woensdag 4 januari 1950
Jean Franssen pianosolist op Volksconcert

Een bijzonder talentvol pianist, die jonge Limburger Jean Franssen. Dat bewees hij gisteravond duidelijk op het Volksconcert in het Amsterdamse Concertgebouw, waar hij de solopartij in Franck's "Variations Symphoniques" met volledig technisch meesterschap en een heel persoonlijke expressie speelde.

Misschien nog wat geremd, wellicht onder de druk van dit eerste optreden met ons belangrijkste orkest, maar treffend vooral door de hier volkomen verantwoorde neiging zich te schikken in het grote orkestrale verband. En daarin slaagde Franssen veelal opmerkelijk, een enkele keer te grondig, maar dat lag dan veeleer aan de wat martiaal-luidruchtige leiding van dirigent Hein Jordans, die de orkestpartij overigens exact verzorgde. Wat trouwens ook voor Wagenaar's ouverture "Cyrano" gold.

Het deel vóór de pauze kon ik niet horen, want toen bood de Kunstkring in de Bachzaal mij de gelegenheid kennis te nemen van twee feiten: ten eerste, dat Nicholas Roth (viool) en Géza Frid (piano) in Mozart's sonate K.V. 296 een goed ensemble vormden en vooral in het slotdeel fris musiceerden. En ten tweede dat Paula Lindberg aan zes liederen van Schubert veel intelligentie en smaak besteedde, maar haar altstem was moeizaam-krampachtig gebruikt.

LEX VAN DELDEN


woensdag 4 januari 1950
Twee bijzondere volksconcerten

(Van onze muziekredacteur)
De volksconcerten van 24 Januari en 18 Februari in het Amsterdamse Concertgebouw zijn om verschillende redenen interessant. Op het eerste treden drie zeer jonge orkestleden als solist op in Vivaldi's Concert voor drie violen. Het zijn A. van Aalst, W. P. Schrier en C. Koper. Op het concert van 18 Febr. dirigeert Bertus van Lier zijn "Hooglied".


zaterdag 7 januari 1950
Meesterlijk concert door Hongaars Strijkkwartet

Het weerzien (èn.... horen natuurlijk) met het Hongaarse Strijkkwartet is - gisteravond voor de Kunstkring in Amsterdams stampvolle Bachzaal - een enorm succes geworden voor dit sublieme ensemble. Na de onvergetelijke concerten van vorige seizoenen kon men nauwelijks anders verwachten.

Waarom zou ik nog meer meedelen dan: ten eerste, dat Haydn's "Lerchenquartett" volmaakt werd gespeeld, anders, sneller van tempo dan gewoonlijk misschien, maar juist daarom wellicht zo overrompelend. En ten tweede, dat Bartók's Vierde Kwartet met zijn zo merkwaardig fascinerende veelheid van instrumentatie-technieken ook ditmaal weer diepe indruk maakte, in déze onverbeterlijke, meesterlijke uitvoering.

LEX VAN DELDEN


maandag 9 januari 1950
London Czech Trio speelde zwak programma

Het concert, dat het London Czech Trio gisteravond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam gaf, onderscheidde zich in enkele opzichten van wat men gewoonlijk te horen krijgt. Het meeste viel de wijze van musiceren op van dit pianotrio. Zo onbekommerd en natuurlijk was dit spel, dat het leek alsof hier niet-beroepsmusici zaten, die na langdurige studie routine hadden opgedaan, maar goede dilettanten. En daarbij dient men het woord "dilettanten" letterlijk op te vatten: mensen dus, die er plezier in hebben te musiceren.

Ook de gebreken, aan deze manier van spelen verbonden, kwamen aan het licht: technische tekorten toonden vooral de violiste en in mindere mate de cellist. Bovendien was het ensemblespel niet voldoende uitgewerkt, het was nogal oppervlakkig en zo ontbrak er wel het een en ander aan de klankverhouding.

En ten slotte: het programma was van kwaliteit beneden de maat. Want het eerste trio van Dvorák is stellig een zwak werk en het omvangrijke trio opus 67 van Sjostakowitsj een langdradige banaliteit. Bloch's "Drie nocturnes" kan men hoogstens "wel aardig" vinden; slechts Beethoven's trio opus 1 in Es heeft niveau. Maar alleen dit jeugdwerk, zelfs als het beter wordt gespeeld dan nu het geval was, kan een concert zeker niet redden.

