andriessen heeft een zo uitgebreide aanhang dat de Kleine Zaal van Amsterdams Concertgebouw Zaterdagavond nauwelijks allen kon bevatten die zijn recital wilden bijwonen. Hij heeft hen niet teleurgesteld: de bijval die Andriessen oogstte, liet daaraan geen twijfel bestaan.
Zijn musiceren ademt de stijl van de late romantiek, en schroomt er niet voor een bijzonder individuele interpretatie te geven van wat de componist noteerde. Zo hoort men soms versnellingen of verlangzamingen, dynamische accenten ook, die het notenbeeld niet bevat.
Het is een kunst die meer eigen expressie nastreeft dan vertolking van het wezen der composities beoogt. Men kan daarmee vrede hebben; maar men bedenke dan dat deze manier van spelen licht tot eenzijdigheid en zelfs eenvormigheid kan leiden.
Wie dat voor lief nemen, hebben ook dit keer weer de gevoelige kunstenaar Andriessen kunnen bewonderen, o.a. via Bach, Beethoven en Schubert. Enkele slordigheden nam men gaarne op de koop toe.
LEX VAN DELDEN
donderdag 11 oktober 1951
Nederlandse componisten 40 jaar georganiseerd
Het "GENOOTSCHAP" gaat feest vieren
(Van onze muziekredacteur)
DAT het Genootschap van Nederlandse Componisten de komende weken zijn veertigjarig bestaan gaat vieren met een
aantal aan Nederlandse muziek gewijde concerten, is in deze kolommen reeds gemeld. Het zal een manifestatie worden
die de Nederlandse componisten in het middelpunt der belangstelling zal plaatsen, en met name aanleiding zal geven
de betekenis van het Genootschap te belichten. En die betekenis reikt aanzienlijk verder dan uit de naam dezer
vereniging alleen is af te leiden.
Na de totstandkoming in 1886 van de Berner conventie, waarbij een aantal staten zich verplichtte de rechten van scheppende kunstenaars op hun werken te beschermen, heeft het nog tot 1 November 1912 geduurd, voordat Nederland zich bij die Conventie aansloot. De Nederlandse componisten hadden die stap grondig voorbereid, en waren daarvóór reeds tot samenbundeling overgegaan.
Jan van Gilse komt de eer toe het initiatief te hebben genomen tot die aaneensluiting. Met Van Anrooy, Diepenbrock, A. D. Loman Jr., Van Milligen, Dirk Schäfer, Wagenaar en Zweers voerde hij voorlopige besprekingen, en op 5 Februari 1911 vond de oprichtingsvergadering plaats, van wat het Genootschap van Nederlandse Componisten zou gaan heten. Tijdens die bijeenkomst wees Van Gilse er op dat de naleving van de bij de Berner conventie vastgelegde verplichtingen kon worden gewaarborgd door een vereniging die het recht der componisten coöperatief ter hand zou nemen.
Ruim een jaar daarna trad ons land - zoals gezegd - tot de Berner Conventie toe, en vervolgens richtte het Genootschap samen met de Vereniging voor Muziekhandel en Uitgeverij - het Bureau voor Muziek-Auteursrecht (B.U.M.A.) op. Op 30 Juni 1913 begon het zijn werkzaamheden.
Zou dit het enige zijn dat het Genootschap in de loop der jaren tot stand heeft gebracht, dan zou er reeds voldoende reden tot tevredenheid zijn. Maar er is méér. Zo werd in 1936 uit hiertoe gereserveerde auteursgelden de Stichting Nederlandse Muziek belangen opgericht die vooral bekend is geworden door de door haar georganiseerde Maneto-concerten, en zoals die naam (Manifestatie Nederlandse Toonkunst) al zegt, op de bres staat voor onze componisten, hun werk propageert en doet uitvoeren.
Kort na de bevrijding - in 1946 - zagen de Stichting Nederlandse Muziekbelangen en vooral het Genootschap een ideaal in vervulling gaan: een documentatie-bibliotheek, allang een vurige wens, werd in het leven geroepen. Zij kreeg de naam "Donemus" (Documentatie Nederlandse Muziek) en werd in de enkele jaren van haar bestaan een in de hele wereld unieke instelling, die vele andere landen ons benijden.
