woensdag 1 maart 1950
de lopende band
In haar boekje "De jeugd vraagt muziek", keurig uitgegeven door W. L. en J. Brusse's Uitgevers Maatschappij N.V. te Rotterdam, laat Joop H. M. Muller aan de hand van een aantal aan de practijk ontleende gevallen de moeilijkheden zien, die zich voordoen bij het lesgeven in muziek aan kinderen tussen 5½ en 15 jaar.
Een verkwikkend, fris en onopgesmukt werkje is het geworden, vooral door de analyses van kindergedachten, die de schrijfster in de loop van haar practijk als muziekpaedagoge in een dagboek verzamelde en waarvan enkele bijzonder frappante werden afgedrukt. Uitermate interessant is het te zien, welke resultaten Joop Muller bereikte door te trachten de gedachten van haar leerlingen te peilen en daar de aanknopingspunten te vinden voor de verdere muzikale ontwikkeling.
Vooral voor ouders, die hun kinderen les willen laten geven op een of ander instrument, in het bijzonder de piano, heeft dit prettige boekje grote waarde. Het kost f 4.25 (ingebonden) of f 3.25 (ingenaaid).
L. V. D.
maandag 6 maart 1950
Franse koorwerken in de Bachzaal
Ter gelegenheid van het éénjarig bestaan van de "Cursus in de Franse taal en cultuur" werden Zaterdagavond in de goed bezette Bachzaal van Amsterdam Franse koorwerken van de 15de eeuw tot heden ten gehore gebracht door het Collegium Musicum Amstelodamense o.l.v Toon Vranken. Het is een prachtige avond geworden, waarin voor wie het nog niet wist duidelijk werd aangetoond tot welk een uitzonderlijke hoogte de koorcultuur in de 15de en 16de eeuw was gestegen: dat daarbij ook Nederlanders als Lassus en Sweelinck vertegenwoordigd waren, maakte het overzicht van dit programma nog ruimer.
En bovendien werd nog iets duidelijk: reeds in de 17de eeuw, met componisten als Lully en Rameau begon een teruggang, een periode, die tot een steeds toenemend verval in de koorzang zou leiden en die in onze dagen een dieptepunt beleeft. Want de werken van Poulenc, die de avond besloten, zijn in vergelijking met die van een Jannequin (die 4 eeuwen geleden stierf) zowel in techniek als in muzikale waarde eigenlijk vrij onbeduidend.
De uitvoering stond op hoog peil en getuigde van inzicht in de essentie van dit prachtige, oude repertoire.
Zowel het koor als de vijf solisten oogstten een welverdiend succes. En de pianist Johan Weegenhuise kreeg een hartelijk applaus voor zijn vertolking van Dukas' "Variations, interlude et final".
LEX VAN DELDEN
maandag 6 maart 1950
Voorlopige wordt definitieve Raad voor de Kunst
(Van onze muziekredacteur)
Een voorbereidingscommissie is thans bezig plannen uit te werken om van de Voorlopige Raad voor de Kunst een
definitieve te maken. Binnen afzienbare tijd zal deze verandering een feit zijn. Voorzitter van de commissie is mr.
A. de Roos (wethouder voor de Kunstzaken van Amsterdam), secretaris is mr. Guillaume Landré; leden zijn o.a. dr. G.
Bolkestein en jhr. W. J. H. B. Sandberg.
dinsdag 7 maart 1950
de lopende band
In Februari verscheen bij "Ballet Publications" in Londen het eerste nummer van een nieuw Engels maandblad over opera, dat dan ook "Opera" heet. Redacteur van het tijdschrift is de Earl of Harewood, de neef van de Engelse koning, die vorig jaar in het huwelijk trad met de Oostenrijkse pianiste Marion Stein. Weet U nog?
Het is een voorbeeldig blad geworden, dat met grote zorgvuldigheid en veel liefde is samengesteld. Talloze schitterende foto's maken van de deskundige inhoud een levendig en alleszins aantrekkelijk geheel. Het wordt geopend met een voortreffelijk artikel over "Salome" door de redacteur zelf. Interessant zijn ook de vier meningen over Bliss' opera "The Olympians", de bijdrage over Britten's opera's, om een greep te doen.
Een goede gramofoonplatenrubriek en een rubriek "Nieuws" maken het tijdschrift nog aantrekkelijker. Bijzonder verheugend is, dat ook enige aankondigingen over het aanstaande Holland Festival werden opgenomen. Prijs per nummer twee shilling.
LEX VAN DELDEN
woensdag 8 maart 1950
de lopende band
DE "Practische aanwijzingen bij de pianostudie" door Tom Schults bevatten inderdaad de vele raadgevingen, die de titel belooft. Voor enigszins gevorderde pianoleerlingen bespreekt de schrijver in korte aantekeningen allerlei moeilijkheden die zich bij de studie voordoen. Een alleraardigst boekje, dat tot stand kwam dank zij de ervaringen van de auteur en van zijn vader, de bekende leraar aan het Amsterdamse Conservatorium Ulfert Schults.
Men vindt er o.a. een overzicht in vingerzettingen, een lijst met voorbeelden en een analyse van Beethoven's "Sonate Pathétique". Harmonia in Hilversum gaf het boekje keurig uit. Prijs f 3.20.
Bij dezelfde uitgever verscheen eveneens van de hand van Tom Schults een bundeltje pianomuziek: "Children's Happiness", prettige, goed klinkende, niet zo heel makkelijke stukjes. (Prijs f 2.50). En ten slotte verzorgde S. Schuitema de vierde aflevering "Oude meesters", een goed gekozen bundel muziek voor orgel zonder pedaal of harmonium, stukken van o.a. Bach en Sweelinck. Harmonia gaf ook dit bandje uitstekend uit. Prijs f 3.25.