LEX VAN DELDEN


dinsdag 10 januari 1950
Rafael Kubelik in Amsterdam
"Concertgebouworkest is als oud goud"
Hij dirigeert oude en nieuwe "noviteiten"

(Van onze muziekredacteur)
"Een droom lijkt het voor het Concertgebouworkest te staan, dat is voor iedere dirigent de grootste eer", zegt Rafael Kubelik, de Tsjechische emigrant-dirigent, die de komende maanden het Amsterdamse orkest zal leiden. Hij is enthousiast over dit "weergaloze ensemble, dat niet alleen technisch heel bijzonder is, maar bovendien traditie bezit: als oud goud", vindt hij.

Kubelik vertelt dit op een door de Vereniging van Concertgebouwvrienden georganiseerde bijeenkomst; jongensachtig bijna, met veelzeggende gebaren spreekt hij. "Mijn repertoire in Amsterdam? Wel, ik heb getracht interessante noviteiten te brengen, zowel uit een voorbije periode als van thans. Van Smetana speel ik op één concert de hele cyclus "Mijn vaderland", die uit 6 symphonische gedichten bestaat. Die hangen thematisch samen, moeten stellig niet afzonderlijk worden uitgevoerd en vormen eigenlijk een symphonie.

Van Dvorák dirigeer ik de Tweede Symphonie, de sterkste, krachtigste van de vijf1; van de Tsjech Mi(a een in 1724 gecomponeerde symphonie, dus ontstaan acht jaren voor de geboorte van Haydn, de z.g.n. grondlegger van de symphonie. Verder Bruckner's Achtste. En van de "nieuweren" o.a. drie Nederlanders: Diepenbrock's "Die Nacht", Guillaume Landré's "Vier symphonische bewegingen" (eerste uitvoering) en Badings' Vierde Vioolconcert. Een plicht vond ik het Janácek's Feestmis, een van de belangrijkste koorwerken uit de Tsjechische literatuur, hier uit te voeren."

Laat Uw benoeming tot dirigent van het Chicago Symphonie Orkest U nog tijd elders te dirigeren?

"Mijn contract duurt voorlopig twee jaar. Dan dirigeer ik daar van October tot April. Maar in die tijd krijg ik zes weken vrij om gastdirecties te vervullen, en ik hoop dan ook volgend jaar weer voor het Amsterdamse orkest te staan. Na April kan ik nog optreden in andere landen, waar dan meestal festivals zijn, bijv. in Edinburg."

Bij zijn optreden in Australië deed Kubelik menige belangwekkende ervaring op; hij spreekt er met geestdrift over. En als hij herinneringen ophaalt aan zijn vader, de onvergetelijke violist Jan Kubelik, raakt hij bijna niet uitgepraat. Dan merkt men, dat in zijn ouderlijk huis nauwelijks iets anders bestond dan muziek. "Een compleet gekkenhuis", vindt hij nu, "zes piano's stonden er en wat dat betekent met vijf pianospelende zusters?" We hebben Kubelik niets meer gevraagd, maar zwijgend en begrijpend ons medeleven getoond...


woensdag 11 januari 1950
Grote kans op tournée van het Concertgebouworkest door Verenigde Staten

(Van onze muziekredacteur)
Er bestaat grote kans, dat het Concertgebouworkest in dit najaar een tournée door de Verenigde Staten gaat maken. Alle voorbereidingen zijn getroffen en men wacht slechts op het ogenblik, dat enkele moeilijkheden betreffende het reizen zijn opgelost. Zoals men zal begrijpen, eist het reizen door een zo uitgestrekt gebied als Noord-Amerika, vooral financieel, grote offers.

Het is de bedoeling, dat twee dirigenten het orkest zullen leiden. Eén is natuurlijk Eduard van Beinum, wie de andere zal zijn, staat nog niet vast.


woensdag 11 januari 1950
Prachtige uitvoering van drie Cantates
Het Bachjaar geopend

De Nederlandse Bachvereniging heeft haar bijdrage tot de viering van het Bachjaar gisteravond ingezet in de stampvolle Amsterdamse Bachzaal (een coïncidentie, deze plaats, of juist om die naam gekozen?). Het is een uitermate geslaagd begin geweest en dat komt voor een aanzienlijk deel op rekening van het koor zelf. Want de manier, waarop het onder zijn dirigent, dr. Anthon van der Horst, de eerste drie cantates uit het Weihnachtsoratorium zong, was in alle opzichten voorbeeldig. vDit werk behoeft geenszins in zijn geheel met Kerstmis te worden uitgevoerd, ondanks de naam "Kerstoratorium". Want het bestaat uit zes afzonderlijke cantates, die op bepaalde dagen van het kerkelijk jaar betrekking hebben. Slechts het feit, dat zij de geboorte van Christus behandelen, zorgde voor de naam.