Behalve documentatie-bibliotheek is Donemus een instituut waar partituren worden vervaardigd - een tijd en geld rovend werk dat gratis voor de aangesloten componisten wordt verricht. Bovendien kan men er talrijke Nederlandse composities, via de magnetische draad, in levende klank horen. Ingewijden weten welk een voordeel dit in de practijk betekent.
alleen al de totstandkoming van een zo waardevol en belangrijk instituut als Donemus bewijst wel dat het Genootschap van Nederlandse componisten in de veertig jaren van zijn bestaan een voortvarende en doortastende vereniging is geworden die recht heeft op algemene belangstelling.
Koningin Juliana zal het concert bijwonen waarmee het Residentie Orkest op 17 October de manifestaties ter viering van het 40-jarig bestaan van het Genootschap opent.
zaterdag 13 oktober 1951
Pianorecital in Amsterdam
Kordaat, onpersoonlijk spel van Max Egger
Dat een pianist met een flinke dosis techniek het publiek de illusie kan schenken iets bijzonders te presteren, bewees Max Egger gisteravond in de Kleine Zaal van Amsterdams Concertgebouw, waar hij met zijn kordate, maar onpersoonlijke spel een duidelijk succes oogstte.
Het komt mij voor dat Eggers manier van pianospelen niet anders is dan het epateren met een in schijn virtuoze, in werkelijkheid echter nogal slordige, ruwe en onbeheerste techniek.
Van kunstenaarschap kon ik hier geen spoor bekennen; zijn programmakeuze deed dit trouwens reeds vermoeden, want Liszts Mephistowals en Mendelssohns Rondo Capriccioso getuigen nauwelijks van een bijzonder persoonlijke smaak, en Von Dohnányi's waardeloze Capriccio wijst alleen maar op de afwezigheid ervan.
Neen, veel indruk heeft Egger op mij niet gemaakt. Dat zachte lyrische passages (bijvoorbeeld in Chopins sonate in b) nadrukkelijk langzamer gespeeld zouden moeten worden dan krachtige fragmenten, lijkt mij even onaanvaardbaar - want tegen de voorschriften van de componist -, als Eggers voorkeur voor plotselinge, krachtdadige uitbarstingen, die soms een bijna parodiërend karakter kregen. Hetgeen stellig niet de bedoeling kan zijn, althans volgens
LEX VAN DELDEN
maandag 15 oktober 1951
Vier "interpretaties" in de Westerkerk
Het interpretatie-concert dat de Nederlandse Organisten vereniging Zaterdagmiddag in de Westerkerk te Amsterdam organiseerde, bracht enkele belangwekkende feiten aan het licht, zo bijvoorbeeld dat het orgel lang niet zuiver gestemd was.
Van de vier organisten die Bach's Toccata, Adagio en Fuga in C uitvoerden, kwamen twee (Steinvoort en Van Dommele) helemaal niet aan "interpretatie" toe, zo onrijp en schools was hun, de contouren vervagende "vertolking". Koos Bons was de enige die begrip toonde van de monumentale opbouw van Bach's grandioze compositie, er juiste registreringen en tempi voor vond en zodoende de duidelijkheid der stemmen volledig waarborgde. Technisch voldeed ook Piet Kee's uitvoering, die echter als "interpretatie" van wat achter de noten leeft, te kort schoot.
LEX VAN DELDEN
donderdag 18 oktober 1951
de lopende band
Met de verschijning van het tweede deel is prof. dr. Charles van den Borrens "Geschiedenis van de muziek in de Nederlanden" volledig geworden. (Wereldbibliotheek Amsterdam-Antwerpen, f 17.50). Men bewondert ook hierin weer de uitgebreide kennis en niet minder de ongemeen grote cultuurhistorische eruditie van de bijna tachtig-jarige Belgische musicoloog, die - strevend naar nauwkeurigheid en objectiviteit - de levende componisten (terecht) niet in dit prachtig uitgegeven werk opnam.
Van den Borren geeft er een boeiend, vaak scherp analytisch overzicht in van de 17de eeuw af, en plaatst niet zozeer de componist, als wel zijn werk in het middelpunt. Menig verwaarloosd oeuvre wordt op die wijze aan de, dikwijls misplaatste, vergetelheid ontrukt en met name de Belgische composities vinden bij hem warme belangstelling.
De Nederlandse (Noord-Nederlandse!) muziek komt er bepaald bekaaid af. Wel wordt bijvoorbeeld Diepenbrocks grootheid erkend, maar de reeks hier genoemde werken van diens hand is stellig te beperkt en een aantal van de belangrijkste ontbreekt zelfs. Dat geldt ook voor Pijper.
