woensdag 2 november 1949
A'dams Philh. Orkest speelt weer in City Theater
(Van onze muziekredacteur)
Op veler verzoek zal a.s. Vrijdagavond het Amsterdams Philharmonisch Orkest weer in het City Theater te Amsterdam
optreden. Het speelt dan onder leiding van Nico van der Linden een fantasie over de opera "Cavalleria Rusticana".
woensdag 2 november 1949
Werk van Schönberg in Kleine Zaal
Wie gisteravond in de volle kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam het concert bijwoonde, dat de sectie Holland der International Society for Contemporary Music en de Ned. Vereniging voor Hedendaagse Muziek organiseerden ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van Arnold Schönberg, zal moeten erkennen het werk te hebben gehoord van een meesterlijk componist. Men zou zich kunnen afvragen in hoeverre het vierde strijkkwartet, waarmee de avond opende, enige ontroering wist te verwekken. Voor mij althans betekende dit werk niet veel meer dan een knap samenspel van bijzonder vernuftige cerebrale constructies, gebaseerd op het twaalf-toonsysteem, waarvan Schönberg de geestelijke vader is.
Maar in het bijna dertig jaar daarvoor gecomponeerde tweede kwartet (met sopraanstem), dat uit 1908 stamt, merkte men, dat Schönberg tot meer in staat is. Want hier bereikte hij, in een laat-romantische, aan Mahler herinnerende, maar toch persoonlijke stijl, een indrukwekkende, onheilspellende expressie van een zo indringende overtuigingskracht, dat het woord "geniaal" stellig op zijn plaats is.
Daartussen hoorde men de pianostukken opus 11, 23 en 25, die een vrij duidelijk beeld gaven hoe die ontwikkeling van tweede naar vierde kwartet zich voltrok. Uitgaande van een chromatiek, zoals die in Wagner's "Tristan" voorkomt, maar die in uiterste consequentie wel moest leiden tot opheffen van bestaande harmonische functies, kwam Schönberg tot de volkomen atonaliteit, een ontwikkeling, die in opus 11 een aanvang nam.
En zo heeft men deze avond het beeld gekregen van een revolutionair componist, die zijn principes met hardnekkige consequentie doorvoerde. Ook al moet ik bekennen, dat ik de resultaten van dit systeem nauwelijks kan volgen, laat staan waarderen.
De grootste bewondering verdienen de uitvoerenden: het onvolprezen Amsterdams Strijkkwartet, de knappe pianiste Else C. Kraus en de prachtige, met een enorme beheersing zingende sopraan Elsa Barther.
LEX VAN DELDEN
zaterdag 5 november 1949
Alexander Borowski komt naar Amsterdam
(Van onze muziekredacteur)
De enige jaren geleden Amerikaan geworden, in Litauen geboren, pianist Alexander Borowski, die vóór de oorlog in
Amsterdam een meestercursus voor pianisten gaf, komt 17 November weer in de hoofdstad spelen. Hij treedt dan in de
Bachzaal op met werken van o.a. Bach, Chopin, Prokofiew en Messiaen.
zaterdag 5 november 1949
Jules Moes zeventig jaar
Van koorlid tot groot operazanger
(Van onze muziekredacteur)
"Eén ding moet u me beloven," zegt Jules Moes als ik een praatje met hem kom maken. De vroeger gevierde operazanger
wordt Zondag zeventig jaar. "Zegt u er alsjeblieft bij, dat wij die verjaardag slechts in huiselijke kring vieren.
Wij willen geen bezoek, in verband met familie-omstandigheden".
Ouderen zullen zich stellig Jules Moes herinneren als de prachtige heldentenor, die als het moest ook lyrische tenorpartijen zong. Maar voor hij bij de opera kwam, voor hij begon met zijn zangstudie, is hij eerst echt "ontdekt".
"Ik zong als jongeman in "De Maastrichter Staar"; in Maastricht ben ik ook geboren. Wat was dat een prachtig koor! Aantal koorleden? Tweehonderddertig. En daar waren 54 tenoren bij, die de hoge C zongen! De voorzitter van dat koor, de heer J. van Poppel, ontdekte mij en bracht mij er toe zang te gaan studeren. In 1899 werd ik leerling aan het Amsterdams Conservatorium, bij Cornelie van Zanten (zang), De Pauw en Hutschenruyter (piano) en Zweers (compositie). Ik componeer trouwens af en toe nog: kerkcomposities voor zang, koor, met en zonder orgelbegeleiding.