En zo hoorde men dan gisteren drie cantates, die bedoeld zijn resp. voor Nieuwjaar, de Zondag daarna en Driekoningen. Minder imposant, minder machtig misschien dan een Mattheus-Passie bijvoorbeeld, maar daarom nog niet minder overtuigend. Men moet daarbij vooral niet vergeten, dat het hier te doen is om een niet zo aangrijpend stuk dramatiek als het lijdensverhaal, maar om de geboorte van Christus. Vandaar dan ook, dat deze muziek veel liefelijker is, ik zou haast zeggen: lichter en feestelijker.

In die geest heeft men de cantates uitgevoerd. En het was daarbij bijzonder treffend, dat juist de jeugdige solisten zo ontroerden. Met name de alten Clementine Oomes, Aafje Heynis en de tenor John van Kesteren. Het spreekt vanzelf, dat Jo Vincent de sopraanpartij alle recht deed wedervaren. Slechts de bas Leo Ketelaars viel in dit fris-zingende milieu wat tegen.

Ten slotte: hulde voor de leden van het Concertgebouworkest, die samen met Albert Klerk (orgel) een niet te overtreffen instrumentaal koor vormden.

LEX VAN DELDEN


donderdag 12 januari 1950
Een grootse poging tot verbetering sociale positie der kunstenaars
"De Blauwe Vogel" schept werkgelegenheid

(Van onze muziekredacteur)
Onlangs is, na langdurige voorbereiding, de Kunstgemeenschap "De Blauwe Vogel" in het leven geroepen, een stichting die - kort uitgedrukt - de sociale positie van de kunstenaars wil verbeteren en bovendien de binding van het publiek met de kunstenaars wil bevorderen.

Deze plannen kwamen voort uit het feit, dat vele artisten in bijzonder ongunstige omstandigheden verkeren, en enkele kunstminnenden hebben eens de koppen bij elkaar gestoken en zijn tot de conclusie gekomen, dat men alleen door een grootscheepse actie, waarin op den duur heel Nederland zou worden betrokken, daadwerkelijk hulp zou kunnen bieden. Niet alleen financieel, maar ook moreel. En dat hoopt "De Blauwe Vogel" te bereiken door na organisatie en activering van het publiek de kunstenaars werk te verschaffen, in de ruimste zin van het woord.

Door het geven van kunstmanifestaties overal in het land wil men het publiek bereiken; dat publiek zal aan de organisatie meewerken en het zal zélf zijn plannen kunnen ontwerpen. "De Blauwe Vogel" wil daarbij niet meer zijn dan een "stuurman". Ook de jeugd wordt in dit werk betrokken, alweer door zelfwerkzaamheid. Binnenkort organiseert men in Den Haag een groot jeugdconcert, te geven door het A'dams Philharmonisch Orkest. Bij die gelegenheid zal een jongeman zijn leeftijdgenoten, het publiek dus, vertellen over het werk van "De Blauwe Vogel"; er zal een jeugdbestuur worden gekozen en dat zal dan zelf voor de organisatie van de kunstmanifestaties moeten gaan zorgen. Zo gebeurt het bijv. ook in Australië.

Behalve op muziekgebied zal de stichting ook haar werkzaamheid uitstrekken op het terrein van de beeldende kunst, het ballet, het toneel en de letterkunde. Men gaat binnenkort bedrijfskunstavonden organiseren, een maandblad voor de "Vrienden van de Blauwe Vogel" uitgeven; plannen voor een pensioenfonds voor alle kunstenaars zijn al in een vergevorderd stadium van voorbereiding.

Een bijzonder groots opgezette poging wordt op het ogenblik ondernomen om alle kunstkringen in ons hele land in een federatief verband onder te brengen, waarbij iedere kring zijn autonomie zal behouden. Wát de stichting ook onderneemt, de kunstenaar zal steeds de volledige recette ontvangen, impresariogelden worden niet geheven.

