woensdag 3 mei 1950
De draaiende schijf: Mozart's Adagio en Fuga
WIE Mozart's Adagio en Fuga (K.V. 456) voor strijkorkest hoort, beseft, dat de componist een meer dan gewone bewondering voor Bach en diens werken moet hebben gehad. Nog duidelijker wordt dit als men weet, dat Mozart het eerste de fuga schreef, een vorm, waarvan alleen de naam al onmiddellijk aan de figuur van Bach doet denken. Die fuga ontstond in 1783, oorspronkelijk voor twee piano's (K.V. 426): een treffend bewijs voor Mozart's beheersing der contrapuntiek.
Hij is nog aan een praeludium er bij begonnen, maar dat is nooit voltooid. Wel arrangeerde hij de Fuga in 1788 voor strijkkwartet of -orkest en hij componeerde een "kort Adagio voor de Fuga, die ik reeds lang geleden voor twee piano's schreef", zoals hij het zelf uitdrukt. Een aangrijpend werk, dat Mozart op zijn hoogtepunt toont, in de tijd van zijn drie grote symphonieën.
Men hoort het maar zelden en des te meer verheugt het, dat Columbia er een prachtige opname van maakte. De onvergelijkelijke strijkers van het Weens Philharmonisch Orkest o.l.v. Herbert von Karajan kent men; over hun spel hoeft men niets meer te zeggen dan: ideaal. Slechts dit: ik had gaarne een kleiner ensemble gehoord, minder strijkers dus. Het resultaat zou aan helderheid stellig gewonnen hebben. (Col. L X 1076, f 6.50).
L. V. D.
woensdag 3 mei 1950
Holland Festival
Londen krijgt voorproefje van Weber's "Oberon"
(Van onze muziekredacteur)
Om het Engelse bezoek aan het Holland Festival te stimuleren, treden vanavond in Londen de drie solisten op, die in
het a.s. Festival de hoofdrollen zullen vertolken in Weber's opera "Oberon". Het zijn Anna Pollak, Gré Brouwenstijn
en Frans Vroons.
Ze laten voor de Holland Festival Club fragmenten uit "Oberon" horen. Dr. Paul Cronheim, directeur van de Ned. Opera en de heer P. Diamand, secretaris van het Festival, zijn bij dit concert aanwezig.
woensdag 3 mei 1950
Lucie Bigelow Rosen gaf een merkwaardig thereminrecital
Verrassende reparaties en veel valse noten
Nooit heb ik een zo merkwaardig en aan verrassingen rijk recital bijgewoond als gisteravond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam, waar Lucie Bigelow Rosen kwam laten horen wat er zoal te halen is uit het electrische muziekinstrument, dat theremin heet. Over het principe van dit apparaat schreef ik onlangs reeds uitvoerig, een herhaling zal ik u besparen.
Wat die verrassingen betreft: al spoedig bleek, dat in de theremin wel eens iets kan breken, een lamp bijvoorbeeld. Er kwam een reparateur aan te pas en zelfs iemand uit het publiek moest een handje helpen. Dat herhaalde zich een keer of wat en de stemming werd er hoe langer hoe gemoedelijker op. Zo zelfs, dat het geheel ten slotte meer de indruk van een repetitie maakte dan van een concert. Eenmaal op dit punt aangeland, verbaasde het niemand meer, dat de onverstoorbare begeleider Ivor Newton zo nu en dan het verzoek kreeg op cijfer 2 of 3 van een bepaald stuk nog eens te beginnen.
Merkwaardig was verder dit concert in twee opzichten: ten eerste om het timbre van theremin, dat vrijwel voortdurend het midden hield tussen cello, saxophoon en trombone, ook al was het de bedoeling de menselijke stem, de viool en de cello te imiteren, gelijk het programma beloofde. En in de tweede plaats bleek de bespeelster een gehoor te bezitten, dat volslagen ontoereikend was om de theremin te bedienen. (Want het is het gehoor, dat de zuiverheid der tonen moet controleren). Zó onvoldoende functioneerde dat gehoor, dat er op de honderd geproduceerde klanken stellig niet meer dan tien zuiver waren.
Het was dan ook bijzonder verrassend te constateren hoe vals muziek te spelen is. Een dergelijke kwelling heb ik nimmer ondergaan. Daarbij kwam nog, dat de dynamische schakeringen dermate doordringend werden aangebracht, dat het leek of het voortgebrachte geluid afkomstig was van een in grote nood verkerend wezen. Bach, Roussel, Malipiero, Fauré waren er het slachtoffer van.
Na de pauze hoorde men oorspronkelijk voor de theremin geschreven werken, waarvan slechts Martinu's Fantasie voor theremin, strijkkwartet, hobo en piano af en toe iets met muziek te maken had. Dat was dan met name het geval, als de theremin zweeg. Toch geloof ik, dat het instrument zelf aanmerkelijk geslaagder kan klinken, maar dan moet het worden bespeeld door iemand met betere oren, muzikaliteit en een gedegener techniek.
LEX VAN DELDEN
donderdag 4 mei 1950
Arnhem krijgt van 1 tot 17 Juni "Kunst der Lage Landen"
Nederlandse muziek, ballet en Vlaams toneel
(Van onze muziekredacteur)
De nationale tentoonstelling "Mijlpaal 1950", die Vrijdag in Arnhem wordt geopend, zal de bezoekers tussen 1 en 17
Juni ook Nederlandse muziek en ballet bieden. De stichting "Sonsbeek '49", die vorig jaar een collectie Europese
beeldhouwkunst in de openlucht tentoonstelde, organiseert nl. een muziekfeest onder de titel "Kunst der Lage
Landen". Geen enkele buitenlandse grootheid neemt er aan deel, geen enkel buitenlands werk wordt er uitgevoerd, het
is alles Nederlands, wat men te horen en te zien krijgt.
Het Gelders Orkest verzorgt drie orkestconcerten. Jan Out dirigeert op het eerste (1 Juni) werken van Vermeulen, Zagwijn, Pijper en de eerste uitvoering van Koos van de Griend's Symphonie. Maneto (Manifestatie Ned. Toonkunst) bied dit programma aan. Op het tweede orkestconcert, dat o.l.v. Eduard Flipse staat, hoort men composities van Zweers, Wagenaar, R. Mengelberg, Jan van Gilse, Pijper, Voormolen en Henkemans' fluitconcert. En op 16 Juni dirigeert Jan Out de Derde Symphonie van Orthel, Ricercare van H. Andriessen en het vioolconcert van Van Hemel met Theo Olof als solist. Andere solisten op die concerten zijn Margot Broeders (harp), Marinus Flipse (piano) en Bertus Bakker (fluit).