Er ontbreekt trouwens meer, te veel, naar mijn mening, om een redelijk overzicht over de Noord-Nederlandse muziek mogelijk te maken. Een willekeurige greep: de namen Zweers, Wagenaar en Willem Landré worden in het geheel niet vermeld!
L. V. D.
donderdag 18 oktober 1951
Genootschap van Nederlandse componisten 40 jaar
Koningin was aanwezig bij feestconcert in Den Haag
HET Haagse Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen was gisteravond de plaats, waar het Genootschap van Nederlandse Componisten de reeks feestelijkheden begon die zijn veertigjarig bestaan passend luister zullen bijzetten. Die luister heeft dit concert door het Residentie Orkest vooral gekregen door de aanwezigheid van Koningin Juliana, de commissarissen van de Koningin in Zuid-Holland en Utrecht, mr Kesper en mr Reinalda, staatssecretaris Cals, de Haagse burgemeester Schokking en de wethouders Feber en Van Zwijndregt, hun Amsterdamse collega De Roos, een aantal ambassadeurs en, namens het departement van O., K. en W., dr Vroom en de heer Van Keekum.
Residentie Orkest gaf Nederlands programma
Na het spelen van het Wilhelmus nam Koningin Juliana plaats naast mr Guillaume Landré, voorzitter van het genootschap, om - mèt de vrijwel volle zaal - te luisteren naar een Nederlands programma dat in zijn samenstelling een duidelijk verband toonde met de geschiedenis van de jubilerende vereniging.
Daar waren om te beginnen de statige Intrada van Johan Wagenaar, die evenals met zijn goed klinkende Prologus Brevis vertegenwoordigde Jan van Gilse een grote rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van het genootschap.
Van Pijper hoorde men "Réveillez-vous, Piccars!", een krachtig, stoer marslied voor mannenkoor, blazers, lage strijkers en pauken, dat tot nu toe volslagen onbekend is gebleven, en bijzonder geschikt lijkt voor een uitvoering in de open lucht.
Met zijn dramatische ouverture tot "Gijsbreght van Aemstel" was Badings karakteristiek vertegenwoordigd, en Hendrik Andriessen met het voor zijn muzikanteske, goedmoedige stijl typerende Ricercare. De tot slot gespeelde Derde Symphonie van Guillaume Landré, - een constructief hecht stuk dat ik reeds eerder besprak - oogstte een opmerkelijk succes.
Waarom ik Henriëtte Bosmans' Concertino voor piano en orkest pas het laatst noem? Wel, het is een goede gewoonte een betoog met iets bijzonder aangenaams te besluiten. En van deze, van tintelende levenslust bruisende muziek, kan inderdaad veel goeds worden gezegd: de factuur is even logisch als natuurlijk, de orkestratie helder, en de expressieve macht hartveroverend boeiend. Vooral in de onverbeterlijke uitvoering door de componiste zèlf, die ovaties en bloemen in ontvangst moest nemen. Terecht. In de pauze heeft ook Koningin Juliana de componiste duidelijk haar geestdrift getoond.
Willem van Otterloo had kennelijk hard gewerkt op dit veeleisende programma en zijn orkest nam de vele aanwezige hindernissen met evenveel gemak als "Die Haghe Sanghers" de moeilijkheden der koorpartij in Pijpers werk.
Na afloop was er in de foyer gelegenheid het bestuur van het genootschap geluk te wensen. Meer dan een uur werden handen geschud, nadat de heer Bruin vriendelijke woorden had gesproken en een krans overhandigd namens de Nederlandse Federatie van Beroepsverenigingen van Kunstenaars.
LEX VAN DELDEN
zaterdag 20 oktober 1951
Hengeveld begon zijn Bachcyclus
DE pianist Gerard Hengeveld begint hoe langer hoe meer naam te krijgen als vertolker van Bach. En na wat ik gisteravond op het eerste concert van zijn Bachcyclus van hem heb gehoord kan ik begrijpen dat velen naar de Kleine Zaal van Amsterdams Concertgebouw waren gekomen om van dit spel te genieten.
Hengeveld bezit - lijkt mij - een bijzondere affiniteit tot Bach's volmaakt harmonische gedachten- en gevoelswereld. In een volstrekte rust die motorische bewogenheid geenszins versmaadt, speelde hij vóór de pauze acht preludes en fuga's uit de eerste bundel van het Wohltemperierte Clavier zo gaaf van techniek en zo intelligent van visie dat men nauwelijks merkte welk een enorme concentratie hiervoor nodig is.
