woensdag 1 november 1950
Veertig jaar dirigent
Tallozen kwamen Albert van Raalte de hand drukken

(Van onze muziekredacteur)
Wie veertig jaren dirigent is geweest, heeft zo het een en ander meegemaakt en bezit vele vrienden en vereerders. Albert van Raalte kan er van meepraten. Gistermiddag heeft men hem gehuldigd tijdens een drukbezochte receptie in het Internationaal Cultureel Centrum te Amsterdam en zij die de jubilaris en diens vrouw de hand wensten te drukken, waren vrijwel ontelbaar.

Nadat de jubilaris en zijn echtgenote (de vroeger bekende operazangeres mevrouw Horneman) onder de opgewekte klanken van Rosa Spier's radio-ensemble "La Rosarpa" waren binnengetreden, haalde een zestal sprekers herinneringen op, wees op de vele grote verdiensten van Van Raalte als dirigent aan de vroegere operagezelschappen en aan de radio. Daar was om te beginnen de heer E. J. Abrahams, oud-wethouder van Amsterdam, die als voorzitter van het uitvoerend huldigingscomité treffende dingen zei. Zo las hij een brief voor van iemand uit Texel, die Van Raalte dankte voor het feit dat zijn radioconcerten het isolement op Texel hadden verlicht.

Dan was er een telegram vol dank "van 76 Jordaners" en had Alexandre Tansman een compositie gestuurd, speciaal voor deze gelegenheid aan de jubilaris opgedragen. Een album met handtekeningen van vereerders werd vervolgens overhandigd. De heer Th. v. d. Horst, secretaris van de Bond van ex-politieke gevangenen, haalde herinneringen uit de oorlogsjaren op, de violist Herman Leijdensdorff sprak als musicus Van Raalte toe en prof. dr. J. B. Kors O.P. deed als voorzitter van het bestuur der Ned. Radio Unie zijn vriendelijke woorden van een vaas vergezeld gaan.

Van Raalte's dankwoord was kort maar des te treffender. Omdat het op bewogen wijze uiting gaf aan zijn hartstochtelijke liefde voor de muziek.

In de drukte van de receptie zal velen zijn ontgaan, dat daarna nog iemand zich verstaanbaar trachtte te maken: Willem Korff, de 75-jarige, krasse trompettist, die nog in de jaren 1916-'18 onder Van Raalte's leiding in het orkest van de Nederlandse Opera-Koopman heeft meegespeeld. Hij bood de jubilaris een foto uit die jaren aan. Een treffend gebaar.

Het spreekt wel vanzelf dat er tallozen uit de kunstwereld aanwezig waren: Willem Andriessen, Henriëtte Bosmans, Paul Pella, dr. Rudolf Mengelberg, dr. Paul Cronheim, om maar enkelen te noemen. Wethouder De Roos vertegenwoordigde de gemeente Amsterdam.


donderdag 2 november 1950
Concert in Londen voor het HOLLAND FESTIVAL

(Van onze muziekredacteur)
Op 1 December organiseert de Holland Festival Society in Londen een concert, waarbij het ensemble Alma Musica en Peter Pears zullen optreden. Men zal zich herinneren dat genoemde vereniging is opgericht met het doel het Engelse bezoek aan het Holland Festival te stimuleren.


vrijdag 3 november 1950
Monteux leidde abonnementsconcert met twee solisten
Jan Damen speelde vioolconcert van Sibelius

Het was een wel zeer merkwaardig programma dat Monteux het Amsterdamse publiek gisteravond op het abonnementsconcert in het Concertgebouw voorzette: vier werken van componisten uit vier verschillende landen. Een keuze die zou doen denken dat men volop afwisseling opgedist zou krijgen. Dat viel in de practijk wel wat tegen.

Want om het nu maar eens eerlijk te zeggen: Mendelssohn's Vijfde Symphonie bevat - behalve een wel wat charmant scherzo - zo weinig boeiends dat zij terecht vrijwel nooit meer wordt gespeeld. En Sibelius' vioolconcert is eigenlijk niet meer dan een enorm virtuoze vioolpartij, gevat in een romantisch orkestraal raam van grauwe, bloedeloze klanken. Ook al merkt de programmatoelichting in een merkwaardig hooggestemd proza op: "De harteklop van deze hoogstaande toondichter voor het nationale bestaan van een lang onderdrukt en in zijn ontwikkeling tegengegaan volk blijft steeds even warm en gevoelig."

Concertmeester Jan Damen besteedde aan de solopartij een meesterlijke techniek, een prachtige toon en de bewogenheid, welke hier mogelijk was. Hij behaalde er een doorslaand succes mee. In de orkestpartij mislukte wel het een en ander.

Hendrik Andriessen was solist in zijn eigen orgelconcert dat zijn première beleefde. Niet zonder reden bestaan er maar weinig orgelconcerten: de combinatie orgel-orkest is uiterst ongunstig en de enige manier waarop een aanvaardbaar resultaat schijnt te kunnen ontstaan, is beide partijen zoveel mogelijk om beurten aan bod te laten. Andriessen had dit dan ook gedaan en het gevolg was dat zijn concert uitstekend van klank is. Qua inhoud viel het wat tegen, na wat men van deze componist kent. Andriessen moest op het podium komen danken en betrok terecht Monteux in het succes.

In zijn element was Monteux pas bij de tot slot gespeelde dansen uit De Falla's ballet "De driekante steek". Hier werd een toppunt van precisie en virtuoos klankevenwicht bereikt, welke in dienst stonden van een ontembare, hartstochtelijke gloed. Dat hier muziek van een aanmerkelijk boeiender en persoonlijker kaliber klonk dan in de rest van het programma, begreep men ten volle. Het publiek stak dit niet onder stoelen of banken, en juichte Monteux en het orkest minutenlang toe.

Trio Pasquier

Het Trio Pasquier staat sinds jaar en dag in Amsterdam bekend als een ensemble van uitzonderlijke klasse en dat het concert Dinsdagavond in de serie Concertgebouw-kamermuziek in de Kleine Zaal veel schoons te genieten zou geven, stond bij voorbaat vast.

De meeste indruk maakte de uitvoering van Schubert's onvergelijkelijke meesterwerk, dat de naam Forellen-kwintet kreeg. Want hier bereikten de vijf uitvoerenden (en niet vier zoals het programmaboekje ons wilde doen geloven!) een uniek geheel, zo puur van intentie en zo volledig onbevangen, dat men diep onder de indruk kwam. De lichte onzuiverheid van de contrabas werd hier zelfs niet als een onoverkomelijk bezwaar ondervonden en het laatste deel moest dan ook worden herhaald.

Jean Antonietti's doorzichtige pianospel in Schubert vond steeds het hoge niveau van de drie Pasquiers, de contrabaspartij was in handen van H. Stips.