Men ziet het: een zeer idealistische actie, die slechts kan slagen als het publiek zijn goodwill toont en als de vermogenden gelden ter beschikking stellen. Want die zijn natuurlijk nodig, te meer daar ook aan noodlijdende kunstenaars financiële hulp wordt gegeven, wat in enkele gevallen reeds is gebeurd.

Die goodwill hoopt men te verkrijgen door het A'dams Philh. Orkest, dat juist nu zijn bestaansrecht moet bewijzen, een veertigtal concerten in ons land te laten geven, waar men het publiek het een en ander over "De Blauwe Vogel" zal vertellen.

Het eerste van deze reeks vindt reeds 19 Januari in het Concertgebouw te Amsterdam plaats. Dan geeft het orkest o.l.v. Nico van der Linden ten bate van de stichting een Beethovenconcert, waarbij Theo Olof het vioolconcert speelt.

Het bestuur wordt gevormd door de heren Daan de Lange, mr. W. R. Nijkerk en A. W. Unkel. Voor het artistieke deel is een raad van advies gevormd, waarin prominente kunstenaars zitting zullen hebben. Voor de "lichte" kunst zijn dit bijvoorbeeld Corry Vonk, Wim Kan, Dolf van der Linden, e.a.

Omdat het hier geen zakelijke onderneming geldt, maar een idealistische actie, vermelden wij nog, dat "De Blauwe Vogel" zijn bankrekening heeft bij Bankiers Hope & Co., Keizersgracht 577, Amsterdam.


donderdag 12 januari 1950
Ontroerend recital door twee jonge zangeressen

Alweer heeft de N.V. Jenny Modellen met het organiseren van concerten midden in de roos geschoten, want het recital, dat Jeannette van Dijck (sopraan) en Rosemary Legras-Pierson (mezzo-sopraan) gisteravond in de volle Bachzaal van Amsterdam gaven, stak wel heel gunstig af bij de dagelijkse sleur van concerten.

Beide zangeressen bezitten stemkwaliteiten van zeldzame schoonheid en beide ook gebruiken die vocale middelen zeer goed, vooral de sopraan, die na haar optreden van vorig jaar, aanmerkelijk is vooruitgegaan. Haar prachtige stem beheerst zij nu wel volledig, wat bij de mezzo-sopraan nog niet het geval is. Die kleine gebreken werden ruimschoots vergoed door de zorg waarmee moet zijn gestudeerd. Want een dergelijk bijzonder mooi programma zo verzorgd uit te voeren, eist ernstige voorbereiding.

Maar meer nog dan al die voortreffelijke eigenschappen, trof mij de natuurlijkheid in expressie, die bij beide jeugdige zangeressen zo vanzelfsprekend was, dat als bij intuïtie steeds de juiste sfeer werd gevonden. En juist daardoor ontroerde dit zingen voortdurend. Moge deze indrukwekkende en meeslepende manifestatie van de jeugd niet tot dit ene optreden beperkt blijven.

Dat de uitvoerenden smaak bezitten, bewees een blik op het programma reeds: aria's en duetten van o.a. Händel, Rossi, Scarlatti, Durante, Wolf, Mahler, Chausson en Aubert. Jammer, dat dit hartverheffende recital niet op hetzelfde hoge niveau werd begeleid: Henny Hulshof speelde de pianopartijen kranig, maar haar capaciteiten schoten wel wat te kort.

LEX VAN DELDEN


vrijdag 13 januari 1950
Monteux dirigeert voor het laatst in Europa

(Van onze muziekredacteur)
Het staat thans vast, dat Pierre Monteux in het Holland Festival opvoeringen zal dirigeren van Strawinski's ballet "Petroesjka", waarvan hij indertijd de première leidde. Het wordt gedanst door het Monte Carlo Ballet, de muziek wordt gespeeld door het Concertgebouworkest. Men moet dit zien als Monteux' afscheid van Europa als dirigent; hij heeft nl. te kennen gegeven na dit jaar niet meer in Europa als dirigent op te treden, en dit afscheid wilde hij nemen met een of meer werken, die hij jaren geleden creëerde. Zijn werk in San Francisco als leider van het Symphonie-orkest aldaar zou normaal doorgaan.


zaterdag 14 januari 1950
Contact van Holland Festival met Salzburg en Edinburg

(Van onze muziekredacteur)
Enkele nieuwe plannen van het Holland Festival zijn dezer dagen zeker geworden.