Bijzonder troffen mij de door Hengeveld gekozen tempi, die uitersten - terecht - vermeden, en alle uitgingen van een matig snel gemiddelde. Daar dit spel voortdurend boeide, kan men aannemen dat Bach's, hier door geen enkele toevoeging geschonden, muziek stellig niet de eigengereide "hulp" nodig heeft welke een nog altijd heersende romantische opvatting als onontbeerlijke "interpretatie" pleegt te beschouwen.
Hengevelds succes was groot. Na de pauze luisterde ik met bewondering naar de pianist Robert Casadesus, die in de Grote Zaal voor de Kunstkring ideale vertolkingen van Ravel gaf. De "Valses nobles et sentimentales" heb ik nimmer zo enerverend en geladen gehoord, en na "Alborada del Gracioso" moesten - uiteraard - toegiften volgen.
LEX VAN DELDEN
maandag 22 oktober 1951
Cavaleria en Paljas met winstpunten
DE voorstelling die de Nederlandse Opera gistermiddag in Amsterdams Stadsschouwburg gaf van "Cavaleria Rusticana" en "Paljas" leverde enkele winstpunten op.
Daar was om te beginnen de bijzonder levendige en kundige leiding van de gastdirigent Erich Walter, die wel over een belangrijke theater-routine moet beschikken. Goed, er wàren wel wat oneffenheden, maar om zonder enige orkestrepetitie een zo markant resultaat te boeken, moet men wel het een en ander in zijn mars hebben.
Cora Canne Meijer was in de kleine rol van Lola (in "Cavaleria") zo overtuigend van stem en gebaar, dat men haar gaarne eens in een grotere rol zou willen zien. En Jan Groenesteins ruime, nieuwe décor voor Mascagni's werk was een hele verbetering na het vale, kleurloze bouwsel, waarin vroeger dit boerendrama werd gesitueerd.
Trouwens, "Cavaleria" kreeg ook van de andere solisten (èn van het koor) juist die geladenheid die het in leven kan houden. Die spanning miste men in "Paljas", vooral het feit dat de vertolker van de titelrol, de gast Caspar Broecheler - ondanks goede stemmiddelen - zijn centrale functie niet kon waarmaken.
LEX VAN DELDEN
dinsdag 23 oktober 1951
ROBERT STOLZ schreef lied in gastenboek op Schiphol
(Van onze muziekredacteur)
Sinds vanmiddag prijken in het gastenboek van Schiphol de eerste maten van "Im Prater blühn wieder die Bäume", het
ook in ons land bekende lied van de operette-componist Robert Stolz. Hij heeft ze er zélf ingeschreven, toen hij
ruim een half uur op Schiphol was, op doorreis van Londen naar Hamburg, waar hij 25 October de wereldpremière van de
eerste Oostenrijkse kleurenfilm "Der Tanz ins Glück", naar zijn gelijknamige operette, gaat bijwonen. De dag erna
draait de film al in veertig Duitse bioscoop.
"In Londen is juist de première van zijn nieuwe operette "The Rainbow Square" gegaan; men rekent erop dat zij twee à drie jaar loopt. Na Hamburg ga ik nog naar München en Wenen, waar ik weer een nieuwe film ga maken: "Die ganze Welt ist himmelblau". Mijn 88ste film", zegt Stolz, en zijn echtgenote die bij de aankomst een bos rose anjers van de heer Meyer Hamel (van de Hoofdstad operette) heeft gekregen, kijkt trots naar hem.
"De Hoofdstad Operette, dat is een van mijn favorieten. Ik kom er eind November in Amsterdam de 100ste voorstelling van mijn operette "Ich küsse ihre Hand, Madame" bijwonen. Ik zal dan - in het Centraal Theater - de ouverture dirigeren. Daarna ga ik naar Amerika", vertelt Stolz, en hij neemt een teug "inspiratie" (zo noemt hij de Hollandse jenever). "Maar ik kom zeker terug: het heimwee naar Europa blijft sterk."