L. V. D.
donderdag 9 maart 1950
Holland Festival brengt: Ochtendconcerten met kamermuziek
(Van onze muziekredacteur)
Het staat thans vast, dat in het Holland Festival enkele ochtenden per week kamermuziekconcerten worden gegeven in
Den Haag en Amsterdam, juist zoals dat in Edinburg het geval is.
Bovendien is het nu zeker, dat de opvoeringen van "Antigone" door het Amsterdams Toneel Gezelschap, waaraan in eerste instantie was gedacht, niet doorgaan. Wel poogt men nog een andere toneelgroep bereid te vinden een Griekse tragedie te spelen.
En ten slotte kan worden gemeld, dat Erich Kleiber verhinderd is te komen dirigeren; in zijn plaats zal Charles Münch het Concertgebouworkest leiden, op 22 Juni in Amsterdam en de 23ste in Scheveningen.
donderdag 9 maart 1950
Prachtig Mozartconcert in de Bachzaal
Van het prachtige programma (gewijd aan werken van Mozart voor één blaasinstrument met 3 of 4 strijkers) dat het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap Dinsdagavond in de volle Bachzaal voor de hoofdstedelijke kunstkring "Voor Allen" uitvoerde, heb ik slechts het tweede deel kunnen horen. Maar dat was meer dan voldoende om te kunnen constateren, dat hier musici van de eerste rang speelden met technisch meesterschap en een verrukkelijke, bijna naïef-prille natuurlijke, en daardoor ontroerende muzikaliteit.
Ongehoord schoon klonk dit ensemble, zowel in het fluitkwartet in D (K.V. 285), als in het volmaakte clarinetkwintet in A (K.V. 581). Hoe intiem van karakter deze muziek ook moge zijn, het is begrijpelijk, dat het publiek in een bijzonder on-intieme geestdrift zijn dankbaarheid tot uitdrukking bracht voor hen, die voor deze uitzonderlijke avond zorgden: Hubert Barwahser (fluit), Haakon Stotijn (die in het hobokwartet meespeelde, dat ik helaas niet hoorde), Bram de Wilde (clarinet), Piet Heuwekemeyer en Piet Lamberts (viool), Koen van der Molen (altviool) en Johan de Nobel (cello).
Daarvóór was ik in de kleine Concertgebouwzaal getuige van een deel van het Debussy-recital door de pianist James Roche, waarover weinig goeds te vertellen valt. Het concert verdient slechts vermelding, omdat het werd voorafgegaan door een in het Engels uitgesproken, volmaakt overbodige inleiding van Nora Wydenbruck, die meedeelde geen musicienne te zijn. Hetgeen duidelijk merkbaar was.
LEX VAN DELDEN
vrijdag 10 maart 1950
"Oberon" gaat op 16 Juni
(Van onze muziekredacteur)
De première van Weber's opera "Oberon", in het Holland Festival door de Ned. Opera o.l.v. Pierre Monteux, is
vastgesteld op 16 Juni. Charles Bruck is reeds met de voorbereidende repetities begonnen.
vrijdag 10 maart 1950
de lopende band
HET prachtig uitgevoerde "Jahrbuch der Musikwelt", dat onlangs bij uitgeverij Julius Steeger te Bayreuth voor het eerst verscheen, en onder redactie stond van Herbert Barth, bevat een enorme verzameling gegevens op elk gebied van de muziek. Het moet een geweldige opgave zijn geweest dit overstelpende feitenmateriaal te verzamelen. Om U een indruk te geven: men vindt er o.a. lijsten in met bijna alle muziekorganisaties van de wereld, met bibliotheken, gezelschappen, verenigingen, muziekscholen, concertinstellingen, orkesten en koren.
Natuurlijk zijn alle componisten en uitvoerenden (met adres) vermeld en ook schrijvers over muziek en paedagogen. Dat speciaal wat Nederland betreft niet alles foutloos is opgenomen, was te verwachten voor wie onze propaganda voor de eigen cultuur kent. Men vindt sommige landgenoten - musici - niet en andere, totaal vergeten, wel. Maar dat zijn dingen, die bij een volgende jaargang wel verbeterd zullen worden.
Een "jaarboek" is het, want het behandelt ook al datgene, wat er op muziekgebied het afgelopen jaar in de wereld is gebeurd. Zo kan men bijvoorbeeld vinden welke premières in 1949 plaats vonden. En ten slotte schreven auteurs van naam enkele belangwekkende musicologische artikelen. Dat het geheel (nog) wat Duits georiënteerd is, zal wel zijn toe te schrijven aan de moeilijkheid alle informaties uit het buitenland te krijgen. Ook dit kan in de toekomst verholpen worden; reeds nu voorziet het boek in een behoefte. Iedere muziekliefhebber en musicus zal er zijn voordeel mee kunnen doen. Prijs f 18.35.
L. V. D.
vrijdag 10 maart 1950
Felix de Nobel dirigeert in Italië
Johannes Passie met verrassingen: brand en vallende lampen
(Van onze muziekredacteur)
Het Nederlands Kamerkoor en zijn dirigent Felix de Nobel treden sinds Zaterdag jl. in Italië op; zij voeren er o.a.
Bach's Johannes Passie uit en naar ik vernam oogstten ze veel succes, zowel bij het publiek als bij de pers. Dat is
prettig voor ons land, en vooral voor De Nobel en zijn koor. Maar ook minder prettige en bijzonder verrassende
dingen beleefden zij in Italië. Want stelt u zich het volgende eens voor:
Felix de Nobel dirigeerde in Bergamo de Johannes Passie. In het Teatro Donizetti. Een hinderlijk en bijzonder luid gehamer op de muren maakte de uitvoering onmogelijk, zo volstrekt onmogelijk, dat de dirigent midden onder het concert kwaad het podium verliet. Wat was de oorzaak van dat lawaai? Wel, een deel van het gebouw, buiten de zaal, bleek in brand te staan en de brandweer was bezig een muur te slopen om het theater voor afbranden te behoeden.