Na mijn conservatoriumtijd kwam ik in 1902 bij het "Lyrische Toneel", waar dr. Peter van Anrooy toen als dirigent zijn loopbaan begon. Daarna 2 jaar bij de Opera van Gent, 5 jaren bij de Vlaamse Opera in Antwerpen. Van 1910 tot 1912 in het Rembrandt Theater te Amsterdam bij Pauwels, Kreeft en Heuckeroth en in 1912 ging ik naar de Opera in Praag, als opvolger van Piccavier. Daar ben ik vier jaar als heldentenor geweest en ik maakte toen gasttournée's naar Berlijn, Dresden, Breslau, Wenen, Bodenbach. Ik zong er vaak met Leo Slezak.
Na die Praagse tijd weer naar Amsterdam terug, bij de Opera van Koopman, daarna bij de Nationale Opera en later bij de Coöperatie, waarmee ik reizen maakte naar Nice, Parijs, Luik en overal de "Tristan" zong. Dat was in 1924-1925. Enkele namen uit die jaren? Met Urlus, Dierckx, Maartje Offers, Cato Engelen-Sewing, mevr. Van Raalte-Horneman en vele anderen trad ik op. En toen, een paar jaar na 1925, was het afgelopen met een Nederlandse Opera.
In 1927 kwam ik als muzikaal leider bij de K.R.O., waar ik 5 1/2 jaar in dienst ben geweest. En na 1933 was het zingen grotendeels gedaan, legde ik mij hoofdzakelijk op paedagogisch werk toe, o.a. als hoofdleraar aan het Rotterdams Conservatorium. Tegenwoordig doe ik niets meer, alleen mijn vier kleinkinderen geef ik nog pianoles.
Mijn repertoire? Bijna het hele operarepertoire heb ik gezongen. Alle opera's van Wagner, en Tiefland, Aïda, Hugenoten behoorden ook tot mijn lievelingsopera's. Mijn belangrijkste creatie was "Othello" van Verdi. Ontelbare malen trad ik ook in oratoria op en gaf ik liederenavonden. Alleen de Mattheus Passie heb ik nooit gezongen. Ik had het veel te druk om dat werk geestelijk volkomen te beheersen."
Zo verliep de prachtige, succesvolle carrière van een groot operazanger, die als hij voor een collega moest invallen met gemak zijn partij op het eerste gezicht zong. Nog steeds zingt Jules Moes Zondags in de kerk, en een enkele keer dirigeert hij nog een kerkkoor. Maar belangrijker voor hem, die zichzelf de "jongste van de oudere generatie" noemt, zijn de talloze herinneringen uit zijn loopbaan, die hem populair maakte in de beste zin van het woord.
Brabants Orkest zal in Den Bosch komen
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben Den Bosch aangewezen als vestigingsplaats voor het Brabants Orkest.
zaterdag 5 november 1949
Pianorecital Bruce Barbour
Zeer gemengde indrukken kreeg ik gisteravond in de Amsterdamse Bachzaal van het spel van Bruce Barbour, die de nieuwe Steinway-vleugel van het Conservatorium inwijdde. Of het aan de stroefheid van het nieuwe instrument lag, weet ik niet, maar zeker is, dat Beethoven's Sonate opus 31 no. 2 en Chopin's Polonaise opus 53 (in As) bijzonder droog, dor en onbewogen klonken.
En even duidelijk bleek, dat Barbour's interesse vooralsnog te zeer uitgaat naar de technische verzorging van details, zo zeer, dat de grote muzikale stroom nauwelijks aanwezig is. Hij speelt technisch ongetwijfeld heel knap, maar zonder veel emoties. Het best kan men dit spel "beschouwend" noemen, en Bach, waarmee het recital begon, kon deze manier van voordragen merkwaardig goed verdragen. Zo goed zelfs, dat hier iets bijzonders uit ontstond: een prestatie, die door Barbour's zeer eigen, maar alleszins te motiveren opvatting, indruk maakte.
LEX VAN DELDEN
woensdag 9 november 1949
Donateurs-repetitie van Maatschappij "Caecilia"
De openbare donateurs-repetitie van de Maatschappij "Caecilia", gistermiddag in het Amsterdamse Concertgebouw, liet, behalve een uit drie werken bestaand programma, ook nog iets anders horen: dat waren de ongunstige gevolgen van de te zware belasting van het Concertgebouworkest en dirigent Eduard van Beinum. Want dat de uitvoeringen niet op het niveau stonden, dat men van ons eerste orkest gewend is, moet stellig worden toegeschreven aan onvoldoende repetitietijd. Hoe kan het ook anders, als in één maand 24 concerten worden gegeven, alle door Van Beinum gedirigeerd? Dat is zonder twijfel te veel en geen enkel ensemble zal onder die omstandigheden steeds topprestaties kunnen leveren.