Bijzonder belangrijk is de bijeenkomst van vertegenwoordigers der Festivals in Edinburg, Salzburg en Nederland op 16, 17 en 18 Januari in Den Haag, waar zowel artistiek als organisatorisch overleg wordt gepleegd om zodoende te komen tot een samenwerking zonder rivaliteit in het teken van de Europese verbondenheid.

De avonden, dat de Ned. Opera onder Monteux Ravel's "L'heure Espagnole" opvoert, worden verder gevuld met Chabrier's eenacter "Une éducation manquée".

In het Amsterdamse Concertgebouw geeft het Concertgebouworkest vijf concerten, het Residentie Orkest twee. Het tweede van de door Van Beinum te dirigeren concerten vermeldt een Nederlands programma, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan der KNTV: werken van Wagenaar, Van Gilse, Voormolen, Henkemans en dr. Rudolf Mengelberg worden dan uitgevoerd.

Op toneelgebied is nieuw, dat behalve de Old Vic ook de Young Vic komt: begin Juli geeft dit gezelschap in Bloemendaals openluchttheater Shakespeare's "Midzomernachtsdroom".

Het Holland Festival besteedt dit jaar bijzondere aandacht aan de organisatie van het publiek. Men is van plan het bezoek te stimuleren door ook buiten de grote steden niet-persoonlijke weekabonnementen uit te reiken. Bovendien gaat men vrij veel voorstellingen geven tegen lage toegangsprijzen. Zo zullen in het Concertgebouw enkele Nederlandse orkesten optreden en ook geeft het Concertgebouworkest een massaconcert in de Apollohal. De Ned. Opera en het Monte Carlo Ballet zullen ook tegen gereduceerde prijzen voorstellingen geven.

Het plan bestaat in Londen een Holland Festival Society op te richten, die voor faciliteiten zal zorgen als Engelsen het Festival hier willen bezoeken.

En om u een indruk te geven welke enorme voorbereidingen een festival vergt: reeds volgende maand vergadert het Holland Festival Comité over de plannen voor 1951!


dinsdag 17 januari 1950
Nederlandse liedkunst van 1900 tot 1950

De Nederlandse Vereniging voor Hedendaagse Muziek heeft Zondagavond de goed bezette kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam een indruk willen geven van wat er de laatste vijftig jaren aan liederen is geschreven door Nederlandse componisten. En zo kon men luisteren naar liederen en duetten van Diepenbrock, Van den Sigtenorst Meyer, Pijper, Ruyneman, Hendrik Andriessen, Leo Smit, Wijdeveld, Mul, Flothuis, Van Delden en Vredenburg.

Ik geloof, dat een dergelijke hoeveelheid van elf componisten te overstelpend is om ieder afzonderlijk recht te doen wedervaren. Door de veelheid van stijlen en technieken kan men zich nauwelijks een beeld vormen en werkt het geheel al gauw vermoeiend. Maar toch heeft men wel kunnen vaststellen, dat het Nederlandse componeren geenszins onderdoet voor dat in andere landen.

Slechts een gedeelte heb ik kunnen horen en daarvan troffen mij vooral de beide duetten van Leo Smit, die bijzonder rijk van klank zijn, de poëtische minneliederen van Jan Mul en de heel persoonlijke en boeiende "Four trifles" van Flothuis.

Het moet een lang niet lichte taak zijn geweest dit omvangrijke programma in te studeren en uit te voeren; Tjac. Troelstra (sopraan), Henriëtte Doornbos (alt-mezzo) en Wolfgang Wijdeveld (piano) komt daarvoor alle eer toe.

Aan het begin van de avond heeft men de vorige week overleden componist Koos van de Griend herdacht.

Ook van het concert van de Bond van Amsterdamse Zangverenigingen (tegelijkertijd in de Grote Zaal) heb ik maar een deel gehoord. Evenals vorige keren een programma van goed niveau met één verrassing: "Daar was e wuf die spon", een uitstekende, frisse bewerking voor dameskoor van Bep Aarden, even voortreffelijk gezongen door het dameskoor "Onder ons" o.l.v. de componiste.

Solist was de organist Jac. Kort, die bovendien aan het slot vier mannenkoren dirigeerde in werken van Bruckner en Diepenbrock.