Dat is nog niet alles; want de dag ervoor maakte men nog iets zeer ongewoons mee in Brescia bij Milaan, waar De Nobel eveneens de Johannes Passie dirigeerde. Onder de uitvoering kwam een grote lamp ten gevolge van kortsluiting zo maar naar beneden, midden in het orkest. Gevolg: veel consternatie, geen ongelukken. Nadat de rust was weergekeerd werd het concert voortgezet.
Radio stelt jonge musici in staat routine op te doen
Het bestuur van de Ned. Radio Unie gaat een leerlingenstelsel invoeren, waardoor jonge musici in staat worden gesteld gedurende ten hoogste 12 maanden zich als leerling-instrumentalist te bekwamen in het orkestspel.
Voorlopig kunnen violisten, een altist, een tubaïst/bassist en een slagwerker worden aangesteld. Sollicitaties en inlichtingen bij de Ned. Radio Unie, afd. Muziek, Postbus 150, Hilversum.
zaterdag 11 maart 1950
"Mens en Melodie"
(Van onze muziekredacteur)
Het Februari-nummer van "Mens en Melodie" (algemeen maandblad voor muziek) is weer even verzorgd en prachtig
geïllustreerd als altijd. Bijzonder belangwekkend zijn het artikel, dat Wouter Paap wijdde aan de orkestbewerking
van de Mis van Alphons Diepenbrock, en Max Möller's bijdrage over oud-Hollandse vioolbouwers.
Gerrit Vellekoop wijst op enkele interessante Amerikaanse boeken over muziek en bij de vele recensies treft vooral die over de kameropera "Camerata".
zaterdag 11 maart 1950
Halina Czerny-Stefánska liet de echte Chopin horen
Na het aangrijpende Chopin-recital, dat de Poolse pianiste Halina Czerny-Stefánska gisteravond in de stampvolle kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam heeft gegeven, staat het voor mij vast, dat Chopin's geniale muziek gespeeld moet worden zonder al die particuliere ontboezemingen, waarmee pianovirtuozen (als autobiografen) deze kunst plegen te ontluisteren.
Want deze jonge prijswinnares van het Chopinconcours-1949 in Warschau toonde aan, dat het wezen van deze soms tere, poëtische, soms hartstochtelijke maar steeds aangrijpende muziek sterk en overtuigend genoeg is om het zonder allerpersoonlijkste toevoegingen te kunnen stellen. Zij hield zich zorgvuldig aan wat de componist voorschreef, speelde bijvoorbeeld de mazurka's sterk rhythmisch, als werkelijke dansen, zonder sentimentele, op schijnontroering berustende vertragingen en het wonder voltrok zich: men kwam in de ban van Chopin, de Poolse Chopin, met al zijn fierheid, gracieuze ruiterlijkheid en romantische weemoed. En men wist: zo en niet anders moet het.
Halina Czerny-Stefánska leverde met dit diep-ontroerende spel een volledig op zichzelf staande prestatie, die bewees, dat hier een zeer bijzondere persoonlijkheid aan het woord was. Het spreekt bijna vanzelf, dat die persoonlijkheid een vlekkeloze, tot in de perfectie beheerste techniek tot haar beschikking had. En even voor de hand liggend was het dat zij - behalve bloemen - ovaties kreeg, waarvoor zij dankte met twee toegiften. Daarvan verried de Humoresque van haar landgenoot Spisak een ongewoon talent.
LEX VAN DELDEN
zaterdag 11 maart 1950
Over applaus, sinaasappelen en claqueurs
(Van onze muziekredacteur)
HET concertbezoekende publiek weet tegenwoordig meestal wel wanneer het dient te applaudisseren. Een enkele keer
gebeurt het, dat die bijvalsbetuigingen te vroeg komen, op verkeerde ogenblikken. Er was een tijd, dat een dergelijk
applaus niet als een ernstige onderbreking werd beschouwd, getuige bijvoorbeeld het feit, dat de 22-jarige Mozart
over de eerste uitvoering in Parijs van zijn symphonie KV 297 naar huis schreef: "Ik begon het stuk met de violen
alleen, acht maten lang heel zacht. Zoals ik verwachtte werd het publiek heel stil. Daarna volgde plotseling een
luide passage van het orkest en natuurlijk begon iedereen meteen te klappen".
Een nog merkwaardiger geval is het volgende: de beroemde zanger Farinelli zong in 1737 in Londen een lied van zijn broer en al na de allereerste noot brak een enorm applaus uit, dat vijf minuten aanhield! Heel bijzonder is ook wat de zangeres Tietjens in 1868 in Dublin overkwam. Zij had in Weber's "Oberon" een aria beëindigd, waarop geestdriftige bijvalsbetuigingen volgden, die pas na 15 minuten (!!) verminderden, toen zij er in toestemde het lied "De laatste roos van de zomer" te zingen. De moeilijkheid was dat het orkest de muziek daarvan niet bezat. Er moest een piano op het toneel worden gedragen, een taak, waarvan Oberon zelf zich kweet, daarin bijgestaan door vijf demonen uit de volgende scène. Na het lied kon de voorstelling doorgang vinden...
Eveneens in Dublin, in 1831, gebeurde het, dat Paganini en de zanger Braham door het publiek werden gedwongen op de piano staande hun concert voort te zetten, zodat iedereen hen kon zien.
Sommige componisten wantrouwen applaus. Zo bijvoorbeeld Berlioz, die over de uitvoering van een zijner werken zei: "Het werd met een enorm enthousiasme ontvangen en dus moet het waardeloos zijn. En ik dacht nog wel, dat het zo een goed stuk was!"