Na Van Otterloo's "Introductie en Allegro" hoorde men Glazoenow's vioolconcert met Elise Cservalvi als uitstekende soliste, maar met een nogal rammelende orkestbegeleiding. En ook in Beethoven's Zevende Symphonie waren heel wat oneffenheden. Oorzaken: zie boven.
LEX VAN DELDEN
zaterdag 12 november 1949
"Kunst met een kleine k"
In Zwitserland adviseren kunstenaars zelf over werkvergunningen
Ruim arbeidsterrein door toerisme
(Van onze muziekredacteur)
HET vorige artikel, dat wij aan de "Kunst met een kleine k" wijdden, gaf, naar men zich zal herinneren, een inzicht
in de toestand, zoals die op dit gebied in de Scandinavische landen heerst. Naar mij uit ingewonnen inlichtingen is
gebleken, zijn de verhoudingen in Zwitserland veel minder gecompliceerd en voor de musici en artisten stellig
aanmerkelijk gunstiger. Gunstiger ook dan in ons land.
Maar men dient daarbij vooral in het oog te houden, dat het vreemdelingenverkeer een belangrijke bron van bestaan in Zwitserland uitmaakt, waardoor het aantal hotels, café's en amusementsbedrijven bijzonder groot is. Dientengevolge is het arbeidsterrein voor de Zwitserse musici en artisten vrij uitgebreid vergeleken met andere kleine landen als het onze.
Er treden in Zwitserland nog regelmatig vele buitenlanders op, ook Nederlanders, en dat is slechts mogelijk op basis van een redelijke uitwisseling. Hoe de werkvergunningen worden uitgereikt? Dat gebeurt volkomen anders dan elders. En het is juist deze gang van zaken, die onze musici en artisten zo bevredigend voorkomt. Het komt in het kort hierop neer:
De (Zwitserse) werkgever vraagt een werkvergunning aan, niet bij een Rijksinstantie, maar bij de kantonale autoriteiten, die vergelijkbaar zijn met onze provinciale staten. Een uitzondering vormen de grote steden van Zwitserland, die zelf tot verlening van werkvergunningen bevoegd zijn.
Maar vóórdat de kantonale of stedelijke autoriteiten een aanvraag ter behandeling krijgen voorgelegd, wordt advies gevraagd aan de Service Paritaire Suisse de placement pour les musiciens" (Zwitserse dienst voor de tewerkstelling van musici), een semi-officiëel lichaam, dat in Bern zetelt. Deze instantie is nauwkeurig op de hoogte van de stand op de arbeidsmarkt.
Vergunning tot optreden wordt dan ook slechts verleend, indien bovengenoemde dienst meent, dat toelating van buitenlandse musici en artisten de belangen van Zwitserse kunstenaars niet kan schaden. Wat in feite betekent, dat buitenlanders alleen dan een werkvergunning krijgen, als er geen enkele Zwitserse kunstenaar zonder werk is.
Het is juist deze laatste gang van zaken, die aanmerkelijk verschilt met die in andere landen. En het is ook een dergelijk lichaam als de bovengenoemde semi-officiële Zwitserse dienst, dat de Nederlandse musici en artisten gaarne in ons land zouden zien.
dinsdag 15 november 1949
de lopende band
DE door H. J. W. Becht te Amsterdam zo uitmuntend uitgegeven Symphonia-Reeks is weer met een nieuw deeltje uitgebreid: "Hedendaagse Engelse Componisten", door Marius Flothuis. Een helder geschreven en van grote deskundigheid getuigend boekje is het geworden dat mede zijn aantrekkelijkheid ontleent aan de kernachtige inleidingen over de evolutie der Engelse muziek en aan de persoonlijke meningen van de schrijver, waarmede men het niet steeds eens behoeft te zijn om ze toch te kunnen waarderen.
Benjamin Britten's betekenis wordt hier beter dan waar ook tot haar juiste proporties teruggebracht, en aan anderen als Berkeley, Rawsthorne en Tippett wordt de aandacht besteed, die hun mijns inziens terecht toekomt.
Talrijke illustraties en notenvoorbeelden verlevendigen deze uitgave, die iedere muziekliefhebber dient te lezen. Prijs f 3.90.
LEX VAN DELDEN
woensdag 16 november 1949
Beethoven's "Fidelio" met succes verdedigd door Nederlandse Opera
Aangrijpende titelrol van Gré Brouwenstijn
Beethoven's opera "Fidelio" behoeft nog steeds verdediging en die heeft dit enige muziek-dramatische werk van de grote symphonicus gisteravond ruimschoots gekregen door de aangrijpende opvoering, die de Nederlandse Opera er in de Amsterdamse Stadsschouwburg van heeft gegeven. Verdediging had "Fidelio" daarom zo nodig, omdat de officiële handboeken en kenners altijd nog menen dat het werk, hoewel muzikaal prachtig, dramatisch niet geslaagd is en Beethoven niet de capaciteiten bezat om een opera te schrijven.