Het trio zélf had daarvoor strijktrio's van Beethoven (opus 9 no. 2) en Roussel (opus 58: zijn laatste werk) ten gehore gebracht: stuk voor stuk ideale uitvoeringen die men niet licht zal vergeten.

Woensdagavond trad het ensemble voor de Kunstkring "Voor Allen" in de Bachzaal op met een geheel ander programma.

LEX VAN DELDEN


zaterdag 4 november 1950
Amsterdam krijgt Ravel-feest

(Van onze muziekredacteur)
Tussen 12 en 19 November zal het Amsterdams concertleven in het teken staan van Ravel: zoals reeds gemeld geeft het Concertgebouw een Ravel-feest, waarvan de baten bestemd zijn voor de "Fondation Maurice Ravel", een Franse stichting die o.a. in het plaatsje Montfort-l'Amaury het huis wil kopen waar Ravel van 1921 tot 1937 heeft gewoond en gewerkt. Het interieur er van is nog geheel zoals tijdens het leven van de componist en men wil er een monument van maken. Dat alles omdat Ravel 75 jaar geleden is geboren.

In drie concerten geeft men een overzicht over Ravel's werk, en de Nederlandse Opera brengt zijn eenacter "L'heure Espagnole" op 12 November in de Stadsschouwburg ten tonele. Op 13 November treden voor de "Concertgebouw-vrienden" in de Kleine Zaal mevrouw Hélène Jourdan-Morhange (een vriendin van de componist) op, die herinneringen aan Ravel zal ophalen, Bodi Rapp (zang) en Jacques Février (piano).

Op de abonnementsconcerten van 15 en 16 November dirigeert Jean Fournet o.a. de Pavane en de Rapsodie Espagnole. Solisten zijn Suzanne Danco die Shéhérazade zingt, en Nicole Henriot die het pianoconcert speelt.

De hoofdschotel wordt gevormd door een galaconcert op 17 November in de Kleine Zaal, waar Bodi Rapp (zang), Phia Berghout (harp), het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap, het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Felix de Nobel en het Concertgebouw Trio belangeloos meewerken aan uitvoeringen van kamermuziek. Jacques Février en Felix de Nobel spelen dan o.a. "Ma Mère l'Oye" in de oorspronkelijke versie voor piano-vierhandig.

Tot slot dirigeert Fournet op het abonnementsconcert van 19 November de Boléro, La Valse en Le Tombeau de Couperin; Janine Andrade (viool) speelt de Tzigane en Jan Odé het pianoconcert voor de linkerhand.


maandag 6 november 1950
Jubileumconcert

Een feestelijke, met bloemen, rood-wit-blauwe en rode vlaggen versierde, stampvolle grote Concertgebouwzaal vormde Zaterdagavond in Amsterdam de entourage voor het concert door het Radio Philharmonisch Orkest dat onder Pierre Monteux' leiding het 25-jarig bestaan van de VARA muzikale luister kwam bijzetten.

Reeds bij de opkomst waren er bloemen voor Monteux, die na het Wilhelmus en Morgenrood het orkest de opgewekte Jubel-Ouverture van Weber liet spelen. Jean Antonietti was vervolgens de onsentimentele solist in Beethoven's derde pianoconcert: een technisch zeer goede, en ook muzikaal overtuigende vertolking waarmee hij terecht veel succes oogstte. En waarvoor hij bloemen ontving.

De goede kwaliteiten van het orkest kwamen pas na de pauze volledig tot haar recht in een overrompelende, enorm geladen uitvoering van Berlioz' Symphonie Fantastique, welke Monteux' verbluffende beheersing van deze partituur demonstreerde. Dat hij aan het slot minutenlang is toegejuicht, neen, toegeschreeuwd, is alleszins begrijpelijk. Er was een grote krans met rode bloemen voor hem.

Vele autoriteiten en officiële personen, vooral uit radiokringen, waren aanwezig: onder hen bevonden zich minister Spitzen, mr. Kesper, de regeringcommissaris voor het radiowezen, de burgemeester van Hilversum, de voltallige radioraad, prof. Kranenburg, de heer Reinalda, commissaris der Koningin in de provincie Utrecht. Wethouder De Roos vertegenwoordigde Amsterdam.

LEX VAN DELDEN


maandag 6 november 1950
Violist Szigeti in Amsterdam
"Recontrueren van Bach is detectivewerk"
Tegenstander van de "ivoren toren"

(Van onze muziekredacteur)
"Kunstenaars moeten niet in een ivoren toren leven. Ik geloof daar beslist niet in", zegt Joseph Szigeti. Hij zegt het met overtuiging en men voelt door alles heen dat deze van origine Hongaarse violist uit ervaring spreekt. Zijn loopbaan is er trouwens om zijn stelling met argumenten te staven. Hij is maar enkele dagen hier en vanavond speelt hij in het Amsterdamse Concertgebouw drie solosonates van Bach.

"Bach spelen, dat is voor mij de volmaaktste vervulling. Het niveau is zo ontzaglijk dat men er nauwelijks over kan discussiëren en dan zijn er ontelbare violistische problemen waar men nooit op uitgekeken raakt. Binnenkort publiceer ik het vioolconcert in D, dat men vrijwel nooit hoort. Door vergelijking van verschillende bestaande uitvoeringen ben ik na een studie van drie en een half jaar tot mijn reconstructie gekomen. Een soort detectivewerk was het, dat mij soms voor bijna onoplosbare raadsels plaatste".

Een rustige, voorzichtig zijn woorden zoekende man, deze Szigeti; het tegendeel van de podiumvirtuoos. Hetgeen hij dan ook stellig niet is. "Dag in dag uit, steeds maar weer te moeten optreden, het lijkt meer op een industrie dan op kunst. Ik doe daar niet aan mee", zegt hij. "Ik geloof in de inspiratie van het ogenblik. Tot bezinning moet ik kunnen komen en daarvoor is af en toe rust nodig. Na mijn tournée door Europa ga ik die dan ook nemen. In Genève, Milaan, Rome, Parijs, Londen, Wenen ben ik nu geweest. Op 9 November volgt Luik en de tiende ga ik weer naar huis, naar Californië".

Bijzonder verheugt het Szigeti dat pioniers als Bartók eindelijk de plaats kregen toegemeten welke hun toekomt. Wie weet wat vele componisten aan deze violist te danken hebben, zal dit kunnen begrijpen. Het aantal hedendaagse werken waarvoor hij zich inzette, is niet bij benadering te gissen.

"Prokofiew's eerste vioolconcert en zijn sonates introduceerde ik bijvoorbeeld, het vioolconcert van Bloch, dat ik in November 1939 in Amsterdam speelde. Het was de laatste keer dat ik in het Concertgebouw als solist optrad. Elf jaar geleden alweer. Enkele Amerikaanse componisten heb ik op mijn repertoire, o.a. een sonate van Charles Ives, de in Europa onbekende pionier der Amerikaanse muziek."