Rotte eieren
Waarom, overigens, geeft men ook niet van zijn afkeuring blijk? In sommige landen komt dat inderdaad voor, en dat kan wel eens tot heftige taferelen aanleiding geven. Toen Kurt Weill's opera "Mahagonny" in 1929 haar première in Leipzig beleefde, ontstond er een waar bombardement met rotte eieren, zo zelfs dat de uitvoering geen voortgang kon vinden.
Het werpen met sinaasappelen schijnt in de 18de eeuw min of meer gebruikelijk te zijn geweest om afkeuring uit te drukken: Pergolesi kreeg eens bij een opvoering van een zijner opera's een sinaasappel midden in zijn gezicht, en in 1704 werd de zangeres Tofts er van beschuldigd haar knecht naar de schouwburg te hebben gezonden om haar rivale te bekogelen. Nog niet zo heel lang geleden berichtte iemand dat in een Spaans theater een meisje rondhing met een mandje rotte sinaasappelen, welke zij verkocht aan hen, die ze naar de zangeres wilden gooien!
Het is gewoonte in kerken niet te applaudisseren. Toch zijn hierop uitzonderingen en ook gaf men wel op andere wijze van zijn waardering blijk. In 1770 mocht men in Italiaanse kerken niet in de handen klappen, maar om toch bewondering te kennen te geven kuchte men of snoot luid zijn neus.
En dan is er nog een treffende instelling: het "gesubsidieerde applaus", de bijvalsbetuigende huurlingen, die men "claqueurs" noemt. De "Times" van 2 Augustus 1828 vermeldt daarover een merkwaardige bijzonderheid:
"Een smerig geklede zotskap met een bleek gezicht neemt voortdurend in de loges van het Haymarket Theatre plaats, waar hij het publiek verveelt met zijn belachelijk applaus, dat op vreemde ogenblikken komt. Als die meneer er voor wordt betaald om de vertolking van zekere spelers te ondersteunen, dan zou hij dit oordeelkundiger moeten doen en zijn omkoopbaarheid en domheid niet zo opzichtig laten blijken".
Ten slotte laat ik hier nog de "officiële" salarissen volgen, in 1919 vastgesteld voor de Italiaanse claqueurs: 1. Voor applaus bij opkomst van een heer: 25 lire. 2. Voor applaus bij opkomst van een dame: 15 lire. 3. Gewoon applaus tijdens de vertoning, per keer: 10 lire. 4. Aanhoudend applaus tijdens de vertoning, per keer: 15 lire. 5. Voor uitroepen als "Goed zo!" of "Bravo!": 5 lire. 6. Voor een "Bis", met moeite bereikt: 50 lire. 7. Stormachtige geestdrift, daarvoor moet een speciale afspraak worden gemaakt.
zaterdag 11 maart 1950
Residentie Orkest speelt in Hilversum en Middelburg
(Van onze muziekredacteur)
Hilversum, dat in jaren geen groot orkest heeft gehoord, zal op 22 Maart - in Gooiland - bezoek krijgen van het
Residentie Orkest o.l.v. Willem van Otterloo. Het speelt dan Beethoven's Derde Symphonie, de "Eroica", Wagenaar's
ouverture "Cyrano de Bergerac" en Cor de Groot is solist in Tsjaikowski's pianoconcert.
Het is een experiment, dat als het zou slagen volgend jaar stellig door meer concerten zal worden gevolgd. En wie het repertoire van het Haagse orkest kent, weet dat men dan ook aandacht zal besteden aan Nederlandse muziek.
Ook in Middelburg, waar al 20 jaren geen groot orkest is geweest, speelt het Residentie Orkest. Dat gebeurt voor de Volksuniversiteit op 14 April. Programma: Diepenbrock's ouverture "De Vogels", Tsjaikowski's Vierde Symphonie en Beethoven's Derde Pianoconcert met George van Renesse als solist.
woensdag 15 maart 1950
Pijper's Derde op openingsconcert Holland Festival
(Van onze muziekredacteur)
Het programma, waarmee het Concertgebouworkest onder Eduard van Beinum het Holland Festival op 15 Juni in Amsterdam
opent, is samengesteld uit Mendelssohn's Italiaanse Symphonie, een pianoconcert van Mozart (met Myra Hess als
soliste), Pijper's Derde Symphonie en "De Vuurvogel" van Strawinski. Scheveningen krijgt dit concert 17 Juni.
De rol van Fatima in Weber's "Oberon" (16 Juni) wordt vertolkt door Anna Pollak van Sadler's Wells uit Londen, die met haar creatie van "Carmen" onlangs van zich heeft doen spreken.
donderdag 16 maart 1950
Dr. Paul Cronheim: "Begin van consolidatie voor Nederlandse Opera ís er nu"
Charles Roelofsz monteert "Philomela"
(Van onze muziekredacteur)
Enige tijd geleden publiceerden wij een interview met dr. Paul Cronheim, directeur der Ned. Opera, die toen o.a.
verklaarde:
"Tot 1 September 1950 is de financiële positie van de opera verzekerd, daarna is de voortzetting en consolidatie een eerste vereiste". Dezer dagen hebben wij de heer Cronheim hieraan herinnerd en hem gevraagd of er al stappen ondernomen zijn om die consolidatie te bereiken.
"Inderdaad", zegt hij, "zijn er dagelijks besprekingen gevoerd, waarbij behalve het departement van O., K. en W. natuurlijk ook dat van Financiën een belangrijke rol speelde. En enkele uren voordat het 1 Maart werd - de datum, dat een beslissing moest zijn gevallen - kregen wij uit Den Haag de machtiging nieuwe contracten met het personeel af te sluiten en wel op de basis, die artistiek en sociaal als noodzakelijk werd erkend. Dat betekent, dat de verschillende overheidsinstanties (Rijk, Provincie en Gemeenten) ongeveer één millioen aan subsidies ter beschikking zullen stellen. Formeel tot 1 September 1951, maar het is duidelijk, dat dit niet gebeurt met de bedoeling dit slechts voor één jaar te doen, temeer daar de Regering die middelen fourneert op een ogenblik, dat de financiële positie van ons land kritiek is.