De voorstelling van de Nederlandse Opera heeft mij er van overtuigd, dat deze mening op een misverstand berust. Want zelden ben ik zo onder de indruk gekomen van een theatermuziek als juist door deze zogenaamde "mislukking". En hierin stond ik waarlijk niet alleen; de volle Stadsschouwburg heeft althans zo onstuimig en uitbundig op deze première gereageerd, dat men wel moet aannemen: het werk "pakt".
Er heerst trouwens nóg een misverstand ten aanzien van "Fidelio". Want het is niet slechts, zoals men het pleegt te doen voorkomen, de opera van de "Echtelijke liefde", waarop de ondertitel wijst, maar veel meer: Beethoven zingt er zijn eigen innerlijke verlangens in uit, zijn vurig verlangen naar een huwelijksgeluk, dat hij hunkerend zocht, maar nooit vond. En juist dit feit doet van "Fidelio" een dwingende kracht uitgaan, een fascinerende werking, waaraan men zich bijna geen ogenblik kan onttrekken. Dat maakt het werk zo overtuigend, ook al moet ik toegeven, dat het inzinkingen bevat, met name in het eerste tafereel.
Grote bewondering moet men hebben voor de aangrijpende, bewogen vertolking van de enorm moeilijke titelrol door Gré Brouwenstijn, die voortdurend én vocaal én dramatisch een grootse allure had. En even overtuigend en grandioos zong Frans Vroons de Florestan-partij. Gerard Groot (Rocco), Otakar Kraus (Pizarro) en Theo Baylé (Fernando) leverden zeer goede prestaties en ook Chris Scheffer (Jacquino) was ruimschoots voldoende. Slechts Greet Koeman (Marzelline) voldeed vocaal niet geheel, maar haar rol stelt wel heel bijzondere eisen...
De mise-en-scène van Abraham van der Vies had veel fantasie en smaak, de geslaagde décors en costuums waren van Hans van Norden. En de dirigent Paul Pella? Wel, hij was de bezieler van dit prachtige geheel. De enkele ongelukjes, als onzekere inzetten van het orkest, zullen in de toekomst wel verdwijnen. Dat hij in het eerste tafereel een aria van Rocco had gecoupeerd, is op goede gronden te motiveren. En dat het kwartet in de kerkerscène zo huiveringwekkend geladen klonk, is voor een aanzienlijk deel aan hem te danken, evenals het uitmuntende zingen van het koor.
LEX VAN DELDEN
donderdag 17 november 1949
Harald Saeverud in Amsterdam
Componist van nieuwe muziek bij Ibsen's "Peer Gynt"
(Van onze muziekredacteur)
Het gezicht, dat u hier ziet, is van Harald Saeverud; een nors gezicht, zult u misschien vinden, in ieder geval is
het Noors, want de eigenaar er van is een Noor en bovendien de componist van de nieuwe muziek bij Ibsen's "Peer
Gynt", die sinds vorig jaar in Noorwegen wordt gebruikt in plaats van die van Grieg. Het was al eerder in deze
kolommen te lezen: op 21 en 22 Nov. komt het Norske Teatret onder regie van Hans Jacob Nilsen in Den Haag "Peer
Gynt" spelen en 24 November is Amsterdam aan de beurt, 26 Rotterdam.
Saeverud is Woensdag reeds in Amsterdam aangekomen, waar ik vorig jaar met hem had kennis gemaakt: een man die weinig zegt, maar wát hij zegt, is meestal geestig en getuigt vaak van een merkwaardige opmerkingsgave. Zo was het eerste, dat hem Woensdag in mij trof, mijn strikje, zo'n geval, dat kenners van de herenmode een "butterfly" plegen te noemen. Dat strikje vond hij prachtig. En dat hij daarop lette, is begrijpelijk, als u weet, dat hij verzot is op strikjes; die draagt hij dan ook steevast.
"Toen Nilsen mij vroeg een nieuwe "Peer Gynt"-muziek te componeren, vond ik dit voorstel een misdaad," zegt Saeverud, "ik zou er mijn nek op breken en ik wilde weigeren. Maar na één nacht slapen, was de helft als vanzelf ontstaan. Grieg's muziek vind ik prachtig, maar zij past er niet bij en bewijst dat Grieg Ibsen's stuk niet begrepen heeft.