"Ik herinner mij", peinst Szigeti, glimlachend, "dat ik in 1926 Roussel's 2e sonate in New York introduceerde. Ik kreeg er een vernietigende pers door, men beledigde mij. Nu prijst men de kunstenaars die het stuk op hun programma plaatsen. En dat is wat ik zojuist beweerde over die "ivoren toren". Al die toen gedurfde muziek heb ik niet alleen in de kleine kringen van vakmensen gespeeld, maar ik heb ze in zalen voor het grote publiek willen brengen. Dit lijkt mij de enige juiste manier. Zo speel ik bijvoorbeeld vaak in één programma een vioolconcert van Mozart en dat van Alban Berg".

Zijn landgenoot Bartók gaat Szigeti natuurlijk vooral ter harte. "Het idee voor zijn "Contrasten" voor viool, clarinet en piano was nog van mij", zegt hij, "en zelfs hadden wij al gesproken over een eventuele orchestratie er van".

Nog steeds is Szigeti die al jaren in de VS woont, geen Amerikaan geworden. Hij bleef Fransman. Maar zijn Hongaarse afkomst steekt hij niet onder stoelen of banken. Het is bijvoorbeeld typerend voor hem dat hij Ravel's "Tzigane" nooit heeft willen spelen. "Dat is geen Hongaarse muziek, het is pseudo-Magyaars, en ik heb er geen affiniteit toe. Avond na avond hebben Ravel en ik elkaar trachten te overtuigen. Dat is niet gelukt en het resultaat was dat Ravel zich beledigd voelde. Zijn sonate heb ik wel uitgevoerd, vaak met hem samen".

Szigeti is een goed verteller, men behoeft hem niet aan het spreken te brengen. Herinneringen heeft hij in overvloed. Tijdens de laatste oorlog heeft hij ze opgeschreven, en het resultaat was zijn autobiografie "With strings attached", die in Amerika al enige tijd geleden is verschenen. "Men treft er ook Diepenbrock in aan, die ik goed heb gekend. Een componist van allure, die ik zeer bewonder.

Weet u dat ik voor het eerst in Amsterdam optrad in de week dat koningin Juliana werd geboren?"

Een mededeling die van een bijzonder goed geheugen getuigt. Zoals trouwens alles wat Szigeti vertelt. En dat is veel. Men zou er zijn boek voor moeten lezen.


dinsdag 7 november 1950
Ned. Impresariaat plaatste jonge musici in daglicht

(Van onze muziekredacteur)
Het initiatief van het Nederlands Impresariaat contactmiddagen voor jonge kunstenaars te houden, bleek Zaterdag in Amsterdam om meer dan één reden nuttig te zijn. In de eerste plaats omdat dirigenten, buitenlandse impresario's, paedagogen en pers op die manier op jonge talenten opmerkzaam worden gemaakt.

En ten tweede werd getoond dat de jeugdige kunstenaars zélf nog niet voldoende oog hebben voor hun sociale belangen: er waren er ten minste veel te weinig aanwezig.

Vaardigheid op verschillend gebied werd gedemonstreerd: viool, piano en zang heeft men gehoord. En de conclusie? Wel, er is talent, en de toekomst zal daarvan wel het een en ander aan het licht doen komen.

Voor het ogenblik wil ik op twee van deze musici de aandacht vestigen: de vooral lyrische tenor John van Kesteren en de pianist Jan de Man.


dinsdag 7 november 1950
Pierre Monteux weer naar huis
Twee Nederlandse werken gaan in San Francisco

(Van onze muziekredacteur)
Als u deze regels leest, is Pierre Monteux alweer zijn koffers aan het pakken; nog vanavond keert hij weer naar huis terug, naar San Francisco.

Men kan hem niet aanzien, dat hij in nog geen vier weken ongeveer twintig concerten heeft gedirigeerd. Hij blijft vitaal en vol energie.

"Op 19 November beginnen de repetities weer in San Francisco en de 22ste vindt het eerste concert van het nieuwe seizoen plaats. Ik breng er de Amerikaanse première van Koetsier's Eerste Symphonie en van Badings' Tweede. Alle noviteiten staan dit jaar in het teken van de symphonie.

Zo geef ik o.a. de premières van een symphonietta van Poulenc, van symphonieën van Marcel Landowski, Hindemith, Copland, Creston en Morton Gould. Gemiddeld dirigeer ik er vier concerten per week.

Van Bach gaat het Magnificat - dit ter gelegenheid van het Bach-jaar - en zoals elk jaar wordt het seizoen besloten met Beethoven's Negende Symphonie. Met een uit studenten samengesteld koor.

Natuurlijk heeft hij gehoord van het Ravel-feest dat het Concertgebouw binnenkort geeft. Of hij veel herinneringen aan Ravel heeft? "Maar natuurlijk, wij waren heel goede vrienden. Vergeet niet dat wij beiden in 1875 zijn geboren. Ik heb dus veel voor zijn werk kunnen doen. Zo heb ik nog de volledige "Daphnis en Chloë" gecreëerd".

Wanneer Monteux terug komt in Amsterdam, hij weet het niet. In het Holland Festival? Dat is niet waarschijnlijk. Meer kan hij er niet van zeggen.


zaterdag 11 november 1950
K.R.O. Viert 25-jarig bestaan
Van Hemel's opera "Viviane" beleefde première in studio
Eersteling op muziekdramatisch gebied

Dit is de tijd der omroepjubilea: nauwelijks een week nadat de VARA haar 25-jarig bestaan met een feestconcert had opgeluisterd, liet de KRO gisteravond in zijn studio horen, waarmee deze omroepvereniging haar kwart eeuw leven wil herdenken. Men gaf voor genodigden de première van Oscar van Hemel's in opdracht van de jubilaris gecomponeerde opera "Viviane", op een libretto van Louis Lutz.

Een juiste indruk van deze eersteling van Van Hemel op muziekdramatisch terrein kon men jammer genoeg moeilijk krijgen, want in de eerste plaats was het een uitvoering in concertvorm, zodat het toneelbeeld achterwege bleef. En in de tweede plaats gebruikte men deze gelegenheid om opnamen te maken, waardoor de solisten zó waren opgesteld dat hun stemmen door de microfoon wel duidelijk zullen overkomen, maar in deze situatie vaak onhoorbaar werden. Op 19 November zal de KRO het resultaat uitzenden.

Het libretto verhaalt in een soms nogal opgeschroefde taal van een soldaat die zijn geliefde heeft verlaten om te dingen naar de hand van Viviane, een bijzonder ontoegankelijke prinses die haar aanbidders de eis stelt drie vrijwel onmogelijke taken naar behoren te vervullen. Via het opsporen van een magische ring, het bezoek aan een spookkasteel en het aan het lachen brengen van Viviane, die voordien niet tot een dergelijke activiteit in staat was, wordt de soldaat met zijn vroegere geliefde verenigd.