Reeds thans zoekt men naar mogelijkheden een "vaste status" te bereiken, waarbij organisatie van bezoek en opbouw van repertoire een rol spelen. Een van de mogelijkheden is de opera naar Den Haag te verplaatsen, waar een groot theater beschikbaar is, het gebouw van K. en W. Daaraan wordt inderdaad gedacht.
Aan de uitbouw van ons repertoire zijn wij al enige tijd geleden begonnen. Met veel succes, want opera's als "Fidelio" en "Hoffmann's Vertellingen", die in het buitenland zelden repertoire houden, blijven hier volle zalen trekken. Andere schilders geven wij weer kansen: zo ontwerpt Jan Bons décors en costuums voor Chabrier's éénakter: "Une éducation Manquée", waarvan 4 April de openbare première gaat. Hordijk monteert de "Oberon" en Charles Roelofsz "Philomela" van Hendrik Andriessen.
Alle drie opera's gaan in het Holland Festival, ook in Den Haag.
Ballet
Nog dit seizoen geven wij een eigen balletavond, waarin men o.a. Bizet's "Jeux d'Enfants" (Kinderspelen) kan zien. Verheugend is, dat Mascha Stom volgend seizoen weer als solodanseres aan ons ballet verbonden zal zijn.
En wat de opbouw betreft ten slotte nog: de regisseur Heinz Tietjen komt over enige tijd om eens te bekijken wat er nog ontbreekt, o.a. aan de opleiding. Een belangrijk punt!
Ik hoop, dat hij volgend seizoen Wagner's "Vliegende Hollander" komt regisseren."
Tot zover dr. Cronheim. Eén opmerking moet ons van het hart: het verheugt ons, dat de overheid het belang van onze opera daadwerkelijk erkent. Dat men daarbij er aan denkt de instelling naar Den Haag te verplaatsen, is begrijpelijk, maar naar onze mening niettemin weinig gelukkig, om niet te zeggen: verwerpelijk. Opera is immers bij uitstek de kunstvorm, die in het volk wortelt. En daarom hoort zij in Amsterdam thuis, het hart van ons land, waar juist dat typische operapubliek in zo ruime mate vertegenwoordigd is. Laten wij vertrouwen, dat de hoofdstad de Ned. Opera binnen haar muren houdt.
donderdag 16 maart 1950
Londens Philh. Orkest komt
(Van onze muziekredacteur)
Het staat thans vast, dat het Londens Philharmonisch Orkest naar ons land komt. Het ensemble, dat onder auspiciën
van de British Council optreedt, vertrekt 8 Mei uit Engeland en geeft eerst een concert in Brussel o.l.v. Sir Adrian
Boult. Daarna gaat men naar Nederland, waar men onder Van Beinum viermaal concerteert, nl. twee keer in Amsterdam,
éénmaal in Arnhem en één keer in Utrecht.
vrijdag 17 maart 1950
Rafael Kubelik zorgde voor indrukwekkende "Eroïca"
Het hoogtepunt van het abonnementsconcert, gisteravond in de grote Concertgebouwzaal van Amsterdam, was stellig Beethoven's "Eroïca", die Kubelik op een opvallend persoonlijke wijze interpreteerde. Geenszins in de zin van een onverantwoord vertekenen van het notenbeeld, maar juist met een bijzondere zorg voor de exactheid van de rhythmische gegevens. Het resultaat maakte diepe indruk, vooral door de enorme geladenheid en de vehemente natuurkracht, die deze muziek zo verbijsterend aangrijpend maken.
Vóór de pauze hoorde men Ravel's pianoconcert voor de linkerhand met Jacques Février als uitermate virtuoze en muzikale solist (op een niet geheel op deze taak berekende vleugel) en door Kubelik met veel élan begeleid. Daarvóór had Orthel's Tweede Symphonie een overdonderend brillante gestalte gekregen en met Mozart's ouverture "Titus", wel wat erg opgewonden gespeeld door Kubelik, die niet volledig er in slaagde zijn bedoelingen te realiseren, was het concert geopend.
Afgezien van Mozart, leek mij dit programma te eenzijdig samengesteld; want zowel Orthel als Ravel als deze Beethoven zijn stukken, die door hun overwegend motorische bezetenheid, nauwelijks ruimte lieten voor enige "ontspanning".
LEX VAN DELDEN
maandag 20 maart 1950
Theo Bruins solist op het Volksconcert
Theo Bruins, de nog jonge pianist, van wie wij op recitals zo bijzonder sterke indrukken kregen, heeft Zaterdagavond op het Volksconcert in het Amsterdamse Concertgebouw duidelijk bewezen ook als solist met orkest tot de uitzonderlijk begaafden van deze tijd te behoren. Want zijn vertolking van Beethoven's Vierde Pianoconcert was een meesterlijke prestatie van de allereerste rang: feilloos en rijk genuanceerd van techniek, met een zeer persoonlijke, ingetogen expressie maakte zijn spel diepe indruk. Zijn succes was groot en het opgetogen publiek liet hem pas na een minutenlang durend applaus gaan.
Kubelik begeleidde hem nauwkeurig en dirigeerde verder herhalingen van werken van Haydn en Moussorgski.
De zang van de sopraan Josephine Strey - diezelfde avond in de Kleine Zaal - heb ik (en velen met mij) slechts korte tijd kunnen verdragen. Wie het lelijke timbre van haar stem en de voortdurend bijzonder frappante onzuiverheid, die zij produceerde, zelf heeft gehoord, zal dit kunnen begrijpen. Felix de Nobel trok zich niets van dit alles aan en begeleidde volmaakt.