Een uitzondering op de regel, dat alles van Nederlands fabrikaat is, vormt het toneel: op 3 Juni komt het gezelschap van de Kon. Ned. Schouwburg te Antwerpen "Koningin Christiana" van Herwig Hensen spelen.
Het ballet is toevertrouwd aan "Balletrecital" van Sonia Gaskell, dat 7 Juni vier Nederlandse werken ten tonele brengt op muziek van o.a. Kees Stokvis, Amory en Arnold Juda. Dan is er op 14 Juni een concert door het Ned. Kamerkoor o.l.v. Felix de Nobel, die behalve oude Nederlandse muziek van Ockeghem, Sweelinck en Des Prés, werken van Géza Frid en Lex van Delden dirigeert.
Maneto biedt op 5 Juni een kamermuziekconcert aan, waaraan het A'dams Trio, Bram de Wilde (clarinet) en Luctor Ponse (piano) meewerken; uitgevoerd worden dan composities van H. Andriessen, Piet Ketting, Sem Dresden, François Steenhuis, Voormolen en Pijper. Ook de Nederlandse kerkmuziek komt aan bod: in de Martinuskerk gaan missen van Diepenbrock en H. Andriessen.
Hoe de resultaten en uitvoeringen op dit feest zullen zijn, weten we natuurlijk nog niet; maar wel kan men al zeggen, dat hier een moedig en fris initiatief is genomen, dat meer dan gewone belangstelling verdient. Om die interesse te tonen, behoeft men niet al te veel geld uit te geven: een abonnement op de zeven manifestaties kost slechts f 10. Men mag dan ook vertrouwen, dat dit uitzonderlijke "muziekfeest" talloze bezoekers zal trekken. Ook uit het buitenland, waar in ambassades en verkeersbureau's affiches de aandacht er op vestigen.
Wie er meer van wil weten of kaarten wil bestellen, wende zich tot de secretaris, de heer G. Temme, Mariënburgstraat 5 in Arnhem.
donderdag 4 mei 1950
Dirigent Julius Susan verlaat Hoofdstad Operette
(Van onze muziekredacteur)
Julius Susan, die enkele jaren de Hoofdstad Operette heeft gedirigeerd, is van 1 Mei af niet meer aan dat gezelschap
verbonden. Hij is thans in onderhandeling met Zwitserland en België. Bovendien gaat hij voor Radio Luxemburg enkele
concerten dirigeren.
donderdag 4 mei 1950
Schumann's "Dichterliebe" op de gramofoonplaat
(met Felix de Nobel, piano)
(Van onze muziekredacteur)
De pianist Felix de Nobel vertrekt Maandag a.s. naar Parijs, waar hij samen met de Zwitserse zanger Max Meili
Schumann's cyclus "Dichterliebe" in zijn geheel zal spelen voor de gramofoon. Dat gebeurt voor "Discophiles
Français", die het werk op langspelende platen opneemt.
maandag 8 mei 1950
Pears en Britten oogstten uitbundig succes
De zesde, tevens laatste liederenavond in de serie Concertgebouw-Kamermuziek is een uitbundig succes geworden voor het duo Pears-Britten. Ook nu weer raakte het Amsterdamse publiek onder de indruk van deze volmaakt klinkende tenor en dit even volmaakte pianospel. En reeds het vijfde lied moest worden herhaald. Begrijpelijk, want Britten's bewerking van dit lied van Purcell was - ofschoon op artistieke gronden verwerpelijk - uitermate effectvol.
Het bijzondere van dit duo is niet in de eerste plaats gelegen in de perfectie van zijn vertolkingen; veeleer wordt men verrast door het feit, dat hier twee uitvoerenden onbekommerd, maar met een volledig begrip voor elkaars bedoelingen, als één instrument weten te musiceren. Het is een pure, muzikanteske en overrompelende manier, waarmee zij iedere componist benaderen.
Bijna altijd treft deze voortdurend natuurlijke onopgesmuktheid doel: zo was dat in Britten's wat Puccini-achtige Sonnetten op teksten van Michelangelo. En ook de Vijf Chinese Liederen van de 24-jarige Arthur Oldham werden onverbeterlijk vertolkt: stellig talentvolle muziek, maar nog weinig persoonlijk en sterk beïnvloed door Britten, waarschijnlijk Oldham's leermeester.
Met alle respect voor de technische prestatie in enkele liederen van Schumann, leek mij toch, dat Pears hier in expressie tekort schoot: zijn wezen verschilt te zeer van deze Duitse romantische geest. De volksliederen, waarmee de avond werd besloten, vroegen om meer; en pas na enkele verrukkelijke toegiften liet men Pears en Britten gaan.
LEX VAN DELDEN
dinsdag 9 mei 1950
De draaiende schijf: Metropole-Orkest
LAAT niemand beweren, dat Nederland niet zijn eigen gramofoonplaten kan maken. Mocht er iemand zijn, die toch alles uit het buitenland wil betrekken wijl het beter zou zijn, dan draaie men hem onverwijld Decca's opname voor, die onder nummer XP 6125 en voor de prijs van f 5.10 in de handel is.
Hij zal dan een Nederlands ensemble horen: het Metropole-Orkest o.l.v. Dolf van der Linden, die twee eigen bewerkingen dirigeert. Ten eerste: "Guaracha" van Morton Gould, de Amerikaanse "uitvinder" van nieuwe vormen als concertette en symphonette; een fris, levendig stuk muziek in een geraffineerd arrangement, vol van verrassende rhythmische en harmonische vondsten.
En aan de keerzijde: een even geslaagde bewerking (met aardige middenstemmen van het koper) van Gade's tango "Jalousie". Beide werkjes zijn door Dolf van der Linden bewerkt op een wijze die bewijst, dat hij de bijzondere effecten van de microfoon volledig kent en vooral door deze omstandigheid "klinkt" deze uitstekende amusementsmuziek van begin tot eind. Nederland bezit in dit ensemble stellig één van de beste ter wereld.
De opname, die in de AVRO-studio plaats vond, toont aan, dat ook de geluidstechniek in ons land niet hoeft onder te doen voor die in het buitenland. Acoustisch is het geheel subliem.
L. V. D.
dinsdag 9 mei 1950
Meesterlijk pianospel door Andor Foldes
Er zal waarschijnlijk geen tweede pianist bestaan, die zo elk geheim van zijn instrument kent als de Amerikaan Andor Foldes, die gisteravond in de kleine Concertgebouwzaal een vijftigtal Amsterdammers tot ovaties bracht. Met een verbluffend gemak zit hij te spelen, als gold het een musiceren louter uit plezier. En men merkt pas in de tweede plaats welk een fabelachtige techniek deze Foldes bezit, een techniek, waarin iedere vinger tot in de uiterste perfectie is getraind en in staat is elke nuancering aan te brengen.