Dat verklaart wellicht ook waarom de thans 62-jarige Robert Stolz, die in 1938 - ondanks vele dringende verzoeken van Goebbels - zijn land verliet, geen Amerikaan is geworden, maar Oostenrijker bleef. Wenen is trots op hem, heeft hem het ereburgerschap aangeboden, en bovendien een straat naar hem genoemd.
dinsdag 23 oktober 1951
Vanavond over de radio: KRO start cyclus van Diepenbrocks werken
(Van onze muziekredacteur)
Muziekliefhebbers kunnen via de radio hun kennis van Diepenbrocks werken verrijken: de KRO zal in twee jaar tijds
het volledige oeuvre van de componist ten gehore brengen in een reeks met grote zorg voorbereide uitzendingen onder
redactie van Jan Mul, die hiermee beoogt een biografie in muziek van Diepenbrock te geven. Vanavond om tien uur kan
men het eerste programma horen via Hilversum I.
Men zal dan kennis kunnen nemen van werken uit Diepenbrocks vroegste periode (1880-1884). Het tot nu toe volledig onbekende lied "Blauw blauw bloemelijn" opent het programma, waarin behalve aan enkele koortjes en liederen, ook een plaats is ingeruimd aan de Feestmars voor harmonie-orkest.
Van deze voor een lustrum van de Amsterdamse Universiteit gecomponeerde Feestmars is de partituur grotendeels verloren gegaan; aan de hand van een nog bestaand piano-uittreksel, heeft Rocus van Yperen een nieuw arrangement voor harmonie-orkest gemaakt. In deze vorm wordt het werkje vanavond uitgevoerd.
vrijdag 26 oktober 1951
Hoofdstad Operette uitgenodigd voor optreden in Turkije
(Van onze muziekredacteur)
De Hoofdstad Operette heeft grote plannen: het staat vrijwel vast dat dit ensemble - de voortzetting van de Fritz
Hirsch Operette - half Maart naar Turkije vertrekt waar het is uitgenodigd gedurende een maand op te treden.
Men zal dan drie weken in Istanboel spelen, en één week in Ankara. "We zijn van plan er in die periode een repertoire van zeven operettes te brengen", vertelt Otto Aurich, een der leiders van het gezelschap. "Die Czardasfürstin, Wiener Blut, Walzertraum, In einer kleinen Konditorei, en van Robert Stolz drie operettes: Zwei Herzen im Dreivierteltakt, Ich küsse ihre Hand Madame, en Wenn der weisze Flieder wieder blüht", voegt zijn collega Fritz Steiner eraan toe.
Van de laatste operette gaat 1 Januari 1952 de première, in Bussum. En van Ich küsse ihre Hand Madame geeft het gezelschap op 1 November - zoals reeds meegedeeld - de eerste Amsterdamse uitvoering in het Centraal Theater, waar men een maand lang blijft spelen.
Steiner trad in 1923 reeds in Turkije op, samen met Willy Forst, en Aurich was er in 1933. Men is hen niet vergeten; daarvan getuigt wel de bijzonder vererende uitnodiging om er met het hele ensemble van de Hoofdstad Operette, voor het grootste gedeelte uit Nederlanders bestaand, te komen spelen.
Ook de decorontwerpen van Kees Manders worden er gebruikt. Drie weken van te voren zal Manders naar Turkije gaan om ze opnieuw uit te voeren. De costuums gaan alle mee, per vliegtuig. De dirigent Fredy Salten begint een week voor de Turkse première met het orkest te repeteren.
zaterdag 27 oktober 1951
Nieuwe gramafoonplaten
Poots "Vrolijke Ouverture" een symbolische start
PHILIPS is met de productie van zijn nieuwe gramofoonplaat, de van omvang bij-zonder kleine "Minigroef 78", welhaast sym-bolisch gestart. Het nietige plaatje - de diameter is ongeveer 20 cm, de speelduur vijf minuten - maakt, vergeleken met de ietwat plechtige, grote, zwarte schijven, de indruk van onbevangen jeugd, van iets dat met opti-misme de wereld tegemoet durft treden. En dat eerste plaatje bevat - betekenisvol - de uitermate overmoedige, levenslustige "Vrolijke Ouverture" van de Belg Marcel Poot.
Poots aan Dukas opgedragen ouvertu-re werd door het Berlijn Philharmonisch Orkest onder leiding van Fritz Lehmann met brille gespeeld en de reproductie is uitstekend (A 09001 S). De keerzijde stelt hetzelfde ensemble in de gelegenheid Sibelius' populaire "Valse triste" uit te voeren.