LEX VAN DELDEN
dinsdag 21 maart 1950
Na twee jaar weer in Amsterdam
In Zuid-Afrika trad Menuhin met Frits Schuurman op
Tournée met Hepzibah door Israël
(Van onze muziekredacteur)
"Darling, wat een leuk hoedje heb je", roept de violist Yehudi Menuhin uit, als zijn vrouw binnentreedt, onder het
gesprek dat ik vanmiddag met hem had in zijn Amsterdamse hotelkamer. Hij is gisteren aangekomen per vliegtuig uit
Leopoldville waar hij Zaterdag nog optrad. En hij is even jongensachtig als enige jaren geleden, toen hij voor het
laatst hier was. In een wijd overhemd loopt hij druk heen en weer. "Kan ik zo wel naar beneden gaan lunchen?" vraagt
hij haar nog. Dan vertelt hij verder. Vooral over zijn laatste tournée in Zuid-Afrika.
"Vijf weken ben ik er geweest", zegt hij, "en ik heb er ontzettend veel concerten gegeven: o.a. tien in Johannesburg, drie in Kaapstad, in Durban. Ik trad er ook met orkest op. De dirigent? Wel, dat was uw landgenoot Frits Schuurman. Brahms, Mendelssohn, Tsjaikowski, Bach speelde ik er.
Een fascinerend land, met enorme mogelijkheden, maar ik geloof dat alles wat er thans gebeurt, ten nadele is van Zuid-Afrika en zijn bevolking. Een voorbeeld: men beplant de bodem niet, het gevolg is, dat de grond door de zee wordt opgeslokt.
De ontwikkeling van het volk wordt er lang niet genoeg aangepakt. En dan zijn er zeker begaafde "inboorlingen", dokters, ingenieurs, chemici, technici, enz. Maar zij mogen niet meehelpen aan de ontwikkeling. Er is daardoor een stabiele toestand ontstaan en menselijk gaat hij zelfs achteruit, lijkt mij. Er is in ieder geval geen groei.
Bemoedigend is, dat men zich al die problemen bewust is. Men is er niet blind voor. Zo zijn de Engelse kranten daar beslist beter dan in Engeland, progressiever."
Aan "Diana en Griselda"
"Hebt U er nog componisten ontmoet?"
"Neen, helaas niet. Wel heb ik werk van hen gezien. En ik heb dan ook een compositie meegenomen van de talentvolle Arnold van Wyk. Of ik nog andere nieuwe werken op mijn repertoire heb genomen? Inderdaad heb ik samen met de pianist Louis Kentner (mijn zwager) in Februari in Londen de première gegeven van William Walton's voor mij geschreven sonate, die hij opdroeg aan "Diana en Griselda", mijn vrouw en haar zuster. 28 Maart speel ik het stuk in Parijs, waar ik 27 en 29 Maart alle solosonates van Bach uitvoer."
"Pardon, even telefoneren", zegt Menuhin. "Is de heer Kubelik thuis? Nee, dan bel ik later nog wel." Dit korte telefoongesprek is voor mij aanleiding te vragen wat Menuhin Zondag a.s. met Kubelik als begeleider speelt in het A'damse Concertgebouw. "Dat staat nog niet vast; in ieder geval een solosonate van Bach."
"Hoe het met mijn zuster gaat? Met Hepzibah gaf ik enige tijd geleden vele concerten in Californië, waar ik woon. 11 April beginnen wij een tournée door Israël: negen concerten. En wat Yalta, de jongste, betreft: die legt zich vooral op moderne muziek toe. Ook zij is pianiste. Nog onlangs gaf zij in Los Angeles met een violist de première van de nieuwe vioolsonates van George Antheil en Louis Grünberg."
U ziet het: Yehudi Menuhin heeft het ontzettend druk. Hij trekt door de wereld en geeft concert na concert. Zijn sociale belangstelling is daarbij niet verminderd. Dat bewijst wel zijn optreden van Zondag a.s. in het Concertgebouw, waarvan hij de baten afstond aan het pensioenfonds van de orkestleden.
donderdag 23 maart 1950
Mattheus Passie in Edam
(Van onze muziekredacteur)
Voor de vijfde achtereenvolgende maal voeren de koorverenigingen van Edam en Purmerend op Tweede Paasdag (10 April)
Bach's Mattheus Passie uit. Dat gebeurt o.l.v. Theo Ettema in de Grote Kerk van Edam; tot de medewerkenden behoren
Jo Vincent, Annie Woud, Wiebe Drayer, Han Lefèvre, Arie van Meyer, de H.O.V., het jongenskoor van Willem Hespe en
Janny van Wering (clavecimbel).
donderdag 23 maart 1950
Perugia introduceert liederen van Henriëtte Bosmans
Fascinerende zangkunst
Om meer dan één reden was het concert, dat de zangeres Noémie Perugia en de pianiste Henriëtte Bosmans gisteravond in de volle Bachzaal voor de Amsterdamse kunstkring "Voor Allen" gaven, van uitzonderlijke betekenis. Want ten eerste bleek hier een werkelijk ensemble bereikt te zijn, dat ver stond boven de verhouding: zangeres-begeleidster. En het stemt dan ook tot voldoening, dat de kunstenaressen haar samenwerking willen bestendigen. Plannen voor een tournée door Frankrijk liggen al klaar.
Ten tweede was er de fascinerende, tot in alle psychische details van het lied doordringende persoonlijkheid van Perugia, die uit iedere muziek de essentie weet te puren en haar steeds de noodwendig-juiste accenten geeft. Men kan bezwaren hebben tegen de wijze waarop zij haar typisch Franse, wat felle sopraan gebruikt. Maar die omstandigheid komt de intenties van deze liedkunst soms zelfs onmiskenbaar ten goede. Perugia's feilloze intelligentie verheft alles tot een zeldzaam indrukwekkend plan. Het zou mij niet verbazen, als Franse chansons onder de macht van haar persoonlijkheid een aangrijpende gestalte zouden gaan krijgen.