Maar achter en door dit formidabele spel hoort men meer: want heel deze techniek staat in dienst van een mannelijke, hartstochtelijke, door haar directheid meeslepende muziek. En bovendien overtuigt Foldes zijn publiek door de logische wijze van opbouwen, door een volstrekt zuiver inzicht in het wezen en de vorm van een compositie. De gespierde, door en door gezonde vertolking van Bach's Chromatische Fantasie en Fuga, waarmede het recital begon, was al direct een meesterlijke prestatie.
Nóg verrassender, nieuw en toch klinkend alsof dit de enige juiste interpretatie was, werd Beethoven's Sonate opus 79 uitgevoerd; en zo was het ook met Beethoven's nauwelijks te realiseren Sonate opus 109. Ik kan mij niet herinneren deze werken ooit zo indrukwekkend en fascinerend te hebben gehoord.
Na de pauze alweer een hoogtepunt van ongehoord niveau: Bartók's overrompelende, enorme eisen stellende Sonate, die - als ik het wel heb - niemand op het ogenblik zo grandioos kan vertolken. Enkele Chopins vielen daarna wat tegen, hetgeen stellig is toe te schrijven aan hun plaats in het programma; na het oergeweld van deze Bartók houdt geen enkele muziek stand.
Het onstuimig enthousiaste publiek wilde pas gaan na drie toegiften, waarvan vooral de magistrale bewerking door Foldes van Kodály's "Weens Klokkenspel" (uit de Háry Jánossuite) een enorme indruk maakte. Foldes' persoonlijkheid zal zich zonder twijfel nog imposanter manifesteren in een concert met orkest. Die kans dient het Concertgebouw hem spoedig te geven. Ben ik wel ingelicht, dan heeft Malipiero een nieuw concert voor Foldes geschreven; het zou interessant zijn er eens kennis mee te maken.
LEX VAN DELDEN
woensdag 10 mei 1950
Binnenkort beslissing over Amerikaanse tournée van het Concertgebouworkest
(Van onze muziekredacteur)
Het bestuur van de N.V. Het Concertgebouw heeft vanmorgen een telegram ontvangen van de National Concerts and
Artists Organization, het concertbureau, dat de Amerikaanse tournée van het Concertgebouw zou organiseren. De inhoud
van het telegram is van zodanig belang, dat het betuur er zich eerst over wil beraden alvorens een standpunt in te
nemen. Die vergadering vindt Vrijdag a.s. plaats.
woensdag 10 mei 1950
Congres over filmmuziek in Florence
Max Vredenburg demonstreert er Nederlandse films
(Van onze muziekredacteur)
Reeds zes jaar kent Florence in Mei een "muziekmaand", en in dat kader wordt telkenjare een congres gehouden over
een of ander muzikaal onderwerp. Dit jaar is de filmmuziek aan bod en dat is dan tevens de eerste keer, dat dit
onderwerp "officieel" ter sprake komt. Onze landgenoot, de componist Max Vredenburg, is uitgenodigd een lezing te
komen houden en zijn strijd voor het bestaansrecht van de goede Nederlandse filmmuziek kennende, verwachtte ik niet
anders dan dat hij in Florence iets zou vertellen over onze componisten.
"Natuurlijk doe ik dat," zegt hij. "Ik zal spreken over het onderwerp: "Filmmuziek, Assepoes of Fee?" En die lezing licht ik toe met enkele Nederlandse films met muziek. Koos van de Griend is vertegenwoordigd met "Partisanenlied" en "Klompendans", Rudolf Karsemeyer met "Walcheren". Van Bertus van Lier vertoon ik "Rembrandt in de schuilkelder", van Jan Mul "Schapen" en "Boerenleenbank". Dan laat ik "A sun is born" horen (én zien natuurlijk) van Hugo de Groot, en "Bonaire", "Oerwoud" en "Boven de Kerselaer" met muziek van mijzelf.
Van enkele van die films heb ik een Franse of Engelse tekst en soms zelfs een Franse versie. De Regerings Voorlichtings Dienst, die zelf twee films afstond, zorgt voor de verzending en gaf daarmee te kennen een Nederlandse vertegenwoordiging in Florence van belang te vinden.
Wie er aanwezig zullen zijn? Niet alleen componisten als Hopkins, Maurice Thiriet, Henri Sauguet, Dallapiccola en Petrassi, maar ook dirigenten (o.a. Muir Mathieson) en regisseurs, zoals René Clair en Grémillon.
Voorzitter van het congres is de componist Pizzetti, organisator de musicoloog prof. Guido Gatti. "Ik denk," zegt Vredenburg, "dat er belangwekkende lezingen worden gehouden. Eén er van is stellig die over de "Noodzaak van critieken, gewijd aan filmmuziek" door Hans Keller uit Engeland. Op 6 Juni zal ik in Kriterion te Amsterdam over mijn ervaringen in Florence spreken".
donderdag 11 mei 1950
Holland Festival
Ruim 100 uitvoeringen met 2000 kunstenaars
(Van onze muziekredacteur)
Het volledig programma van het Holland Festival is thans gereedgekomen; een folder geeft een duidelijk overzicht van
de 108 manifestaties, die in Amsterdam, Den Haag, Scheveningen, Gouda, Delft, Naarden en Bloemendaal plaats vinden.
Niet minder dan ongeveer 2000 uitvoerenden nemen er aan deel.
In de laatste maanden hebt u in deze kolommen het meeste van wat er geboden wordt, reeds kunnen lezen. Nieuw is dat Janine Charrat de choreografie verzorgt in Weber's "Oberon". Studenten van het Théâtre Antique van de Sorbonne komen Aeschylos' tragedie "De Perzen" spelen.
Wat de tentoonstellingen betreft: het Amsterdamse Rijksmuseum exposeert van 17 Juni tot 17 September 120 schilderijen uit het Kaiser Friedrich Museum in Berlijn. In het Haagse Gemeentemuseum kan men van 20 Juni tot 23 Juli "Wereldschrijvers van Nabij" zien; manuscripten worden er tentoongesteld en sommige auteurs zullen zelf aanwezig zijn. Uit het buitenland zijn definitieve toezeggingen ontvangen van o.a. Graves, Huxley, Morgan, Priestley, Eluard, Maurois, Greene, Duhamel, Romains, Cocteau, Brod, Feuchtwanger en Wiechert. Van 30 Juni tot 3 September exposeert hetzelfde museum beeldhouwkunst van Rodin, Maillol en Despiau.
Over de ochtendrecitals in Amsterdam is nog te melden, dat Michael Redgrave (van de Old Vic) sprookjes van Andersen voordraagt en Luigi Dallapiccola een inleiding houdt op zijn "Zangen van de Gevangenschap", die door het Ned. Kamerkoor worden uitgevoerd.