LEX VAN DELDEN


woensdag 18 januari 1950
Meeslepend pianospel van Marie Thérèse Fourneau

Vorig seizoen trad de jeugdige pianiste Marie Thérèse Fourneau in de kleine Concertgebouwzaal voor een handvol Amsterdammers op: haar spel werd een grote verrassing en bezorgde haar naam. Dit mag men althans afleiden uit het feit, dat zij gisteravond op dezelfde plaats een goed bezette zaal aantrof. En terecht was men gekomen, want ook dit keer maakte zij diepe indruk met haar bijzonder persoonlijke spel.

Dat zij een kunstenaarspersoonlijkheid van uitzonderlijke allure is bewees overigens haar voortreffelijke en onalledaagse programmakeuze reeds: vóór de pauze werken van Fauré (Thema en variaties, een barcarolle en de vijf impromptu's), er na de twaalf étude's van Debussy, waarvan zij merkwaardigerwijze de tiende niet speelde. Een geheugenstoornis?

Ik durf niet beweren, dat zij alles foutloos uitvoerde, maar daartegenover plaatste zij een prachtige techniek, een logisch inzicht in de bouw van elk stuk, die grillige uitbarstingen uitsluit, en een gevoelige toonvorming, die op een beter instrument stellig meer tot haar recht zal komen.

Maar nòg belangrijker leek mij de meeslepende verbeeldingskracht van haar vertolkingen, die geen onduidelijke, vage contouren nodig hadden om "echt Frans" te schijnen, maar voortdurend doorzichtig en helder bleven. En bovenal geladen met de overtuigende emotionaliteit van de jeugd.

LEX VAN DELDEN


donderdag 19 januari 1950
Programma van volksliederen door Ré Koster

Ré Koster, reeds jarenlang bekend als liederenzangeres, heeft gisteravond in de volle kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam een welverdiend succes behaald met haar eerste optreden als vertolkster van het volkslied. En dat heeft zij waarlijk niet te danken aan een mooie, gemakkelijk aansprekende stem: die bezit zij niet en ik neem aan, dat zij zelf - een kunstenares met intelligentie - zich dit meer dan wie ook bewust is.

Haar succes moet dan ook aan andere factoren worden toegeschreven: in de eerste plaats aan haar bijzondere programma, dat volksliederen uit zeven landen vermeldde en waarvoor een enorme voorbereiding nodig geweest moet zijn. En in de tweede plaats aan de gedifferentieerde wijze van voordragen, waardoor zowel tragische als vrolijke teksten niet nalieten indruk te maken. Zo zelfs, dat enkele liederen herhaald moesten worden.

Simon Halie vond in zijn begeleidingen steeds het juiste accent en toonde een opmerkelijk aanpassingsvermogen. Als solist oogstte hij veel bijval met Bartók's "Roemeense Volksdansen" en ook hij moest een toegift geven: Poulenc's "Pastorale".

LEX VAN DELDEN


maandag 23 januari 1950
Amsterdam hoorde eerste uitvoering van Badings' Vierde Vioolconcert

Enkele weken na de première van Badings' Vijfde Symphonie is Zaterdagavond op het Volksconcert in het Concertgebouw zijn Vierde Vioolconcert (uit 1947) in Amsterdam voor het eerst uitgevoerd. Een echt vioolconcert is het, met een virtuoze vioolpartij, die zich overal duidelijk aftekent tegen de orkestrale achtergrond. Ook hier weer hanteert Badings op knappe wijze vormschema's uit de klassieke literatuur.

Een snel eerste deel in sonatevorm, een langzaam, driedelig tweede deel en een snel slotdeel in rondovorm, ziedaar in grove trekken de overbekende paden, waarlangs deze verrassingloze, maar hechte structuur, zich beweegt. Verrassingloos was trouwens ook de muzikale inhoud van dit concert. Want nergens hoorde men ook maar iets, dat een eigen, persoonlijk geluid verraadt.

Wordt men in het eerste deel voortdurend herinnerd aan een romantische stijl, zoals die in de concerten van Wieniawski en Glazoenow voorkomt - maar dan zonder het Slavische élan, dat die composities kenmerkt -, het laatste deel gaat uit van thematische gegevens, die op vrij smakeloze wijze op de Hongaarse folklore gebaseerd worden.

Hoe voortreffelijk Willem Noske ook de solopartij speelde, hoe verzorgd de orkestrale begeleiding door Rafael Kubelik ook klonk, het geheel boeide mij nauwelijks. Daarvoor verliep deze climaxloze stroom muziek te zeer zonder spanning, zonder emoties. Dat werd nog versterkt door het gebrek aan nuancering en verfijning in de orkestpartij, waarin de strijkers een zo dominerende rol vervullen, dat het plotseling optreden van alle blazers aan het slot een ware oase betekende in deze grauwe woestijn van reliëfloze, zonder innerlijke noodzaak neergeschreven klanken.