En ten slotte (zeker niet van minder belang) was er de ideale eerste uitvoering van vier liederen van Henriëtte Bosmans op teksten van Paul Fort: voortreffelijke composities, van een zeer persoonlijke, soms aangrijpende gevoeligheid en een geheel eigen stijl. Ze hadden een zo duidelijk succes, dat het laatste herhaald moest worden. Voor het overige hoorde men liederen van o.a. Fauré, Duparc en Debussy. Te weinig nog om het niet-te-verzadigen publiek tevreden te stellen. Gevolg: drie toegiften, waarvan vooral Henriëtte Bosmans' "Diable dans la nuit" een onvergetelijke indruk achterliet.
Zowel zangeres als pianiste kreeg prachtige bloemen.
LEX VAN DELDEN
vrijdag 24 maart 1950
Concertgebouworkest geeft twee concerten in Gent
(Van onze muziekredacteur)
Op uitnodiging van het provinciaal bestuur van Brabant (België) geeft het Concertgebouworkest onder leiding van
Erich Kleiber op 23 en 24 April twee Beethoven-concerten in Gent, ter gelegenheid van de opening der internationale
bloemententoonstelling "Floralia". Dit alles staat in het teken van de provinciale zomercultuurdagen van
Oost-Vlaanderen, die van 23 tot 30 April in Gent worden gehouden. Koningin Elisabeth zal de concerten bijwonen.
zaterdag 25 maart 1950
Van Beinum terug in Amsterdam
Van de boot regelrecht naar koorrepetitie met stofwolken
(Van onze muziekredacteur)
OM zeven uur aankomst uit Londen in Hoek van Holland, oponthoud bij de douane, in de record-tijd van één uur en vijf
minuten per auto naar Amsterdam, naar het Concertgebouw, en precies om tien minuten over half negen staat Eduard van
Beinum in de Kleine Zaal voor het Toonkunstkoor, dat hem met applaus verwelkomt. Zo ging dat gisteravond.
Donderdagavond dirigeerde hij nog het Londens Philharmonisch Orkest in de Albert Hall: Beethoven's Ouverture Leonore
III en Vijfde Symphonie, Bartók's Orkestconcert. En een avond later leidt hij de koorrepetitie van Bach's Matthäus
Passion in Amsterdam. Ook het leven van een dirigent is gekenmerkt door het moderne tempo.....
Van Beinum is kennelijk tevreden over de wijze, waarop de heer Cleuver, repetitor van het koor, het werk heeft voorbereid. Hij repeteert snel, geeft korte, duidelijke aanwijzingen, onderstreept die met veelzeggende gebaren.
Tweede deel van Matthäus Passion: "Was gehet uns das an?" zingt het koor. "Rhythmisch sterker, preciezer", zegt Van Beinum en hij slaat met zijn hand het rhythme op de leuning van het dirigeergestoelte. Een luid gelach van de bijna 300 zangers en zangeressen volgt. Van Beinum kijkt vragend: waarom die hilariteit? En dan ziet hij het: stofwolken stijgen omhoog uit het rode pluche, waarop hij zo juist sloeg. En om de schoonmaak meteen grondig te maken, klopt hij de andere leuning ook maar leeg.
Na afloop, in de solistenkamer, nog even een praatje. Over zijn werk in Londen. "Erg druk en veel reizen vooral, de meeste concerten gaan nl. buiten Londen", zegt hij. "Mijn vrouw? Ja, die is ook meegekomen. Bart, mijn zoon, die in Engeland viool studeert, speelt vanavond mee in het orkest van de Koninklijke Academie voor Muziek in Londen". Over televisie is hij kort: "Ik heb een toestel in mijn huis in Engeland, maar slechts één keer heb ik naar een uitzending gekeken. Dodelijk vermoeiend. Ik kijk er niet meer naar om".
Van het nieuwe concertgebouw, dat men in Londen aan het bouwen is, heeft hij grote verwachtingen. "Wij geven er volgend jaar tijdens het Festival of Britain vier of vijf concerten". Het meest verlangt hij naar rust, naar vacantie. En na die verklaring hebben wij natuurlijk afscheid genomen....
maandag 27 maart 1950
Nederlandse werken op prachtig koorconcert
Om verschillende redenen was het koorconcert van "De Stemmen van Amsterdam ", gisteravond in de goed bezette, hoofdstedelijke grote Concertgebouwzaal, ten bate van het Hulp-actie-Comité Davos, van uitzonderlijk gehalte. Het meeste trof mij het voorbeeldig samengestelde programma: vóór de pauze 6 Nederlandse werken (Zagwijn, Kort, Schreurs, Kef, Hol en een wat minder geslaagde, maar goed klinkende volksliedbewerking van Heydendael). En er ná drie grote composities, waarvan weer twee van Nederlanders: de Hymnus de Spiritu Sancto van Diepenbrock en het bijzonder knap geschreven Te Deum van Hubert Cuypers.
Bovendien kon men genieten van voortreffelijke, goed afgewogen en genuanceerde mannenkoorzang, die in Cuypers' Te Deum zijn hoogtepunt bereikte. Behalve De Stemmen van Amsterdam werkten hieraan mede Amstels Werkman, Wormerveers Mannenkoor, de IJzangers, Erato, Zang na Arbeid en Kerkgangers. Het belangrijkste aandeel in deze zo geslaagde avond had uiteraard de dirigent Jac. Kort, die èn als koorpaedagoog èn als samensteller van het repertoire steeds weer bewijst tot de kleine elite van vooraanstaande koorleiders te behoren.