Of mijn muziek moderner is? Natuurlijk wèl de middelen, maar de geest, het wezen er van is eerder ouder; zij is primitiever in de letterlijke betekenis van het woord. Het publiek in Nederland zal haar bij de a.s. voorstellingen op gramofoonplaten horen. Beter met een goede plaat, dan met een te weinig voorbereid orkest. Maandag a.s. dirigeer ik voor de radio (Hilversum II) mijn "Peer Gynt"-muziek, 8.05 tot 9.05 uur."
Voor het 1e, 4e en 5e bedrijf zal Aline Markus een korte verklarende tekst uitspreken. Saeverud is thans bezig muziek te schrijven bij een ander stuk van Ibsen: "Caesar en Galilea". De nieuwe "Peer Gynt"-muziek is behalve meer dan 100 keer in Noorwegen, ook in Zweden uitgevoerd. Begin 1950 zal Finland er kennis mee maken en daarna de Ver. Staten.
vrijdag 18 november 1949
Borowski in Bachzaal
Voor een slechts half gevulde Bachzaal heeft gisteravond Alexander Borowski Amsterdam weer eens duidelijk getoond nog steeds een groot pianist te zijn. Vooral in enkele tot slot gespeelde Chopins, die met een virtuoze techniek en een indrin-gende expressie uitgevoerd, tot een toegift leidden.
"De eerste communie van de Maagd", een werk van de in Frankrijk als profeet voor een nieuwe muziek beschouwde componist Messiaen kon ik ook ditmaal (het was geen eerste uitvoering, ook al kondigde het programma dit stuk als zodanig aan) niet bewonderen: een ver-velende, in de grond banale en zoetelijke kinderachtigheid. Hoe knap Borowski ook speelde, zijn opvatting van Bach leek mij bepaald onjuist: zó romantisch en zó vrij van voordracht mag men deze muziek niet uitvoeren. Beethoven's Waldsteinso-nate verdroeg Borowski's interpretatie aanmerkelijk beter en maakte dan ook diepe indruk.
LEX VAN DELDEN
zaterdag 19 november 1949
Jubileumconcert van de NCRV in Concertgebouw
In aanwezigheid van talloze autoriteiten, onder wie de ministers Schokking en In 't Veld, vond gisteravond in de met bloemen versierde Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw een jubileumconcert plaats ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de NCRV. Na een openingswoord van de voorzitter, mr. A. B. Roosjen speelde het Concertgebouworkest o.l.v. Van Beinum Beethoven's ouverture "Egmont".
En daarna kwam het pièce de résistance van deze avond, de "Symphonia sacra super psalmos" van Ernest W. Mulder, een 35 minuten durende, driedelige symphonie, gebaseerd op psalmmelodieën. Veel woorden hoeven we er niet aan te wijden, daarvoor is dit pretentieuze werk te onbelangrijk. Geen enkele eigen noot kon ik er in ontdekken, wel veel Brahms en Rachmaninow, en vooral een banaal soort sentimentele Amerikaanse filmmuziek.
Het was overigens verbluffend, dat men bij zo gewijde melodieën als de psalmen toch zijn, een dergelijke goedkope, vervelende, lawaaierige en slecht klinkende muziek kon schrijven.
Na de pauze werd o.l.v. dr. Anthon van der Horst Bach's "Magnificat" uitgevoerd, dat ik niet meer kon horen. Want in die tijd luisterde ik in de Kleine Zaal naar het verrassend trefzekere pianospel van Johan Verster (die niet kan zien). In enkele stukken van Debussy kon men de helderheid van zijn techniek bewonderen, maar bovendien leek mij, dat zijn poëtische, romantische natuur zich veeleer leent voor het vertolken van Chopin, die hij voor de pauze speelde en waarin hij waarschijnlijk tot zeer bijzondere prestaties is gekomen.
LEX VAN DELDEN
zaterdag 19 november 1949
Zwitserse radio zendt de Roosevelt-symphonie van Nico van der Linden uit
(Van onze muziekredacteur)
Radio Genève gaat Nico van der Linden's "Elegie", een ééndelige symphonie ter nagedachtenis van wijlen president
Roosevelt, op gramofoonplaten opnemen en begin 1950 uitzenden in een speciaal programma, dat aan de grote
Amerikaanse staatsman zal zijn gewijd. Bovendien wordt het werk door alle andere Zwitserse zenders uitgezonden, o.a.
door Beromünster, Monte Ceneri en Schwarzburg. Dat gebeurt via de kortegolfzenders, zodat heel Amerika er naar kan
luisteren.
De uitvoering wordt verzorgd door het Orchestre de la Suisse Romande o.l.v. de dirigent Appia.