Verheugend is de grote belangstelling uit alle delen der aarde, ook van de zijde van de radio. Zowel de B.B.C. als de Canadese en Amerikaanse omroepen zenden een aanzienlijk deel van het Festival uit. Dat de Ned. Radio Unie dat ook doet spreekt vanzelf.
Er zijn regelingen getroffen voor het bestellen van plaatskaarten, hetgeen nu reeds kan gebeuren. Wie daarover alles wil weten, vrage de folder met de nodige gegevens aan bij het secretariaat van het Holland Festival, Emmaplein 5 in Amsterdam.
vrijdag 12 mei 1950
Orgel in Oude Kerk van Remonstrantse Gemeente onderging restauratie
(Van onze muziekredacteur)
Het orgel in de Oude Kerk van de Remonstrantse Gemeente, aan de Keizersgracht in Amsterdam, heeft een grondige
restauratie ondergaan. De heer D. A. Flentrop uit Zaandam heeft vijf maanden gedokterd aan het instrument, dat van
±1720 moet dateren.
Twee orgels ziet men er eigenlijk aan: het hoofdwerk en het kleinere zg. rugpositief, dat sinds 1870 is uitgeschakeld, toen de Amsterdamse firma Flaes het verbouwde. Dat gebeurde volgens de toen heersende mode om de klank van de grote orkesten na te bootsen. Daarmee werd het hoofdwerk aanmerkelijk vergroot en die toestand was nu alleen met enorme kosten te veranderen. De heer Flentrop heeft zich dan ook bepaald tot verbetering van het hoofdwerk, dat in 1908 is verbouwd door de firma Adema, maar allerlei storingen begonnen zich daarna te openbaren, vooral ten gevolge van de toen aangebrachte pneumatiek. Die is er thans weer uit verdwenen en een mechanische apparatuur is er voor in de plaats gekomen. Daarmee is de toestand van 1870 ongeveer hersteld.
Enkele toonwerken zijn vernieuwd, de mixtuur is aanmerkelijk verbeterd. En het resultaat? Wel, de heer Klaas Bakker, die reeds van 1928 af organist in deze Oude Kerk is, heeft laten horen, dat het instrument zeer mooi van klank is, glanzend en helder. "De vroeger gebruikte, abnormaal hoge winddruk is nu verlaagd van ± 100 tot ± 70", vertelt hij mij, "en daarmee is een oude, betere toestand teruggekeerd. Het geluid, hoewel wat zwakker, is er veel soepeler door geworden.
Behalve de heer Flentrop verdient ook de heer Schrötelkamp alle lof voor het prachtige intoneerwerk, dat hij heeft verricht: de intonatie is nu ijl en helder, minder geforceerd. Alles bijeen vind ik de restauratie bijzonder geslaagd," aldus de heer Bakker.
(Ongecorrigeerd)
zaterdag 13 mei 1950
Londens Philharmonisch Orkest concerteerde in Amsterdam
Aangrijpende zang van Kathleen Ferrier
Aan de gevel de Engelse en Nederlandse vlag, vóór het orgel in de Grote Zaal eveneens de vlaggen van deze landen en het podium met kleurige bloemen versierd, zo ontving het Amsterdamse Concertgebouw het uit 82 leden bestaande Londens Philharmonisch Orkest gisteravond. Het concerteerde voor het eerst in ons land en het publiek heeft duidelijk te kennen gegeven alleszins ingenomen te zijn met deze kennismaking.
Reeds bij de opkomst van het Engelse orkest applaudisseerde men hartelijk en toen Eduard van Beinum het podium betrad groeide dit applaus tot gejuich aan. Hartelijker ontvangst was nauwelijks denkbaar en de ovaties aan het slot van de avond hielden lange tijd aan.
Dat was ook het geval na Mahler's "Kindertotenlieder", die Kathleen Ferrier door een sterk verinnerlijkte expressie tot een aangrijpende belevenis maakte. Zelden heeft men de navrante sfeer van deze liederen hartverscheurender gehoord dan deze avond.
Het spel van Van Beinum's Londense orkest bleek uitermate geladen te zijn, geladen en enerverend. Naar mijn smaak iets te opgewonden en te vurig, waardoor mildheid en warmte maar zelden merkbaar werden.
Het was verrassend hier te worden geconfronteerd met een volledig ander klankevenwicht, dan wij gewend zijn van het Concertgebouworkest: voortvarendheid en jeugdig-overmoedige frisheid waren er de belangrijkste kenmerken van. Dit resultaat is vooral te danken aan de levendige felheid van de strijkers, die de hier vertrouwde ronde buigzame toon missen. Ook het timbre van hout- en koperblazers is anders dan wij kennen: doordringender en minder lyrisch. Aan dit nieuwe klankgemiddelde te wennen, viel mij niet mee; maar aan de ban van dit routinevrije, steeds jeugdige, soms zelfs agressieve spel ontkwam men stellig niet.
Het best slaagden Händel's "Water Music-suite", Holst's balletmuziek "The Perfect Fool" en Elgar's conventionele ouverture "Cockaigne". Minder beviel mij Mozart's Haffner-Symphonie, waarin veel nuances verloren gingen en die een wat trage, zware indruk maakte. Debussy's "Prélude à l'après-midi d'un faune" werd een groot succes voor de fluitist Richard Adeney.
Bijzonder prijzenswaardig is dat men zulk een belangrijke plaats had ingeruimd aan Engelse muziek en de vraag rijst of Nederlandse orkesten op hun concerten in het buitenland een zelfde voorbeeldige, maar alleszins normale programmapolitiek zullen voeren....
Het Londens Philharmonisch Orkest, dat eergisteren reeds in Arnhem optrad en vanmiddag op een jeugdconcert voor de VARA, zal vanavond nog in Utrecht concerteren, op de boot stappen en zich Zondagavond weer in de Londense Royal Albert Hall laten horen.
Na afloop van het concert, gisteravond in Amsterdam, vond nog een receptie plaats, waar mr. J. W. de Jong Schouwenburg, vice-voorzitter van de Raad van Bestuur van het Concertgebouw, het Engelse orkest bijzonder hartelijk toesprak. Onder de aanwezigen bevonden zich ook Zijne Excellentie mr. J. L. M. Th. Cals, staatssecretaris van O., K. en W., wethouder mr. A. de Roos en dr. N. R. A. Vroom, chef van de Afd. Kunstzaken van O., K. en W.
LEX VAN DELDEN
dinsdag 16 mei 1950
Eduard Lichtenstein vertolkte "Paganini" in Zwitserland
(Van onze muziekredacteur)
De reeds vele jaren voornamelijk als zangpaedagoog in Amsterdam gevestigde tenor Eduard Lichtenstein heeft tijdens
een twee maanden durende tournée door Zwitserland grote successen geoogst. Oorspronkelijk was hij door het
Operettegezelschap van Winterthur voor drie weken geëngageerd om in Lehár's "Paganini" de titelrol te vertolken. Na
die drie weken moesten twee prolongaties volgen, een van drie en een van twee weken. Langer kon hij niet blijven en
zo kwam hij dezer dagen in Amsterdam terug.