Solistische medewerking verleenden Johan Feltkamp (fluit) en Rahel Mengelberg (harp): vooral Feltkamp's nieuwe cadens in het Andante uit Mozart's concert voor fluit en harp was verrassend. Joep Schreurs verzorgde de orgel- en pianobegeleidingen.
Die middag hoorde ik in de vrijwel lege Kleine Zaal Magda László: een donker-getimbreerde, uitnemend klinkende sopraan, die technisch goed wordt gebruikt. Maar de expressie is nog te schools, te weinig geschakeerd om voortdurend te kunnen boeien. Het beste bevielen mij de oude Italianen Monteverdi, Pergolesi en Cesti. Dat de rest van het programma (o.a. Debussy en Schumann) veel minder indruk maakte, is gedeeltelijk stellig te wijten aan de gebrekkige, houterige begeleiding van Luigi Cortese.
LEX VAN DELDEN
dinsdag 28 maart 1950
Drie Franse kwartetten
Een bijzonder aangename verrassing - gisteravond op het Franse uitwisselingsconcert van de Sectie Holland der I.S.C.M. in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam - was het strijkkwartet opus 43 van Jean Martinon, die met dit werk vorig jaar de Bartók-prijs won. Alleszins begrijpelijk, want hier dient zich een met meeslepende emotionaliteit geladen persoonlijkheid aan, die niet alleen volledig van de klank van het strijkkwartet uit weet te schrijven, maar bovendien zijn gedachten helder en met trefzekerheid kan formuleren.
Het eerste deel leek mij hiervan het evidentste voorbeeld: zo noodwendig en hecht van vorm en zo overtuigend en vol van musiceerdrift componeren slechts weinigen. Het er op volgende scherzo, opvallend van muzikale vinding, leek mij wat te lang, het adagio daarentegen weer heel geslaagd: doortrokken van een persoonlijke lyriek en met een treffend vermogen tot klankvoorstelling. Het slotdeel, hoe effectrijk en voortvarend ook geconcipieerd, viel in expressie daarna wel wat af.
Het concert was geopend met het tweede kwartet van de op 25-jarige leeftijd gestorven Jean Cartan: een nogal onevenwichtig en grillig gebouwd geheel, waaruit tòch enig talent sprak: met name de aan Franck verwante melodiek van het eerste deel liet iets persoonlijks vermoeden, dat echter spoedig verzandde in een moeizame en weinig gelukkig gerealiseerde muziek.
Het Amsterdams Strijkkwartet, dat op het gebied der moderne muziek (ondankbaar) pionierswerk verricht, deed zijn goede naam alle eer aan. Het speelde bovendien een kwartet van Milhaud, dat ik niet kon horen, want op dat moment was ik in de volle Grote Zaal getuige van de onopgesmukte, knappe vertolking, die Jo Juda van Haydn's vioolconcert gaf. Paul Hupperts zorgde met het Utrechts Stedelijk Orkest voor een even voortvarende begeleiding en het publiek van de A'damse Kunstkring voor een bijzonder hartelijk applaus.
De rest van Hupperts' programma, dat werken vermeldde van Mozart, Landré en Ravel, moest ik helaas missen.
LEX VAN DELDEN
donderdag 30 maart 1950
A'dams Philh. Orkest speelt weer in de Apollohal
(Van onze muziekredacteur)
Binnenkort gaat het Amsterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Nico van der Linden weer concerten geven in de
hoofdstedelijke Apollohal. Voor het eerst gebeurt dat op 16 April.
Dan hoort men Beethoven's ouverture "Egmont" en het viool-concert met Theo Olof als solist, Weber's ouverture "Oberon", de Rosamunde-muziek van Schubert en de Carmen-suite van Bizet. De toegangsprijs bedraagt f 0.75 per plaats.
donderdag 30 maart 1950
Marjo Tal gaf boeiend pianorecital
Ook op haar recital gisteravond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam heeft Marjo Tal weer duidelijk bewezen een kunstenaarspersoonlijkheid te zijn van onalledaags formaat, een pianiste die op vaak merkwaardig verrassende wijze haar publiek weet te boeien. Merkwaardig verrassend acht ik dit, omdat men in de ban van dit fascinerende spel komt niettegenstaande objectief waarneembare tekorten.
Het lijdt bijvoorbeeld geen twijfel, dat Bach's driestemmige inventionen waarmee het programma begon (hulde voor deze keuze: vrijwel nooit hoort men deze grandioze korte stukken!) meer nuancering in de expressie behoeven, minder objectiverend uitgevoerd moeten worden. Bach zelf verlangt blijkens zijn voorwoord immers "eine cantable Art", een zangerige wijze van spelen. En evenzeer kan men bedenkingen hebben tegen de technisch niet geheel vlekkeloze vertolking van Escher's "Arcana Musae Dona".
Om ondanks deze bezwaren toch een heel recital lang indruk te kunnen maken en de aandacht gespannen te houden, daarvoor is iets anders nodig dan alleen maar pianistisch kunnen. En juist dat andere bezit Marjo Tal in hoge mate: dat is het vermogen om dóór de noten heen door te dringen tot het wezen der muziek. Niet slechts door middel van de intelligentie, maar veeleer door de natuurlijke intuïtie van de persoonlijkheid onderging men dan ook voortdurend. Daaraan ligt het hartelijk applaus aan het slot geen twijfel bestaan.
LEX VAN DELDEN
donderdag 30 maart 1950
Van Beinum leidt in Salzburg de dirigentencursus
(Van onze muziekredacteur)
Op uitnodiging van het Mozarteum zal Eduard van Beinum de leiding op zich nemen van de internationale
dirigentencursus tijdens de Festspiele te Salzburg, die van 27 Juli tot 31 Augustus plaats vinden. Hij krijgt daar
de supervisie over deze cursus, waarbij hem drie andere dirigenten als "leraren" worden toegewezen.
Direct na het Holland Festival vertrekt Van Beinum naar Salzburg.