Nog een ander succes heeft de heer Van der Linden geboekt: hij is uitgenodigd om in Augustus 1950 met het Amsterdamse Postaal Mannenkoor "Kunst na Kracht" een concert in Bern te geven. Het koor zingt daar een programma, dat grotendeels zal bestaan uit Nederlandse a cappella-werken voor mannenkoor.
maandag 21 november 1949
Hoofdstad-Operette Modelopvoering van "Csárdásfürstin"
Amsterdam heeft Zaterdagavond in Carré geklapt, gestampt en geschreeuwd zelfs. En die uitbundige bijvalsbetuigingen betroffen de première in de hoofdstad van Kálmán's charmante en muzikale operette "Die Csárdásfürstin", in een modelopvoering door de Hoofdstad Operette, die met deze prachtige voorstelling overduidelijk aantoonde met recht de voortzetting te zijn van de vroegere Fritz Hirsch Operette.
Er werd hier een waarlijk schitterend geheel bereikt, waarin de solistische prestaties, hoe voortreffelijk ook, ondergeschikt waren aan een in alle opzichten volmaakt ingespeeld ensemble. Zo zien we in ons land zelden operette spelen, zulk een zwier en lichtheid, zulk een bijna Weense gratie en geestigheid zagen wij althans in jaren niet meer.
Ruth Rhoden (in de titelrol) en Hellena Rajewska, beiden goed zingend en charmant, Johan van der Zalm, vocaal uitmuntend en als acteur enorm vooruitgegaan, Paul Harden, met zijn bekwaam vakmanschap, zij en alle anderen waren beter dan ooit tevoren.
Maar wat de komieken Fritz Steiner en Otto Aurich (die voor een opmerkelijk fantasierijke regie zorg droeg) presteerden, is nauwelijks te beschrijven. Laat ik volstaan met te vermelden, dat er onbedaarlijk gelachen is om hun haast onuitputtelijke rijkdom aan allerzotste vondsten.
Julius Susan deed met zijn orkest wonderen en dat de voorstelling zulk een brille en vaart had, ligt voor een belangrijk deel stellig aan hem. Wie operette in optima forma wil zien, moet beslist naar Carré, dat vier weken lang deze voortreffelijke opvoering op zijn planken heeft.
LEX VAN DELDEN
donderdag 24 november 1949
De Wognummers zongen in Amsterdam
Het Wognums Zangkoor, destijds als de Wognummers alom bekend, liet zich gisteravond weer in Amsterdam horen: in een door de zendingsorganisatie "Meer voor Oost" georganiseerd concert in de Emmakerk aan de Middenweg. Een vergelijking met de vroegere prestaties en kwaliteit is mij onmogelijk, want ik hoorde het thans voor de eerste maal. En die kennismaking is mij eerlijk gezegd wat tegengevallen.
Wél bleek, dat men een grondige koorscholing heeft ondergaan, dat de koorleden voortreffelijk articuleren en een vrijwel volmaakt ensemble vormen. Maar de beheerste directie van de heer D. Saal Wzn. leek mij de oorzaak van de bezwaren, die ik tegen dit verzorgde zingen heb: het blijft steeds nogal afgemeten en keurig en biedt nauwelijks gelegenheid tot bewogenheid.
In heel dit programma met werken van o.a. Gabriëli, Dvorák, Bruckner en Diepenbrock kwam men nooit eens tot werkelijke bezieling, en dat wordt vervelend op den duur. De organist Piet van Egmond verleende zijn medewerking.
LEX VAN DELDEN
donderdag 24 november 1949
Julius Patzak naar ons land
(Van onze muziekredacteur)
De vermaarde zanger Julius Patzak, die aan de Weense Staatsopera is verbonden, komt van 11 tot 20 December in ons
land optreden. Niet alle concerten staan al vast, maar wel kan reeds worden medegedeeld, dat hij op 12 December in
Zeist een liederenavond geeft, 13 Dec. in Leeuwarden, 16 Dec. zingt hij als solist in Mahler's "Lied von der Erde"
met het Gelders Orkest in Arnhem, en 18 Dec. wordt deze uitvoering in Nijmegen herhaald.
vrijdag 25 november 1949
Professor Van den Borren: "Muziek in de Nederlanden"
TOT nu toe is slechts het eerste van twee delen verschenen over de "Geschiedenis van de Muziek in de Nederlanden", maar dat is al ruimschoots voldoende om onder de indruk te komen van de enorme kennis van zaken van de auteur prof. Dr. Charles van den Borren. Musicologen kennen prof. Van den Borren reeds jaren: hij is niet jong meer (17 November werd hij 75 jaar), was professor in de muziekgeschiedenis aan de Universiteit van Brussel en sinds 1920 bibliothecaris aan het conservatorium aldaar.