Bizar verhaal

Ziedaar een nogal bizar verhaal dat meer heeft van een kindersprookje dan van een opera-gegeven. Er zit ook te weinig dramatische lijn in en biedt eigenlijk meer kansen voor een scenische handeling, voor een "show" van in de eerste plaats visuele beelden dan voor een muzikaal gebeuren als een opera.

Van Hemel zal dit bezwaar wel hebben onderkend, want zijn muziek is er op gericht scène voor scène een afzonderlijke, vooral realistische gestalte te geven. Een psychologisch of zelfs maar dramatisch verband werd op die wijze natuurlijk niet bereikt.

Het was zijn opdracht een goed in het gehoor liggende partituur te componeren en wat men er ook van mag zeggen, aan deze eis voldeed hij stellig. Vaak te duidelijk, zodat men over het algemeen eerder met een laat-romantische, in R. Strauss, Berlioz en Weber gedrenkte muzikale atmosfeer wordt geconfronteerd dan met een hedendaagse.

Zelfs een Nederlands folkloristisch element meende ik af en toe in deze muziek waar te nemen, en op die ogenblikken kon het gevaar van sentimentaliteit en banaliteit niet geheel worden vermeden. Toch, ondanks de genoemde bezwaren welke dus voor een deel niet aan de componist te wijten zijn, moet men respect hebben voor de technische beheersing, die Van Hemel voortdurend demonstreert.

Het instrumentale gedeelte klonk voortreffelijk, en wat men van de zangstemmen kon horen, leek uitstekend gerealiseerd. Vindingrijkheid en gevoel voor de dramatiek der situaties bleken in duidelijke mate aanwezig en slechts één onhandigheid was er begaan: het is bepaald verwarrend vijf rollen aan baritons toe te vertrouwen.

Onder de inspirerende leiding van de componist zongen Corrie Bijster, Annie Hermes, Albert in der Maur, Léon Combé, Anton Eldering, Frans van de Ven, Jan Rietvelt en Jan Keizer de solopartijen. Omroepkoor en Omroeporkest leverden eveneens goede prestaties, en het succes was groot. Vooral voor de componist die een krans van rode anjers kreeg in de vorm van een V: de V van Viviane. Ook de andere medewerkenden ontvingen bloemen.

Tot de aanwezigen behoorden dr. Vroom van het departement van O., K. en W., de burgemeester van Hilversum en het bestuur van de KRO, dat ongetwijfeld hulde verdient voor het feit dat het met een opdracht aan een Nederlandse componist zijn 25-jarig bestaan wenste te vieren.

LEX VAN DELDEN


maandag 13 november 1950
Volksconcert werd teleurstelling

Ondanks het prachtig samengestelde programma, is het Volksconcert dat Walter Susskind Zaterdagavond in het Amsterdamse Concertgebouw leidde, een teleurstelling geworden. Dat kwam door de gebrekkige uitvoering, althans van het gedeelte dat ik vóór de pauze hoorde.

Mozart's ouverture tot "Don Giovanni" klonk bloedeloos, grauw, miste de tragiek die deze muziek zo verbijsterend indrukwekkend kan maken, en bleef ook technisch middelmatig.

Dat Jan Bresser, die daarna Mozart's vioolconcert in D (KV 218) vertolkte, gehandicapt werd door de gebrekkige manier, waarop Susskind de orkestpartij dirigeerde, lijkt wel aannemelijk. In ieder geval bleef hij stellig beneden het niveau, dat men van hem gewend is.

Zijn spel maakte een onrustige, nerveuze indruk, wat niet wegneemt, dat men respect kan hebben voor zijn violistisch kunnen en onsentimentele voordracht.

Terwijl na de pauze in de Grote Zaal een herhaling van Mahler's Vierde Symphonie klonk, luisterde ik in de Kleine Zaal naar het Spira-trio dat Beethoven's trio in Bes (opus 97) ten gehore bracht: een hoogtepunt uit de gehele literatuur voor deze combinatie.

Rudolf Spira (piano), Margrit Essek (viool) en Frédéric Mottier (cello) bleken een technisch voortreffelijk sluitend ensemble te vormen, dat veel zorg en begrip aan deze ongeëvenaarde muziek had besteed. Psychisch leek mij toch niet een volledige eenheid te zijn bereikt, daarvoor was er te veel verschil in temperament.

De beide strijkers toonden duidelijk een sterkere persoonlijkheid te bezitten dan de pianist, die bovendien een nogal droge en gevoelloze aanslag demonstreerde.

LEX VAN DELDEN


dinsdag 14 november 1950
Concertgebouwvrienden herdachten RAVEL in Kleine Zaal
Groots pianospel van Georges Themeli

De Vereniging "Concertgebouwvrienden" heeft gisteren in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam het Ravel-feest opgeluisterd met een avond geheel aan Ravel gewijd. Mevrouw Hélène Jourdan-Morhange, schrijfster van een boek over de componist, hield een boeiende lezing over de mens Ravel, die zij van zeer nabij heeft gekend.

Het was jammer, dat de uitvoering van "Le Tombeau de Couperin" was toevertrouwd aan de Franse pianist Jacques Février. Jammer, omdat deze in alle opzichten tekort schoot: technisch was zijn spel lang niet vlekkeloos, zijn aanslag bleek bijzonder nuchter en nuanceloos en het geheel maakte een onbeheerste, onrhythmische indruk. Overigens was het onverklaarbaar waarom van deze suite slechts vijf van de zes delen werden gespeeld.

Na de pauze zong Bodi Rapp, begeleid door Felix de Nobel, o.a. de "Histoires naturelles", welke ik niet meer kon horen. In de bijna volle Grote Zaal luisterde ik toen naar Georges Themeli, die een indrukwekkend pianorecital voor de Kunstkring "Voor Allen" gaf.

Vorig jaar leerde Amsterdam in deze Themeli een kunstenaarspersoonlijkheid kennen van een fenomenale allure. Ook dit keer bewees hij tot de klasse der uitzonderlijk groten te behoren. Technische problemen bestaan voor hem niet (ondanks zijn blindheid), zijn aanslag kent een onbegrensde gevarieerdheid en verliest nooit gevoeligheid.

Maar belangrijker dan dit alles is de ongehoorde concentratie van dit spel, een concentratie, die gericht is op het wezen van elke ten gehore gebrachte muziek. Op deze wijze klonken Fauré, Debussy, Ravel en Chopin volmaakt naar inhoud en stijl.

Themeli's sterke natuur wist aan dit veeleisende programma een zó bezielde en dwingende overtuiging te geven, dat het publiek hem pas na enkele toegiften liet gaan.

LEX VAN DELDEN


dinsdag 14 november 1950
Ravel was gek op mechaniekjes

(Van onze muziekredacteur)
"MAURICE was altijd een bijzonder hardwerkende leerling op school". Dat vertelt mij ingenieur Edouard Ravel, jongere broer van de componist, in de pauze van het concert, gisteravond in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. De heer Ravel is met zijn vrouw naar Amsterdam gekomen om het aan zijn broer gewijde festival bij te wonen.