Men hoorde verder nog herhalingen van werken van Weber, Smetana en Dvorák.

LEX VAN DELDEN


woensdag 25 januari 1950
Pianorecital met enige raadsels
Vier jonge violisten op Volksconcert

De Israëlische pianiste Lola Granetman heeft Maandagavond in de kleine Concertgebouwzaal het Amsterdamse publiek enige raadsels opgegeven. In de eerste plaats was daar een mysterieus, uit het niets afkomstig schijnend geluid, dat naar de klank in geen enkel verband te brengen was met de piano (al was die dan niet zo heel erg mooi van kwaliteit). Bij nader luisteren bleek dit geluid niet anders te zijn dan het meezingen van de pianiste tijdens haar spel.

En vervolgens plaatste ook dat spel zelf mij voor problemen. Wie haar prachtige inzet van Schumann's sonate opus 11 hoorde en aan het eind van de avond Strawinski's bewerking van drie delen uit zijn "Petroesjka", in deze magistrale, van begin tot eind fel doorleefde vertolking, zou nauwelijks kunnen geloven, dat het dezelfde pianiste was, die een ballade van Chopin zo grof en zo slordig van techniek speelde.

Ditzelfde vraagstuk, de schijnbare aanwezigheid van twee bijna tegenstrijdige naturen in één en dezelfde pianiste deed zich soms in het beperktere verloop van één stuk voor: in Chopin's Fantasie in f bijvoorbeeld, die ogenblikken van een zeer bijzondere en persoonlijke poëzie had naast momenten van onbegrijpelijk en kordaat zakendoen, dat in hoge mate afhankelijk scheen van de graad van moeilijkheid.

En ik geloof, dat hiermee de kern van het vraagstuk wordt aangeroerd: want al die minder geslaagde fragmenten zijn mijns inziens toe te schrijven aan een gebrek aan beheersing, aan contrôle over technische problemen, die met het rijpen der jaren naar alle waarschijnlijkheid wel zal komen. Dat Lola Granetman voldoende in haar mars heeft, staat voor mij vast. Zowel technisch als artistiek is dat het geval. Maar haar kunstenaarspersoonlijkheid is zo driftig en zo hartstochtelijk, dat een wel heel sterke beheersing nodig is om dit temperament binnen de perken van het evenwichtig-verantwoorde te houden. Trouwens: ook haar meezingen wijst in de richting van gebrek aan zelfcontrôle.

Volksconcert

Vier vioolsolisten in één stuk - het was een ongewone gebeurtenis, gisteravond op het Volksconcert in Amsterdams Concertgebouw. Ook als schouwspel. Vier jeugdige leden van 's lands eerste orkest bewezen door hun gloedvol en technisch voortreffelijk spel in Vivaldi's concert voor 4 violen en orkest, dat het hoofdstedelijke ensemble - wat de instrumentale bezetting betreft - met gerust hart de toekomst tegemoet mag zien. Hun namen? Piet Heuwekemeijer, Wim Schrier, André van Aalst en Kees Kooper. Zij werden zeer goed begeleid door Hein Jordans, die de avond had geopend met Mozart's Haffner-Symphonie.

Ellabelle Davis

Na de pauze hoorde ik hoe Ellabelle Davis in de Kleine Zaal met haar ongehoord schone sopraan een aantal negro-spirituals zong. Volmaakt en meeslepend. Slechts één opmerking: de hier gebruikte bewerkingen leken mij te zeer beïnvloed door de Westerse cultuur, en maakten de indruk voor het concertpodium geschreven te zijn. Dat hierdoor iets van de natuurlijke zeggingskracht van deze volksliederen verloren ging spreekt vanzelf.

Jean Antonietti begeleidde goed.

LEX VAN DELDEN


donderdag 26 januari 1950
Israëlisch altviolist komt naar ons land

(Van onze muziekredacteur)
Begin Februari komt de Israëlische componist en altviolist Partosj in Amsterdam een recital geven; Partosj die leerling van Bartók was, maakt deze reis onder auspiciën van de Israëlische regering.