Een aanzienlijke hoeveelheid geschriften heeft hij op zijn naam staan, o.a. over Scarlatti, over César Franck, maar vooral over oude muziek, met name zijn werken over Lassus en Dufay gelden als de belangrijkste publicaties op dit gebied. Steeds schreef hij in het Frans, maar juist deze "Geschiedenis van de Muziek in de Nederlanden" liet hij, in een goede vertaling door een andere Belgische musicoloog van naam, dr. M. Boereboom, eerst in het Vlaams verschijnen.
Het is een ongemeen knap boek geworden, dat de evolutie van de muziek in de Nederlanden behandelt, al van vóór de 15de eeuw. Het hoofdstuk over de 15de eeuw, met als eerste genie Dufay ("Het grootste sieraad ter wereld" genoemd door een tijdgenoot) is bijzonder belangwekkend, omdat het duidelijker dan ooit tevoren de revolutionnaire groei van gothiek naar renaissance belicht. Een groei, die via grootmeesters als Ockeghem, Obrecht, Des Prez, loopt naar Willaert, Clemens non Papa, Lassus en Sweelinck.
Over al deze geniale figuren schrijft prof. Van den Borren en men heeft na lezing van dit eerste deel de stellige overtuiging, dat de schrijver alles, wat op dit gebied tot nu toe bekend is geworden, volledig beheerst met een meesterschap, dat niemand hem zou kunnen verbeteren. Menige misvatting wordt aan de kaak gesteld en zo geeft dit prachtige, in de eerste plaats voor vaklieden, maar daarnaast ook voor de belangstellende leek bedoelde, werk een volledig overzicht van de bloeitijd der Nederlandse muziek.
De Wereldbibliotheek N.V. Amsterdam-Antwerpen, die het f 17.50 kostende boek voortreffelijk uitgaf, heeft hiermee een belangrijk en niet te overschatten werk verricht.
LEX VAN DELDEN
vrijdag 25 november 1949
Mr. E. Cornelis directeur van Residentie Orkest?
(Van onze muziekredacteur)
Wij hebben gegronde redenen om aan te nemen, dat mr. Evert Cornelis, tot nu toe lid der directie van het Amsterdamse
Concertgebouw, is benoemd tot directeur van het Residentie Orkest. Van de zijde van dit orkest kon men ons officieel
geen bevestiging van dit bericht geven. Maar ontkennen deed men het evenmin.
Ook van de zijde van het Concertgebouw kon men ons geen inlichtingen verschaffen, daar zowel dr. K. Mengelberg als de heer Cornelis in het buitenland vertoeven.
zaterdag 26 november 1949
Twee mooie boeken over Mozart en Haydn
Er zijn twee mooie boeken verschenen over de beroemde componisten Mozart en Haydn, bij de uitgeverij "De Librije" in Haarlem. Twee Amerikanen, Opal Wheeler en Sybil Deucher schreven op een prettige, onopgesmukte manier over hun leven, hun reizen en hun werk en kinderen van een jaar of tien zullen er met plezier over lezen. Willy Leviticus verzorgde er een heel goede Nederlandse bewerking van.
Erg leuk zijn de vele tekeningen van Mary Greenwalt. De boeken kosten f 3.90 per deel.
L. V. D.
dinsdag 29 november 1949
Nieuwe gramofoonopnamen van klassiek, jazz en chansons
Beethoven en Smetana, Ellington, Lys Gauty
U weet niet wat U Sint-Nicolaas voor cadeaux moet vragen? Voor muziekliefhebbers, die een gramofoon bezitten, is de zaak gauw opgelost. Men kan thans weer in ruimere mate gramofoonplaten kopen. En uit de opnamen, die "Decca" onlangs op de markt bracht, zult U zeker een keuze kunnen doen, want ze zijn bijna zonder uitzondering van de allerbeste kwaliteit.
Bij de klassieke werken vond ik Beethoven's Zesde Symphonie (de pastorale) wel het mooiste, ten eerste omdat de uitvoering door het doorzichtige Londens Philharmonisch Orkest o.l.v. Erich Kleiber aan de allerhoogste eisen voldoet en ten tweede omdat de opname vrijwel ideaal is. Strijkers en blazers "komen" schitterend "door" en de verhouding tussen de verschillende orkestgroepen is volmaakt gerealiseerd. Het geheel bestaat uit tien plaatkanten (AK 1824-1828).
Ook in Brahms' vioolconcert (AK 2055-2059, tien plaatkanten) is de orkestklank van het Concertgebouworkest onder Charles Münch uitstekend. Bovendien speelde Ossy Renardy de solopartij met krachtige, kloeke toon en bijzonder expressief.