"Waar ik optrad? Behalve in Winterthur", zegt Lichtenstein, "ook o.a. in Genève, Lausanne, Lugano, Luzern, Montreux en Vevey. In de laatste plaats bleek de Zwitserse regering een prachtig kasteel beschikbaar te hebben gesteld voor 135 Joodse emigranten op leeftijd. Ik heb gedaan gekregen dat ze allemaal gratis de voorstelling konden bijwonen: hun dankbaarheid was ontroerend.
Voor radio Beromünster heb ik nog zes platen opgenomen, die begin Juni worden uitgezonden. In September ga ik weer naar Zwitserland: contract van twee maanden. Ditmaal in "Land des Lächelns" en "Zigeunerbaron". En op uitnodiging van de Zwitserse acteur Curt Goetz, wiens nieuwe film "Dr. Prätorius" binnenkort hier komt, ga ik ook in Duitsland zingen: in Hamburg, Berlijn, Frankfort en München treed ik dan op in "Czarewitsch" en "Land des Lächelns".
dinsdag 16 mei 1950
Jeanne Demessieux bespeelde orgel van Oude Kerk
In een uitgebreid, veeleisend, maar wat onsamenhangend gebouwd programma heeft de Franse organiste Jeanne Demessieux, leerlinge van Marcel Dupré, gisteravond in Amsterdams Oude Kerk laten horen, dat zij een virtuoos bespeelster van haar instrument is en bijzonder veel fantasie in haar registreringen weet te leggen. Dat laatste verraste vooral in twee koralen van Bach, die een lyrische sfeer kregen, maar af en toe een wat te romantische en weke gestalte.
Daarna bleek inderdaad, dat Jeanne Demessieux' aanleg vooral in de richting gaat van de romantiek en het was dan ook nauwelijks te verwonderen dat stukken van Franck en diens eveneens door Wagner beïnvloede epigonen Widor en Vierne haar verreweg het beste lagen, en een grandioze, uitermate genuanceerd geregistreerde uitvoering kregen.
Twee koralen van de organiste zelf demonstreerden wel compositorische begaafdheid, maar bovendien de zich in chromatiek uitende invloed van Wagner en Franck. De improvisatie, waarmee zij haar concert besloot, was knap van bouw, maar miste oorspronkelijkheid en zeggingskracht; waarschijnlijk door de geringe kwaliteit van het opgegeven thema.
LEX VAN DELDEN
woensdag 17 mei 1950
Iskar Aribo gaf pianorecital in Kleine Zaal
Uit alles wat de pianist Iskar Aribo doet, blijkt duidelijk zijn natuurlijke muzikaliteit. Dat demonstreerde hij gisteravond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam in enkele Debussy's, waarmee hij zijn recital begon. Vooral in de "Reflets dans l'eau" trof zijn gevoel voor vloeiende, rijkgeschakeerde klanknuances, die met name in lyrisch-mijmerende stukken tot vaak mooie resultaten leidden.
Jammer is dat een onvoldoende techniek Aribo belet al zijn goede en artistieke bedoelingen te verwezenlijken. Zodra een heldere vingertechniek met souplesse en kernachtigheid vereist zijn, schiet hij te kort. En het leek mij dan ook onjuist dat hij Brahms' lastige Händel-variaties op zijn programma had geplaatst. Daarin moest wel het een en ander mislukken.
LEX VAN DELDEN
woensdag 17 mei 1950
Otto Klemperer volgend jaar naar Amsterdam
(Van onze muziekredacteur)
Otto Klemperer komt volgend jaar weer het Concertgebouworkest dirigeren. Van 27 Maart tot 5 Mei 1951 leidt hij de
concerten in Amsterdam, waaronder ook de Beethoven-cyclus.
zaterdag 20 mei 1950
Hupperts gaf prachtige uitvoering van Bruckner's "Vierde"
Elke keer, dat men Bruckner's kunst hoort, verrast zijn muziek door de volledige afwezigheid van alle, de Romantiek kenmerkende eigenaardigheden. En dat, terwijl Bruckner leefde van 1824 tot 1896, dus juist in de periode, die men de romantische pleegt te noemen. Ook de Vierde Symphonie, die het Utrechts Stedelijk Orkest o.l.v. Paul Hupperts gisteravond voor de Amsterdamse Kunstkring in de grote Concertgebouwzaal uitvoerde, maakt daarop geen uitzondering, ondanks het feit, dat Bruckner zelf haar de "Romantische" heeft genoemd.
Geen hartstochtelijke emoties, geen onrustige, gekwelde gemoedstoestanden hoort men er in, geen hoogtepunten van gelukzaligheid en geen laagtepunten van neerslachtige depressies. Niets van deze, de Romantiek typerende elementen zal men er in aantreffen. Veeleer ademt deze Vierde een klassieke geest en de monumentale bouw van deze naar binnen gekeerde muziek wijst vóór alles op een volledige harmonie van inhoud en vorm, die slechts kon worden verwezenlijkt door een universele, religieuze levensbeschouwing. De titel "Romantische" is dan ook misleidend en vindt slechts verklaring in het feit, dat de romantische Oostenrijkse natuur de belangrijkste inspiratieve kracht was voor deze muziek. Evenals de natuur Beethoven tot zijn "Pastorale" inspireerde.
Hupperts heeft er een alleszins lofwaardige vertolking van gegeven, die uitmuntte door een verheven rust en een nobele, vaak bekoorlijke expressie. Na de pauze liet Richard Odnoposof horen, dat hij het vioolconcert van Beethoven technisch meesterlijk beheerst en een schitterend instrument bespeelt, maar niet het kunstenaarschap bezit om deze muziek recht te doen wedervaren. Het was alles nogal eigengereid wat hij deed met tempo en dynamiek.
Helen Kwalwasser
Van de violiste Helen Kwalwasser, die tegelijkertijd in de Kleine Zaal optrad, kreeg ik een even schitterende indruk als vorig jaar. In de korte stukken (Pugnani, Milhaud en Strawinski), die ik slechts kon horen, bewees zij opnieuw een van de opmerkelijkste jonge talenten te zijn. Haar eigenschappen: volmaakte techniek, gloedvolle toonvorming en sterke artistieke persoonlijkheid.