"Wanneer hij met muziek begon? Dat was, geloof ik, op zijn zesde jaar; toen leerde hij piano spelen. Verder is er eigenlijk weinig bijzonders over zijn jeugd te vertellen. Hij was als alle kinderen, hield op de middelbare school veel van klassieke talen en was een heel eenvoudige jongen.

Of hij een hobby had? Wel, hij was altijd gek op mechaniekjes, autootjes en zo. Die verzamelde hij vaak en in zijn huis kon men er steevast heel wat van aantreffen". Tot zover de heer Edouard Ravel.

Wie "L'heure Espagnole" heeft gezien, zal zich de ontelbare klokken herinneren welke in de klokkenwinkel waar het gebeuren zich afspeelt, zijn aangebracht. De klokken tikken allemaal, en die geluiden heeft Ravel in de partituur kostelijk gerealiseerd. Zonder twijfel is hier Ravel's voorliefde voor mechaniekjes van invloed geweest. De verklaring van zijn broer zegt veel.


donderdag 16 november 1950
COPLAND op de gramofoon
Zes opera-aria's van Mozart

VAN de hedendaagse Amerikaanse muziek kent het Nederlandse publiek nagenoeg niets. Wij hebben op dit punt een achterstand in te halen en His Master's Voice trachtte hieraan mee te helpen door een werk van Aaron Copland op de plaat vast te leggen. Copland is immers één van de belangrijkste componisten in de Verenigde Staten en neemt een vooraanstaande plaats in Amerika's muziekleven in.

Zijn uit 1936 stammend orkestwerk "El Salón México" moge dan stellig lang niet zijn sterkste zijden tonen, toch kan men er het beheerste vakmanschap en de bijna naïeve natuurlijkheid van de componist in bewonderen. Het schijnt op oorspronkelijke volksmuziek te zijn gebaseerd, maar met zekerheid is dat niet te zeggen.

Copland zelf maakt het moeilijk tot welomlijnde conclusies te komen, want een tiental jaren geleden schreef hij, dat hij er geen behoefte aan gevoelde bewust van "amerikanismen" gebruik te maken. "Aangezien wij hier leven en werken, kunnen wij verwachten dat onze muziek, eenmaal tot rijpheid gekomen, ook Amerikaans van karakter zal zijn. Amerikaanse burgers zullen een Amerikaanse muziek scheppen". Dat hij als bij intuïtie een folkloristische, nationale muziek zou kunnen scheppen, suggereert hij hiermee duidelijk.

Dat toch uiterlijke invloeden een rol hebben gespeeld, geeft de titel reeds aan. Hoe het ook zij, uit dit levendige, meeslepende, maar weinig diepgaande orkestwerk leert men, dat Copland een uitmuntend instrumentator is, en de invloeden van de gecompliceerde rhythmiek (van bijvoorbeeld de jazz) op persoonlijke wijze heeft verwerkt.

Het Boston Symphonie Orkest gaf er onder leiding van Koessewitski een voorbeeldige uitvoering van en de reproductie munt uit door vlekkeloze helderheid en glans (HMV, DB 3812-13). Verrassend is de vierde zijde, die een arrangement door Strawinski bevat van het lied "De Wolgaslepers": een merkwaardig-somber, maar interessant specimen van Strawinski's orkestratiekunst.

Prachtige zang

Mozart is dit keer bij drie gramofoonmaatschappijen vertegenwoordigd. Columbia komt met een voorbeeldige opname voor de dag van twee aria's uit "De Toverfluit" en "De Bruiloft van Figaro" met onvergetelijk prachtige stem gezongen door de bariton Erich Kunz, zeer mooi ondersteund door het Weens Philharmonisch Orkest onder Rudolf Moralt (Col. LX 1123). Uit diezelfde opera's zong de sopraan Irmgard Seefried twee aria's ideaal van techniek en opvatting; even ideaal is de orkestpartij van het Philharmonia Orkest o.l.v. Josef Krips (Col. LX 1145).

Nóg meer Mozart kwam in de handel, dank zij Decca, die Suzanne Danco's prachtige omvangrijke sopraan vastlegde in twee aria's uit "De Bruiloft van Figaro" en "Così fan tutte". Een zeer goede opname, waarin het orkest van de Scala in Milaan onder Perlea's leiding af en toe wat zorgeloos speelt (Decca K 1732).

Een symphonie van Mozart nam His Master's Voice op: de zgn. "Praagse", KV 504, ook wel de symphonie zonder menuet genoemd, hetgeen méér zegt. Het is zijn laatste symphonie vóór de drie grote symphonieën uit 1788 (de werkelijk laatste vóór zijn dood): een volmaakt, merkwaardig "menselijk" en indrukwekkend stuk, waarin men het ontbreken van een menuet volstrekt niet als een gemis voelt. Men kent Bruno Walter's opvattingen van Mozart en die werden door het Weens Philharmonisch Orkest natuurlijk ideaal gerealiseerd. De opname is zeer goed, maar niet recent, lijkt mij (HMV, DB 8302-04).

Decca bracht ten slotte twee concerten uit. Liszt's eerste pianoconcert heeft ons eigenlijk nog maar weinig te zeggen en alleen virtuositeit van de vertolker kan het nog enigermate verteerbaar maken. Moura Lympany bezit daartoe alle capaciteiten en boekte hier een duidelijk persoonlijk succes. Royalton Kisch stond haar met het National Symphony Orchestra uitstekend ter zijde. De zesde plaatkant is besteed om onze geringe kennis omtrent de merkwaardige persoonlijkheid van de Engelse componist Delius aan te vullen: zijn voorspel tot "Irmelin" werd door Sydney Beer gedirigeerd (Decca, AK 1834-36).

Bruch's vioolconcert bevat zoveel onvervalst echt sentiment, dat het nog steeds indruk blijft maken. Georg Kulenkampff speelde het zoals men dat van hem kon verwachten: maar heel middelmatig. Het Tonhalle Orkest van Zürich is evenmin van bijzondere klasse; dat kon zelfs een dirigent als Schuricht niet verbloemen (Decca, AK 1603-05). Alle hier besproken platen kosten f 6,50 per stuk.

LEX VAN DELDEN


vrijdag 17 november 1950
de lopende band

EEN nieuwe verschijning onder de maandbladen is "Musica Sacra", tijdschrift voor kerkmuziek, een uitgave van de Lutherse werkgroep voor kerkmuziek. Het welverzorgde blad, dat onder redactie staat van Willem Mudde, wil niet alleen voorlichting geven op liturgisch, hymnologisch en kerkmuzikaal gebied, maar bovendien de vorming dienen van een nieuwe oecumenische samenwerking met andere, niet-Lutherse werkgroepen.