Nicholas Roth (viool) en Willy Meeuwisse (piano) spelen 28 April op een recital in Antwerpen werken van Géza Frid, Wolfgang Wijdeveld en Stanley Bate. Al eerder concerteren zij in München (8 en 9 Februari) en bovendien treedt Roth 5 Februari met het Conservatoire Orkest in Parijs als solist op in het Vioolconcert van Locatelli.


vrijdag 27 januari 1950
Abonnementsconcert onder Kubelik bracht veelheid van stijlen

Het abonnementsconcert van Woensdag en Donderdag heeft het Amsterdamse publiek een merkwaardig allegaartje van stijlen voorgezet, dat een allesbehalve gaaf programma vormde: vóór de pauze Bach's Vioolconcert in E, Ravel's "Tombeau de Couperin" en Bartók's Eerste Rhapsodie voor viool en orkest, er na Brahms' Tweede Symphonie. Die verscheidenheid bracht één voordeel met zich: de grote talenten van Rafael Kubelik kwamen hier in alle duidelijkheid aan het licht, maar eveneens zijn tekorten. Want na dit concert staat het voor mij vast, dat hij nauwelijks enige affiniteit bezit tot Bach en Ravel, althans déze Ravel.

Hoe voortreffelijk Johanna Martzy ook de vioolpartij in Bach's concert speelde, het geheel kon mij nauwelijks boeien en dat moet stellig worden toegeschreven aan de te nadrukkelijke en onrustige directie van Kubelik, waardoor een werkelijk ensemble niet werd bereikt. Het was mij bovendien een raadsel, waarom het clavecimbel achterwege bleef; men miste zo wel erg een bindend element tussen de strijkersgroepen.

Ravel, als dirigeerprestatie - technisch gesproken - uitmuntend, leek mij van opvatting te geaffecteerd; Kubelik trachtte hier te veel te doen, zodat de grote lijn wat verloren ging. Overigens alle hulde voor de prachtige hobosolo van Haakon Stotijn.

Maar in Brahms' Tweede Symphonie kwam Kubelik in zijn element en hier werd het duidelijk, dat hij een geboren vertolker is van de late romantiek, die "hinein-interpretieren" behoeft, waarzonder vooral Brahms' werken van alle (schijn)grootheid ontdaan worden. Juist deze symphonie is mijns inziens niet meer dan een bijzonder grondig stuk architectuur, met meesterschap gebouwd, maar zo weinig geïnspireerd en zo banaal en arm van inventie, dat zij nauwelijks nog indruk kan maken.

Ik heb de grootste bewondering voor Kubelik, dat hij er desondanks in slaagde 'n illusie van grootsheid aan dit werk te geven. Een illusie, zeker, maar zo dwingend bereid, met zulk een overtuigingskracht en met zoveel technisch meesterschap in het bespelen van tot één feilloos reagerend instrument omgetoverd orkest, dat er aan het slot slechts één reactie bij het publiek mogelijk was: Kubelik toejuichen.

LEX VAN DELDEN


maandag 30 januari 1950
Michael Mann speelde altviool

Michael Mann, jongste zoon van de schrijver Thomas Mann, heeft het Amsterdamse publiek Zondagavond in de kleine Concertgebouwzaal laten kennismaken met een - op papier - interessante keuze uit de literatuur voor altviool. Men hoort het instrument zelden als solo-instrument, het repertoire ervoor is dan ook niet zo uitgebreid. Pas de laatste tientallen jaren is men meer voor de alt gaan componeren en het lag dus voor de hand, dat Mann's recital de nadruk zou leggen op de hedendaagse muziek.

Zeven componisten vermeldde het programma en vier er van leven nog: Roy Harris, Strawinski, Milhaud en Elisabeth Lutyens, die met haar goed geschreven solo sonate nog de beste indruk maakte. Overigens was alles nogal onbelangrijk, wat in niet mindere mate geldt voor Schumann's "Märchenbilder", die het programmadeel voor de pauze completeerden. Er na: een bewerking van Bach's eerste gamba-sonate en Brahms' oorspronkelijk voor clarinet gecomponeerde sonate in Es.

Het is mogelijk dat dit in schijn zo belangwekkende, maar in werkelijkheid weinig boeiende programma Michael Mann te geringe kansen bood een gunstige indruk te maken. Gegeven deze omstandigheden kon hij niet veel meer dan een behoorlijke maar niet geheel vlekkeloze techniek demonstreren. Bovendien trof hij het slecht met zijn begeleidster Sonia Valine, die er nogal eens lelijk uit was.

LEX VAN DELDEN