Men bedenke wel, dat men deze op-name slechts kan draaien met een lang-speel-pick-up van licht gewicht, maar dat het toerental in tegenstelling tot andere langspeelplaten 78 is! Ook voor 331/3 omwentelingen bracht Philips reeds mi-nigroef-platen in de handel. Dat de acoustische resultaten een hoog peil be-reiken bewijst wel de opname van Mo-zarts Haffner Symphonie (K.V. 385) eveneens door de genoemde combinatie gespeeld.
Ik maak echter bezwaar tegen de na-drukkelijk-trage tempi, waaronder bij-voorbeeld het menuet gebukt gaat, en tegen enkele passages, die een niet gaaf verwerkte klank van het volledige en-semble laten horen (A 00111 R). Opmer-kelijk is de Mars in D (K.V. 249) die de opname aanvult: een vrijwel onbekend stuk dat, evenals de symphonie, voor Sigmund Haffner (burgemeester van Salzburg) werd gecomponeerd, en een even feestelijk karakter draagt.
De opname van Tsjaikowski's Vierde Symphonie werd geheel in Nederland gemaakt: het Residentie Orkest onder Van Otterloo bracht het tot een virtuoze uit-voering en Philips besteedde er veel zorg aan, maar niet voldoende. De klank-verhoudingen vond ik niet steeds aan de partituur beantwoorden, en zo werden sommige fragmenten te vaag gereprodu-ceerd (A 00110 L).
"Het vioolconcert-in-één-deel" van de duivelse virtuoos Paganini, dat Decca op de "normale" platen AK 1822-23 opnam, draagt deze titel ten onrechte; het is slechts het eerste deel van het concert in D, dat Kreisler gewoon was als een volle-dige compositie aan te dienen. Wie de ongehoorde moeilijkheden ervan hoort, kan deze amputatie wel begrijpen. Cam-poli werd ze - blijkens deze plaat - ruim-schoots en met meesterschap de baas, en het National Symphonie Orchestre bege-leidde hem onder Victor Olof beheerst en afdoende.
Verrassend vond ik Decca's reproduc-tie van Beethovens Derde Pianoconcert (AX 373-76), vooral door de bijzonder doorzichtige kamermuziekstijl waarin Karl Böhm de Weense Philharmonie de orkestpartij liet spelen. Wilhelm Backhaus gaf de solopartij juist die mannelijke fier-heid en die onsentimentele tederheid welke haar kenmerken. De weergave is, op een enkele plaats na, voortreffelijk van helderheid en klankdosering.
Een ronduit prachtig geheel werd Columbia's opname van César Francks monumentale, in barokke vormen opge-trokken symphonie. Men kent er de hechte, logische constructie van, meester-lijke verwerking van een beperkt thema-tisch materiaal en de nog steeds imposante, wel wat zware, instrumenta-tie. Dit alles kwam , dank zij het Philhar-monisch Orkest onder leiding van Alceo Galliera, uitmuntend tot zijn recht (DX 8340-44).
LEX VAN DELDEN
zaterdag 27 oktober 1951
Paolo Gorin als gast in "Rigoletto"
TEN tweeden male heeft Amsterdam de Israëlische bariton Paolo Gorin als gast bij de Nederlandse Opera kunnen zien (en horen) optreden: gisteravond kon men van zijn opvatting van Rigoletto in Verdi's gelijknamige opera kennis nemen in een door Charles Bruck geleide en in sfeervolle decors van Berend Hendriks gespeelde voorstelling in de Stadsschouwburg.
Gorins voortreffelijke vocale kwaliteiten en zijn acteerkunst waaruit men meermalen de psychologische doorwerktheid kon waarnemen, hadden merkbaar te lijden onder het gebrek aan dramatische sfeer, tempo en eenheid, dat de opvoering als geheel weinig indrukwekkend maakte.
Een gast onder dergelijke omstandigheden volledig te beoordelen, is een onmogelijke taak. De vaste hand van een doelbewuste regie miste ik daarvoor te zeer. Het zou overigens ruimschoots de moeite waard zijn deze "Rigoletto" opnieuw onder handen te nemen. Mèt Gorin die naar mijn gevoel alles mee heeft voor de titelrol. Maar evenzeer met Chris Scheffer die voor een voortreffelijke hertog kan tekenen.
Louise de Vries' kwaliteiten liggen op een ander terrein dan die van de dramatische Gilda, een rol welke ook vocaal niet voor haar stem geschikt is.
LEX VAN DELDEN