Vooral op practische vraagstukken wil men de aandacht vestigen: op de zang en de orgelbespeling, op de huismuziek ook. Zo hoopt men tevens een bijdrage te leveren tot de vernieuwing der kerkmuziek. Tot de medewerkers van het eerste nummer behoren o.a. prof. Dr. W. J. Kooiman.

De bijdragen zijn van nogal ongelijk niveau, en enkele er van steken nauwelijks boven de middelmaat uit. Dat hier voor de liefhebbers toch veel interessants te vinden is, mag de betreffende instanties tot voldoening stemmen. Prijs per nummer f 0,75, abonnementsprijs per jaargang f 3,-.

In de bij "De Toorts" te Heemstede verschijnende serie "Lusthof der lekenmuziek" zag een "dansnummer" het licht, dat negen Engelse contradansen bevat, en vier dansen van Boismortier (1727). Aardige, onopgesmukte muziek is het, bedoeld voor de muzikale leek, die zelf fluit, viool, hobo of gitaar bespeelt. Jammer dat de Engelse contradansen door Daniël Ruyneman wat schools zijn bewerkt. Prijs f 1,25.

L. V. D.


zaterdag 18 november 1950
Italiaanse zangers in ons land
Merkwaardige feiten werpen nieuw licht op tournée
Wil men in ITALIË tegenmaatregelen?

(Van onze muziekredacteur)
Dat het departement van Sociale Zaken een aantal Italiaanse operazangers en -zangeressen het optreden in de steden Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Rotterdam (waarbij ook Hillegersberg) heeft verboden, berichtten wij reeds. Eveneens maakten wij er melding van dat dit besluit is genomen op advies van het departement van O., K. en W., welks adviseurs een dergelijk optreden onverantwoord achtten. Dit gaf men ten departemente vorige week aan onze Haagse redactie te verstaan.

Inmiddels zijn ons enige feiten gebleken die deze kwestie in een merkwaardig daglicht stellen. Hier volgen ze: 1. De werkvergunning van Sociale Zaken draagt de datum 14 October en in deze officiële verklaring worden de vier bovengenoemde grote steden reeds tot verboden gebied verklaard voor deze zangers. Op 6 November vond het eerste optreden plaats. 2. De adviseurs, waarvan ons bericht van vorige Zaterdag sprak, zijn niet anders dan dr. Paul Cronheim, directeur der Nederlandse Opera, zoals het betreffende concertbureau ons uit een correspondentie liet zien. Ten departemente verklaarde men vorige week dat men de Ned. Opera geen monopolie-positie wil bezorgen, maar dat men artistiek gevaarlijke concurrentie zoveel mogelijk wil tegengaan. Het lijkt ons bepaald ongewenst dat in deze zaken advies wordt gevraagd aan de directeur der Ned. Opera. 3. Dat op het ogenblik geen goede Italiaanse krachten naar ons land zouden kunnen komen omdat (zoals werd beweerd) het Italiaanse operaseizoen reeds in volle gang is, wordt wel vreemd als men bedenkt dat dit seizoen op 26 December begint en tot eind April voortduurt, gelijk de heer Rojé, manager der Italianen, ons verklaarde. 4. Ten departemente heeft men verder verklaard dat er reeds belangrijke investeringen waren gedaan om de tournée der Italianen voor te bereiden; daarom zou men hebben toegestaan hen in de provincie te laten optreden. Thans deelt het organiserende concertbureau ons mee slechts provisorische contracten met de verschillende theaters te hebben gesloten. Tijdens een auditie op 25 October in Verviers zou pas worden beslist of men de Italianen zou engageren. De werkvergunning was er toen al! Niettemin kon men toen nog besluiten de tournée niet te laten doorgaan en de contracten met de theaters annuleren. Van investeringen was dus geen sprake. 5. Het betreffende concertbureau heeft een vertegenwoordiger van het departement van O., K. en W. uitgenodigd die auditie in Verviers bij te wonen. Bovendien verzocht men de overheid een expert op operagebied mee te laten gaan naar Verviers. De overheid heeft noch het een noch het ander gedaan, zodat zij zich geen voorstelling kon maken van de artistieke kwaliteiten der Italianen. Wij hebben (in Het Parool van 15 Nov.) reeds betoogd dat het trouwens niet de taak van de overheid is over het artistieke peil te oordelen. 6. In de "Corriere della Sera" (een van de grote Italiaanse kranten) van 14 November maakt een groot opgemaakt bericht melding van deze kwestie. De Italiaanse correspondent van dit blad in ons land heeft van het departement een verklaring gekregen welke (aldus dit blad) geheel verschilt van het standpunt dat O., K. en W. ons vorige week kenbaar maakte. Het Italiaanse blad hoorde ten departemente dat de Nederlandse Opera geprotegeerd dient te worden, om de existentie van de aan deze instelling verbonden krachten te verzekeren. Een sociaal motief dus. Men vraagt zich in Italië thans af of men Nederlandse kunstenaars in de toekomst ook het optreden in de grote steden van Italië moet gaan verbieden, aldus de heer Rojé, die bovendien meedeelt dat de gehele Italiaanse pers over Nederlands "ongastvrije houding" schrijft. 7. Dezer dagen heeft de Nederlandse Bond van Theaterdirecteuren over deze gang van zaken vergaderd. In deze bijeenkomst bleek men zich met de houding van het departement niet te kunnen verenigen. Men heeft dit aan de overheid kenbaar gemaakt, en die schijnt thans te menen dat in de toekomst alle Nederlandse steden vrijgegeven moeten worden voor optreden van buitenlandse krachten. De beslissing was nu echter reeds genomen en men wilde daarop niet terugkomen. Aldus deelde ons een vertegenwoordiger van het betreffende concertbureau mee.


maandag 20 november 1950
Amst. zangverenigingen gaven bondsconcert

Op het concert van de Bond van Amsterdamse Zangverenigingen, waarvan ik gisteravond in de grote Concertgebouwzaal het te lange gedeelte na de pauze heb kunnen horen, is door het me-rendeel der deelnemende koren zeer bevredigend gezongen. Er bleek voldoende goed stemmateriaal aanwezig te zijn en daarmee was vaak uitstekend gewerkt. Maar waar het toch in de eerste plaats om moet gaan: het repertoire, - daarover kon men lang niet zo tevreden zijn.

Wat in enkele jaren door deze bond in artistiek opzicht is opgebouwd, bleek met één slag vrijwel volledig te zijn afgebroken. Achter elkaar hoorde ik zeven nummers voor vrouwenkoor - hetgeen rijkelijk veel is - en geen enkel van deze werken verdient nog op de programma's te worden geplaatst. Klughardt en Westerboud bijvoorbeeld hadden enig maakwerk geleverd dat weinig met kunst te maken heeft.