LEX VAN DELDEN
maandag 22 mei 1950
A'dams Philh. Orkest speelt in Stadion
(Van onze muziekredacteur)
Het staat thans vast, dat het Amsterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Nico van der Linden in het Olympisch Stadion
in de hoofdstad gaat optreden. Het eerste concert vindt op 11 Juni plaats, en het programma er voor wordt zo
samengesteld, dat het voor alle lagen van de bevolking aantrekkelijk is. De toegangsprijs bedraagt f 0.75 voor alle
rangen.
Vorige week heeft men in het stadion klankproeven genomen. "Het resultaat was verbluffend", zegt Nico van der Linden. "Reeds in 1930 gaf ik er met de nieuwe A'damse Orkest Vereniging concerten, met uitstekend gevolg. Maar nu klinkt alles nog veel beter, dank zij de verbouwing die jaren geleden plaats heeft gehad. De muren zijn hoger geworden en daardoor is het geheel acoustisch verbeterd.
Het orkest zal op de eretribune plaats nemen, op het ereterras vóór de koninklijke loge. Ik verwacht veel van dit concert en van de publieke belangstelling zal het afhangen of er meer zullen volgen. Mocht dat het geval zijn, dan zal ik ook proberen er koren en balletten te laten optreden", aldus Nico van der Linden.
dinsdag 23 mei 1950
de lopende band
IN "Drie Franse liederencomponisten" beschrijft Hennie Schouten de liederen van Duparc, Fauré en Debussy. Om hun kunst in een cultuur-historisch verband te situeren, wijdde de auteur vooraf hoofdstukken aan "De Franse poëzie sedert de Romantiek", waarin Hugo, de Vigny, de Musset, de Lisle, Baudelaire, Verlaine e.a. worden besproken, en aan "Het Franse lied voor Duparc". Componisten als Berlioz kregen daarin een plaats toegemeten.
De hoofdschotel: Duparc, Fauré en Debussy, is hier grondig geserveerd, met vele analyses en notenvoorbeelden. Menig zanger zal er zijn voordeel mee kunnen doen, ofschoon Schouten nergens verrassend rake dingen zegt, die nieuwe gezichtspunten aan het licht brengen. Verrassend onjuiste opmerkingen maakt hij ook echter niet, zodat het geheel toch wel geslaagd is.
Jammer, dat de schrijver uit zijn onderzoek naar deze interessante materie geen cultuurfilosofische conclusies heeft getrokken. Dat zou dit, door de Uitgeversmaatschappij Holland in Amsterdam, uitmuntend verzorgde boek aanmerkelijk aan waarde hebben doen winnen. Nu is dit geschrift blijven steken in de wat didactisch-stijve opsomming van een reeks meesterlijke liederen. Prijs f 6.90.
L. V. D.
dinsdag 23 mei 1950
Kamermuziek in Holland Festival verdient belangstelling
Belangrijk initiatief: ochtendconcerten
(Van onze muziekredacteur)
DAAR het Holland Festival vóór alles een feest van muziek (en ballet) is, ligt het voor de hand voornamelijk hieraan
vooraf enige bespiegelende woorden te wijden. Men heeft de laatste maanden in deze kolommen kennis kunnen nemen van
hetgeen er op velerlei gebied wordt geboden. Het is dan ook niet mijn bedoeling dit alles te herhalen, maar veeleer
op enkele manifestaties afzonderlijk de aandacht te vestigen, wijl die om de een of andere reden meer dan gewone
belangstelling verdienen.
De orkestconcerten kunnen het gevoeglijk zonder speciale vermelding stellen: het bezoek bewijst die ongetwijfeld. Maar bijzonder gaarne zou ik de kamermuziek in het zonnetje willen zetten; in de eerste plaats omdat dit vorige jaren ten onrechte door een deel van het publiek werd verwaarloosd en vervolgens om de eenvoudige reden dat juist op dit gebied zoveel onalledaags en belangrijks te genieten valt.
Een uitermate aantrekkelijk en alleszins prijzenswaardig initiatief vormen de negen ochtendrecitals in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam. Een experiment, dat stellig de aandacht verdient en dat, gezien de ensembles en solisten die er optreden, de hoogste verwachtingen wekt. Het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Felix de Nobel zingt drie ochtenden telkens motetten van Bach en werken van Sweelinck, Szymon Goldberg verzorgt met Nederlandse instrumentalisten een Bach-concert, Pears en Britten laten o.a. Amerikaanse volksliederen voor het eerst horen, Noémie Perugia en Henriëtte Bosmans brengen Franse liedkunst en composities van de pianiste, en Jan Odé speelt Escher's suite "Arcana Musae Dona".
Veel mag men verwachten van Michael Redgrave, die sprookjes van Andersen komt vertellen, ook op een ochtend, en verheugend is dat op een andere morgen de Italiaanse componist Dallapiccola de gelegenheid krijgt een inleiding te houden op zijn zeer belangrijke werk "Zangen van de Gevangenschap", dat De Nobel's koor zal uitvoeren op een avondconcert in de Bachzaal. Dit concert verdient niet alleen om Dallapiccola's werk de aandacht, maar bovendien om een mis van Des Prés en een nieuw werk van de in Amsterdam levende Zwitser Frank Martin.
Ook de andere kamermuziekconcerten, die 's avonds plaats vinden, waarborgen een peil dat niet minder aandacht verdient dan de meer spectaculaire orkestconcerten: Alma Musica brengt Bach's "Musikalisches Opfer" ten gehore, Janny van Wering de "Goldberg-variaties" en het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap heeft o.a. Schönberg's "Verklärte Nacht" op zijn programma staan.
Dit alles heeft stellig het recht op niet minder belangstelling dan orkestconcerten, ballet en opera. Wat geenszins wil zeggen, dat op die gebieden niet ook veel aanlokkelijks te horen en te zien zal zijn. Wij wijzen slechts op Strawinski's "Petroesjka", dat het Ballet de Monte Carlo komt opvoeren, op de Nederlandse Opera, die met Andriessen's "Philomela" en Weber's "Oberon" twee nieuwe werken aan haar repertoire toevoegt, op Berlioz' volledige "Romeo en Julia", dat Pierre Monteux in het Concertgebouw dirigeert.
Deze woorden willen slechts het publiek dat van nature en vaak door onwetendheid geneigd is orkestconcerten en andere grootscheepse manifestaties te verkiezen boven de intiemere en daardoor minder "opvallende" Kleine Zaalconcerten, wijzen op de schoonheid en het belangwekkende dat de kamermuziek in het Holland Festival zal bieden. Moge het metterdaad tonen voldoende goede smaak en kunstzin te bezitten, moge het de kamermuziek met evenveel enthousiasme bejegenen als de andere uitvoeringen. Wanneer dat het geval zal zijn, dan kan het Holland Festival-comité zich gelukkig prijzen een fris en goedbedoeld initiatief met succes bekroond te zien.
zaterdag 27 mei 1950
"Excelsior" zong Bruckner en Bach
Met een opmerkelijk samengesteld programma heeft de Koninklijke Christelijke Oratorium Vereniging "Excelsior" gisteravond in de grote Concertgebouwzaal van Amsterdam in elk geval bewezen moed te bezitten. Want behalve het slotnummer, Bruckner's kinderlijk-religieuze, oprecht-extatische Te Deum, dat niet geringe eisen stelt, had men drie cantates van Bach gekozen, alle weinig bekende werken. Aan het begin van de avond de sterk naar binnen gekeerde cantate no. 105, waarin muzikale symbolen uit de Matthäus-Passion te herkennen zijn (het openingskoor!), vervolgens no. 53, die eigenlijk een aria voor alt is, en ten slotte no. 190, waarvan slechts weinig bewaard is gebleven. Bij elkaar een lang niet malse opgaaf.
Het koor bleek niet opgewassen tegen de enorme moeilijkheden, en al dient men respect te hebben voor het initiatief, toch waren de onvolkomenheden te duidelijk om niet de conclusie te trekken, dat men te hoog had gegrepen.
De kwaliteit van sopranen en alten is niet bijzonder mooi, die van tenoren en bassen wel beter, maar stellig waren de laatsten te zwak tegenover de vrouwenstemmen. Theo van der Bijl's directie had te uitbundige en nadrukkelijke gebaren nodig om duidelijk te maken, wat de bedoeling was. Daarin slaagde hij dan ook veelal niet, hetgeen dan tot ongelijke inzetten en schommelingen aanleiding gaf. Met name de Haarlemse Orkest Vereniging, die het orkestrale gedeelte moest verzorgen, ondervond de nadelen van deze dirigeertechniek en maakte bepaald een slechte beurt.
Van de solisten maakten Dora van Doorn-Lindeman en Riek van Veen een uitstekende indruk, Willem Verwey bleek een goede tenor te bezitten, maar weinig begrip voor deze muziek en de bas Henri Welbooren was in alle opzichten matig. De fluitist Marius Ruysink oogstte veel succes in Bach's Suite in b en Jo Dusseldorp slaagde er vaak in het orgel van het Concertgebouw als een niet te hinderlijk instrument te laten klinken.
LEX VAN DELDEN
zaterdag 27 mei 1950
De draaiende schijf: Le Bourgeois Gentilhomme
Wie Richard Strauss' virtuoos vakmanschap wil leren kennen, draaie de nieuwe opname, die His Master's Voice heeft gemaakt van "Le Bourgeois Gentilhomme" of - zoals Strauss het noemde - "Der Bürger als Edelmann". (DB 9416-18).
Oorspronkelijk ontstond deze muziek in 1912 als opera naar Molière's gelijknamige spel, met een intermezzo "Ariadne auf Naxos". Vier jaren later was er - na een grondige bewerking - slechts "Ariadne" over: opera in één bedrijf met een voorspel. De op de plaat vastgelegde orkestsuite stelde Strauss samen uit de oorspronkelijke muziek van "Der Bürger als Edelmann".
Bij een zo Frans gegeven, vol van sprankelende dartelheid en lichte gratie kon Molière zich geen beter componist wensen dan zijn land- en tijdgenoot Lully. Ook Strauss moet dit hebben beseft, zijn muziek wijst er althans voortdurend op dat hij dit voorbeeld voor ogen heeft gehad. Het is een typische suite à la Lully, compleet met menuet en andere hoofse dansen, maar de spirituele frisheid van Molière zal men er tevergeefs in zoeken. Daarvoor is Struass te zeer behept met een Duitse gedegenheid en zelfs banaliteit is niet vreemd aan zijn wezen.
Compositorisch vernuft en meesterlijke virtuositeit in de behandeling van de solistisch optredende instrumenten bewijzen duidelijk zijn enorme vakmanschap en wie daarin behagen schept, luistere naar het voortreffelijke spel van het Royal Philharmonic Orchestra o.l.v. Beecham op deze even voortreffelijke opname. (f 6.50 p. plaat).
L. V. D.
zaterdag 27 mei 1950
Op de goede weg
Het Holland Festival
(Van onze muziekredacteur)
HET is de gewoonte geworden een culturele manifestatie als het Holland Festival achteraf met strenge critiek te
bejegenen. Vorige jaren is dat in deze kolommen onomwonden gebeurd en ook dit jaar zal een critische nabeschouwing
ongetwijfeld op haar plaats zijn. Maar in één opzicht willen wij thans afwijken van de gebruikelijke gedragslijn:
reeds nu kan men uit het bekendgemaakte programma enige opmerkelijke conclusies trekken, conclusies van een
allerplezierigste aard. En waarom zou men het Holland Festival niet ook eens lof toezwaaien, als het die verdient?
Niemand zal ontkennen dat het vestigen van een traditie een groeiproces vereist. Zo is het ook met het Holland Festival, dat bij het organiseren van zijn zo omvangrijke reeks manifestaties op velerlei, vaak onoplosbaar schijnende moeilijkheden stuit. Dat er niettemin in deze maand van artistieke evenementen langzamerhand toch iets te onderscheiden valt dat op een welbewust gekozen standpunt wijst, stemt tot voldoening en wettigt het vertrouwen dat men op de goede weg is. Er begint lijn te komen in de programmakeuze, het Holland Festival begint een eigen gezicht te krijgen. En juist de afwezigheid daarvan lokte vorig jaar critiek uit.
Wij wezen er toen op, dat weliswaar het raam van het Festival internationaal diende te zijn, maar dat daarbij gebruik zou moeten worden gemaakt van specifiek Nederlandse elementen. En inderdaad is dat dit jaar het geval. De mannenkoorzang, het gebied waarop ons land zich in bijzondere mate van het buitenland onderscheidt, is ingeschakeld: nog wel niet grootscheeps, maar een begin is er. Nòg belangrijker is het feit, dat men een centrale gedachte voor het Festival heeft gevonden, een uitgangspunt, dat telkenjare het uiterlijk van het feest zal moeten onderscheiden van dat in andere landen. Dit jaar heeft men als geraamte gekozen de kunst van Bach, iets wat voor de hand lag nu men overal diens 200-ste sterfdag herdenkt.
Ook hiermee deed men een goede greep, want het is juist Nederland met zijn Bachvereniging, met zijn Kamerkoor van De Nobel, met zijn instrumentale ensembles en solisten, dat van Bach's kunst de oprechtst en levendst mogelijke traditie heeft gemaakt. En het is dan ook alleszins toe te juichen, dat niet minder dan 18 concerten aan de muziek van Bach zijn gewijd.