Verder is het onbegrijpelijk dat een dirigent (Henk van der Velde) volwassen koorleden en een volwassen publiek een lachwekkende tekst durft voor te zetten met poëzie als: "Draag mijn kleine, die slapen wil, naar je droomhof manestil". Dit geeft zo ongeveer een indruk van het bedenkelijk-sentimentele, onwaarachtige, dat dergelijke koorwerken kenmerkt.

Slechts Bertus Brouwer wist met drie van zijn koren in twee voortreffelijke werken van Schubert en Reger enig artistiek leven in de bloedarme brouwerij te brengen: een ook in vocaal opzicht overtuigende prestatie die bewees hoe het wél moet en kan. Het Symphonie-orkest "Con Brio" o.l.v. Roelof Krol verleende zijn prachtige medewerking in Schubert's ensemble waarin slechts de hobo's minder gelukkig waren.

Burgemeester d'Ailly was tot het einde aanwezig.

Vóór de pauze was ik in de Kleine Zaal getuige van de zangkunst van de bariton Vittorio Mincieli, die (begeleid door George van Renesse) een wel behoorlijk geluid weinig doeltreffend en vaak meer schreeuwend dan zingend wist te gebruiken.

Muzikale smaak en begrip ontbreken in wat ik hoorde: een allegaartje van Beethoven, Mozart, Brahms en Verdi, dat liederen en opera-aria's broederlijk, maar weinig gelukkig verenigde.

LEX VAN DELDEN


maandag 20 november 1950
Herman Krebbers op tournée door Italië

(Van onze muziekredacteur)
De violist Herman Krebbers is gisteren met de pianist Marinus Flipse naar Italië vertrokken waar hij 24 concerten zal geven, o.a. in Verona, Milaan, Napels en op Sardinië. Enkele keren voeren zij dan in drie avonden alle tien sonates van Beethoven uit en Krebbers treedt ook als solist met orkest op in een vioolconcert van Paganini.

Na zijn terugkeer (op 23 December) is hij op 26 December in Breda solist in Brahms' concert bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder Eduard Flipse. Op deze matinée speelt zijn collega Theo Olof - men zal zich herinneren dat zij sinds September de concertmeesters van het Residentie Orkest zijn - het vioolconcert van Beethoven en samen spelen zij tenslotte het dubbelconcert voor twee violen van Bach.

Des avonds wordt ditzelfde, onalledaagse, programma in Rotterdam herhaald.

Italiaanse belangstelling voor optreden van operazangers

Vertegenwoordigers van de Italiaanse legatie in Nederland en enkele journalisten uit Rome, Milaan en Napels komen morgenavond naar Arnhem om het optreden bij te wonen van de Italiaanse zangers die op het ogenblik een tournée door ons land maken. Zij willen zich dan een oordeel vormen over het artistieke peil van deze operagroep.


woensdag 22 november 1950
Italianen zongen in Arnhem
Optreden bleef artistiek ver beneden de maat

Het met veel opzien gepaard gaande optreden der Italiaanse operazangers over wie de laatste dagen nogal wat artikelen in de Nederlandse pers verschenen, heeft dan gisteravond in de bijna volle zaal van Musis Sacrum in Arnhem plaatsgevonden. Dat het publiek dit concert met geestdrift heeft ontvangen - daarmee wordt de realiteit bepaald ontoereikend gekenschetst: want men heeft de zaal afgebroken, zoals dat heet.

Vanwaar die on-Hollandse, tot fanatisme neigende reacties? Veel aanleiding daartoe kan ik met de beste wil ter wereld niet ontdekken. Maar ja, men schijnt nu eenmaal onartistiek, op sensatie berekend vertoon voor "jé van hét" te nemen zodra het échte Italianen betreft. En dat hier Italianen optraden, was duidelijk: want Zuidelijk temperament bezaten deze zes zangers en zangeressen in hoge mate. In zo hoge mate, dat het mij allemaal wel wat pathetisch en vals in de oren klonk.

Er was een bariton, Antonio Salsedo, die zijn hoge tonen blijkbaar zo graag hoorde, dat hij er af en toe bijna niet mee kon ophouden. Daardoor kon het voorkomen, dat Figaro's Cavatine uit Rossini's "Barbier van Sevilla" op een zeer wankele basis kwam te staan, waarin weinig op zijn plaats zat. Men hoorde de tenor Francesco Carrino aan enkele aria's een schreeuwerige stem besteden, welke achter in de keel bleef steken.

Achille Casartelli demonstreerde zijn té lichte tenor op technisch ontoereikende wijze. Datzelfde deed trouwens ook Luciana Bartoli, die een wel goede sopraan bleek te bezitten, maar niet kon maskeren, dat haar coloraturen onduidelijk waren en haar hoge tonen steeds net iets té hoog, hetgeen beslist onaangenaam klinkt.

Dan waren er nog Anna Surani, die haar vrij goede sopraan ondoeltreffend gebruikte, en Irma Colasanti, die haar ondoeltreffende mezzosopraan vrij goed in de hand had, bij wijze van spreken.

Nee, meegevallen is dit optreden bepaald niet. Wat niet wegneemt, dat na de pauze vrijwel alle nummers van een toegift moesten worden voorzien. De herkenning van bekende melodieën van Puccini, Verdi, Donizetti, schijnt het publiek nu eenmaal zo enorm op te winden, dat al het andere wordt vergeten, de kwaliteit van de uitvoering bijvoorbeeld. En dat die artistiek in alle opzichten onvoldoende was, staat voor mij vast. Er was één lichtpunt: de dirigent Vittorio Gajoni, die het Gelders Orkest uitstekend leidde.

Jan Out had de avond geopend met de ouverture tot Verdi's "Macht van het noodlot". Mijn pogingen vertegenwoordigers te spreken van de Italiaanse legatie en pers, die - gelijk dezer dagen was aangekondigd - aanwezig zouden zijn, hadden geen resultaat: ik heb de heren niet gezien.

Men dient één ding niet uit het oog te verliezen: het feit dat hier artistiek te weinig werd gepresteerd, doet niets af aan ons standpunt, dat de overheid het artistieke peil van buitenlandse kunstenaars niet mag laten meetellen bij een beslissing over het al dan niet verlenen van een werkvergunning.

LEX VAN DELDEN


zaterdag 25 november 1950
K.R.O. 25 jaar
Galaconcert besloot feestviering

In een feestelijk met bloemen versierde grote Concertgebouwzaal te Amsterdam heeft de K.R.O. gisteravond de viering van zijn vijf en twintigjarig bestaan besloten met een galaconcert door het Concertgebouworkest onder leiding van Jean Fournet. In aanwezigheid van tal van figuren uit overheidskringen, uit de radio- en kunstwereld - zo woonden o.m. minister Teulings en staatssecretaris Cals het concert bij - is een gevarieerd programma uitgevoerd, dat was samengesteld uit werken voor solisten en orkest.