De programma's van de orkestconcerten, die bijna alle een modern werk vermelden, zijn met meer zorg dan vroeger samengesteld en veertien Nederlandse componisten zijn in het Festival vertegenwoordigd, één (Hendrik Andriessen) zelfs met een opera. Nederlandse koren, Nederlandse orkesten en ensembles treden op en de kamermuziek kan een belangrijke rol gaan spelen. Na 15 Juli zal men pas weten wat er nog te wensen overbleef; maar reeds nu mag worden opgemerkt, dat de initiatiefnemers in beginsel op de goede weg zijn.
dinsdag 30 mei 1950
Haakon Stotijn mag niet meer voor radio spelen
(Van onze muziekredacteur)
Enkele omroepverenigingen, met name de VARA en de NCRV, wensen de hoboïst Haäkon Stotijn niet meer voor hun
microfoon te laten optreden. Dit besluit is genomen, omdat Stotijn - aldus deelt de VARA mee - deelnam aan
"vredescongressen" en andere communistische manifestaties.
Niet de hoboïst zelf kreeg zijn ontslag - want men kan dit niet anders noemen -, maar men deelde het mede aan de ensembles, waarmee hij regelmatig voor de radio optreedt: Concertgebouwkwintet, A'dams Kamermuziek Gezelschap, Paul Godwin-sextet en Alma Musica. Sinds Maart treedt hij niet meer voor de VARA op en sinds Mei niet meer voor de NCRV.
woensdag 31 mei 1950
Franse dirigent weer in ons land
De drie Monteux op Schiphol met omhelzingen begroet
Fifi, de zwarte poedel, ging voorop....
(Van onze muziekredacteur)
- Waarom al die drukte, en wie is die kleine gezette man daar? - Nou, weet je dat dan niet, dat is Pierre Monteux,
die beroemde dirigent. - O, natuurlijk, nou weet ik het weer. - Dit gesprek ving ik gisteravond op bij de uitgang
van Schiphol. Twee leden van het grondpersoneel voerden het en de klok wees kwart voor acht. Ruim een halfuur er
vóór was het vliegtuig uit Parijs neergestreken: de Meindert Hobbema, en er uit stapten eerst... mejuffrouw Fifi, de
zwarte poedel (weet u nog wel?), daarna mevrouw Monteux en achteraan de Franse dirigent, zonder jas en zonder hoed
op de nog steeds zwarte haardos (die ongeverfd is, fluistert hij mij toe).
Het begroetingsceremonieel is even Frans als uitgebreid: minutenlang duren de hartelijke omhelzingen. Er zijn ettelijke deelnemers aan deze opgewekte, wat uitgelaten ontvangst: mr. P. Mijksenaar namens B. en W. van Amsterdam, dr. Paul Cronheim en Paul Pella, directeur en dirigent van de Ned. Opera, dr. R. Mengelberg van het Concertgebouw, de heer Peter Diamand, secretaris van het Holland Festival en natuurlijk ook de dames. Fotograven hebben volop werk en het dient gezegd dat vooral Fifi voorbeeldig poseert. Hetgeen te verwachten was, want Fifi is immers de beroemdste hond van Amerika, volgens mevrouw Monteux...
De KLM heeft voor een wat officiëler ontvangst gezorgd, in een met feestelijke bloemen versierde kamer krijgen de drie gasten gelegenheid van de reis te bekomen en mevrouw Monteux de kans levendige gesprekken te voeren met wie maar luisteren willen.
De aangedragen glazen champagne zijn voor haar aanleiding een toast uit te brengen op koningin Juliana, "die - aldus Monteux - pas óns land heeft bezocht". En uit dit "óns land" klinkt wel heel duidelijk hoezeer hij zich Fransman is blijven voelen, ondanks al die jaren dat hij in San Francisco woont en het orkest aldaar leidt.
Happy Birthday
Monteux vertelt nog hoe 9000 mensen hem op zijn 75ste verjaardag - op 4 April jl. - tijdens een tuinfeest toezongen: "Happy birthday, dear Pierre". En evenals vorig jaar komt zijn werk in Amerika even ter sprake: ongeveer 90 concerten heeft hij achter de rug. Vrijdag kwam hij met de Nieuw Amsterdam in Le Hâvre aan, en nu is hij dan in Nederland, waar hij tijdens het Holland Festival de Ned. Opera zal leiden in "Oberon" en "L'heure Espagnole" en natuurlijk weer voor zijn vertrouwde Concertgebouworkest zal staan. Op 16 Juni, bij de première van "Oberon" gaat men hem huldigen. Het zal tevens de laatste maal zijn dat dit mogelijk is, want zijn verblijf hier betekent zijn laatste bezoek aan Europa.
Dan verheft mevrouw Monteux zich: zij dankt de KLM in welgekozen woorden voor de uitstekende verzorging van Fifi tijdens de reis en voor de ontvangst in Nederland, "wèrkelijk ons tweede vaderland". En om te bewijzen hoe vitaal en vol energie Monteux nog steeds is: 14 Juli dirigeert hij in Amsterdam zijn laatste voorstelling en 16 Juli staat hij alweer voor het orkest van New York. We zullen hem missen....
Zijn enige wens op dit ogenblik is zijn leerling Charles Bruck, - "mon Carol", zoals hij zegt - te zien. Als wij in de auto stappen, zwaait die echter in de Stadsschouwburg de dirigeerstaf bij "Carmen".
woensdag 31 mei 1950
IRO organiseert een concert-tournée
(Van onze muziekredacteur)
"De Internationale Vluchtelingen Organisatie van de Verenigde Naties (de IRO) heeft in de kampen van DP's in
Duitsland, Oostenrijk en Italië vele kunstenaars en intellectuelen. Hun talenten mogen niet verloren gaan en daarom
is voor alles nodig de aandacht op hen te vestigen. Vijf musici zullen hen vertegenwoordigen en een concert-tournée
door Europa maken." Dat vertelt mij de heer Sidney Shore van de IRO te Genève, die dezer dagen in Amsterdam was om
het concert in de hoofdstad voor te bereiden.
"Welke musici dat zijn? Elise Cserfalvi (viool), Arpad Gérecz (viool), Charles Reiner (piano), Boris Maximowicz (piano) en Ladislas Pudis (zang). De eerste drie vluchtten uit Hongarije voor het communistische regime. Maximowicz komt uit de Oekraïne en werd in 1943 door de nazi's gedeporteerd naar Oostenrijk, waar hij dwangarbeid moest verrichten. Pudis ontsnapte uit Joegoslavië toen de communisten daar aan de macht kwamen. De tournée begint 13 Juni in Genève. Op 19 Juni komt Amsterdam aan de beurt," aldus de heer Shore.
Met nadruk vestigen wij de aandacht op dit concert van 19 Juni in Amsterdam. Ook al valt het in het Holland Festival, toch vertrouwen wij dat het menslievende en helaas zo broodnodige werk van de IRO zoveel belangstelling heeft, dat men voor een volle zaal zal zorgen.