Het hoogtepunt was ongetwijfeld de Kroningsmis (K.V. 317) van Mozart: een blijmoedig, soms ingetogen werk, waarvan vooral het wonderlijk-devote Agnus Dei van een ongehoorde indringendheid is. Fournet dirigeerde het in een hartverheffend-levendige stijl, wars van sentimentaliteit en theatrale effecten.

Het solistenkwartet, bestaande uit Jo Vincent, Roos Boelsma, Han Lefèvre en Leo Ketelaars, paste zich hier wonderwel bij aan, evenals het Groot Omroepkoor, dat - hoewel misschien soms wat te bescheiden - toch bewees een uitmuntend ensemble te zijn.

Vóór de pauze had Hendrik Andriessen de solopartij gespeeld in zijn orgelconcert en Roos Boelsma het "Adore te" van Rudolf Mengelberg gezongen. Pas na deze, qua muzikale inhoud bepaald zwakke inzet, kwam er leven in de brouwerij met Franck's Variations Symphoniques, waarin Jan Odé bijzonder expressief de pianosolo vertolkte. Fournet begeleidde hier uiterst exact en spiritueel.

Alle medewerkenden oogstten opvallend veel succes bij het geestdriftig gestemde publiek en de K.R.O. uitte zijn dank door dirigent, solisten en orkest bloemen te doen overhandigen.

LEX VAN DELDEN


maandag 27 november 1950
Twee keer Brahms in Concertgebouw

Waarom men in een bepaalde periode van de geschiedenis sterke voorkeur voor een of andere componist aan de dag legt, is lang niet altijd met zekerheid te zeggen. Op het ogenblik is Brahms aan de beurt, en waarlijk niet alleen in ons land: overal ter wereld worden zijn werken met ongewone frequentie gespeeld en het Amsterdamse Concertgebouw doet daar ijverig aan mee. Onder Monteux' leiding heeft men daarvan al vele en duidelijke bewijzen gehoord, en gistermiddag dirigeerde ook Hein Jordans op het buitengewoon concert voor niet-Amsterdammers twee composities van Brahms: de Akademische Festouverture en het Tweede Pianoconcert met Adrian Aeschbacher als solist.

Dat Brahms genoemde ouverture als een vrolijke potpourri beschouwde, is geenszins te verklaren uit bescheiden zelf-ironie, gelijk het programma beweert: het stuk is inderdaad een potpourri en geen ouverture. Jordans gaf er een wel krachtige, maar weinig genuanceerde uitvoering van; hetzelfde lot onderging trouwens ook het pianoconcert, waarin bovendien het een en ander van de orkestpartij niet op de juiste plaats terechtkwam.

Aeschbacher speelde de pianopartij met grote beheersing en heel die romantische allure, welke het stuk kenmerkt. Na de pauze hoorde men Beethoven's Zevende Symphonie in een vertolking die in geen enkel opzicht verschilde van het deel vóór de pauze.

LEX VAN DELDEN


dinsdag 28 november 1950
Twee recitals: Vier Nederlanders in Kleine en Grote Zaal

Dat Jan Odé een bijzonder knap pianist is, wist men reeds. Ook gisteravond heeft hij de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam laten horen dat hij een technisch niveau bereikt heeft van internationale allure. Met name in enkele études van Chopin heb ik dit vaak meesterlijke spel zeer bewonderd.

Maar er was méér: want tot mijn grote vreugde stelde ik vast dat Odé's persoonlijkheid, waarin vroeger soms een zekere nuchterheid te horen was, vooral emotioneel duidelijk gewonnen heeft. Zijn inzicht in het wezen van Chopin's romantische gesteldheid demonstreerde hij zodanig en met zoveel expressiviteit, dat hij hier voortdurend sterk boeide, Beethoven's sonate opus 109 lukte wel wat minder, maar toch had ook deze prestatie stellig niveau.

Meer heb ik van zijn recital niet kunnen horen, want na de pauze was ik in de Grote Zaal waar Jo Vincent en Herman Schey voor de Kunstkring "Voor Allen" liederen en duetten zongen. Dat Jo Vincent haar prachtige sopraan op bijzonder gelukkige wijze aan Caplet's "Les prières" besteedde, was te verwachten. Van Schey troffen vooral de bewogenheid en de intelligentie waarmee hij liederen van Wolf gestalte gaf en het was slechts jammer dat zij hun gecombineerde vocale capaciteiten niet in dienst hadden gesteld van iets beters dan de wel erg bleke duetten van Brahms en Cornelius.

Bijzondere hulde verdient Gerard Hengeveld die méér was dan alleen maar begeleider: een ideale partner, wiens pianopartijen onverbeterlijk klonken. En dat wil heel wat zeggen in deze grote ruimte.

LEX VAN DELDEN


donderdag 30 november 1950
Laurens Bogtman zong bijzonder programma in Concertgebouw

Het was wel een zeer bijzonder programma dat de bariton Laurens Bogtman gisteravond de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam voorzette: Purcell, Dowland, Ford vertegenwoordigden het 17de-eeuwse Engeland, Schubert was er met drie zelden gezongen liederen, een geestige, knap gecomponeerde ballade van Carl Loewe en drie liederen uit "Des Knaben Wunderhorn" van Mahler hoorde men voor de pauze.

Heel dit onalledaagse, van een verfijnde smaak en eruditie getuigende geheel wist Bogtman gestalte te geven op een zo volledig overtuigende manier dat er slechts één conclusie mogelijk is: hij bezit een uitermate ontwikkelde intelligentie welke in staat is de meest uiteenlopende stemmingen te peilen en die te laden met een bewogenheid en expressie waaruit een kunstenaarspersoonlijkheid van grote allure spreekt.

De wijze waarop hij - èn Felix de Nobel! - de expressionistische verscheurdheid van Mahler's "Nachtlied" wisten te treffen was bepaald huiveringwekkend. Een vertolking die ik niet licht zal vergeten.

Na de pauze alweer een uiterst persoonlijke keuze: Debussy's drie ballades naar Villon, Ravel's "Don Quichotte à Dulcinée" en daartussenin drie Engelse liederen van Alexander Voormolen welke ik weinig geslaagd vond. Ook in dit programmadeel heeft men Bogtman's volledige beheersing van zijn prachtige bariton kunnen bewonderen, al lijkt mij dat Ravel's directheid hem beter ligt dan Debussy's moeilijker toegankelijke wereld.

De Nobel's pianopartijen waren meer dan begeleidingen: ideale aanvullingen tot een twee-eenheid. Dat er toegiften moesten komen, lag voor de hand, ook al was de zaal (helaas!) maar matig bezet. En ook de keuze van die extra's bewees dat Bogtman tot die uitzonderlijke kunstenaars behoort van wie men er in heel de internationale muziekwereld slechts enkele kan vinden. Het waren een Normandisch volksliedje, in een prachtige bewerking van Caplet en het uitstekende lied "Regentag" uit Krenek's "Reisebuch aus den Österreichischen Alpen" dat men gaarne eens in zijn geheel zou willen horen.

LEX VAN DELDEN