Bezwaren: de viooltoon (die in de hoogte wat scherp gereproduceerd is) is te sterk ten opzichte van de orkestklank. In het eerste deel trof mij een te vroege inzet, in het tweede de voortreffelijke hobosolo (wat natuurlijk géén bezwaar is!).
Rimski-Korsakow's "Sheherazade" was bij het Parijse Conservatoire Orkest in goede handen, al is de directie van Ernest Ansermet, hoe verzorgd ook, mij wel wat te precieus en onbewogen. Maar de vele solistische partijen worden virtuoos gespeeld en bijna even goed is de acoustische weergave (AK 1980-1985, twaalf plaatkanten).
Nog een bijzonder geslaagde opname is K 1667, waarop het BBC-Theater Orkest o.l.v. Walter Goehr aan de ene kant "De dans van de komedianten" speelde en aan de keerzijde de Polka uit Smetana's "Verkaufte Braut". Prachtig meeslepend orkestspel en, op enkele plekken na, een ideale opname.
"Klassieke jazz"
Ook op het gebied der jazz heeft de "Decca" uitstekend werk gedaan door enkele "klassieken" uit te brengen. Ronduit meesterlijk vond ik Bob Zurke's pianosoli in twee opnamen van Bob Crosby's orkest: de opwindende "Yancey Special" en "Honky Tonk Train Blues", beide voorbeelden van de echte dixielandstijl (M 32549). En direct hierop volgt M 32548, die het King Cole Trio de gelegenheid bood "That ain't right" en "Scotchin' with the soda" te spelen. Ook hier prachtig pianospel, door Cole zelf, die ook de zangsolo verzorgt.
Kenmerkend voor Duke Ellington zijn "East St. Louis Toodle-Oo", (zijn vroegere herkenningsmelodie) en "Rockin' Chair", kenmerkend om de merkwaardige, donkere achtergrond van koperen blaasinstrumenten (M 32645). Ellington is in deze opnamen niet op zijn allerbest, maar toch zijn ze zeer de moeite waard. Ella Fitzgerald, die ook haar sporen verdiend heeft in de jazz, zong met de Song Spinners "Tea leaves", een vervelende, zoetelijke foxtrot. Aan de keerzijde: "You turned the tables on me", dat veel beter is en aan de "echte" jazz doet denken (M 32567).
Chansons
Wie van het Franse chanson houdt, moet beslist plaat M 32581 kopen, waarop Lys Gauty een foxtrot ("L'oiseau bleu") zingt en een wals ("Dis-moi pourquoi"). Een heel persoonlijke manier van zingen, zeer bezield en hartstochtelijk. Zij wordt uitstekend begeleid door een Nederlands orkest o.l.v. Gerard van Krevelen, dat veel beter is dan de beide Franse orkesten, die Lucienne Boyer ondersteunen op M 32532. Trouwens ook de zang van Lucienne Boyer is lang niet zo persoonlijk als die van Lys Gauty. Lucienne zong twee prettige Franse walsjes: "Amour" en "Prends-moi dans tes bras".
De Decca liet nóg twee Nederlandse ensembles aan bod komen. In de eerste plaats het uitstekende kwartet van Sem Nijveen, dat een heel apart karakter demonstreert in "Kreuzer-Etude" en Khatsjatoerian's "Sabeldans" (M 32601), virtuoos gearrangeerd en uitgevoerd. En in de tweede plaats het kwartet Jan Corduwener, dat ik in "Trifle" en "Bell Bottom Trousers" niet erg kon bewonderen. Het speelt conventioneel en saai in arrangementen, die even vervelend zijn (M 32673).
LEX VAN DELDEN
woensdag 30 november 1949
de lopende band
BIJ mijn weten bestaat er in ons land geen enkel boek over muziek, dat te vergelijken is met "In het wonderland der muziek", een door mevr. M. Andriessen-Bies in het Nederlands bewerkte uitgave van "Ins Wunderland der Musik", door de Zwitser Kurt Pahlen. Het is een alleraardigst boek voor kinderen geworden, waarin op een prettige, niet docerende manier over allerlei zaken uit de algemene muziekleer en -geschiedenis wordt verteld.
Eigenlijk kan iedereen het lezen, maar een bijzondere verdienste is wel, dat het geschikt is voor kinderen van pas een jaar of negen. De jeugd is er voortdurend zelf in aan het woord, stelt vragen en de schrijver geeft antwoorden. Hij vertelt hun over de zangstemmen, de instrumenten, neemt hen mee naar een concert van een echt orkest, naar een opera opvoering, en zelfs gramofoon, radio en film komen ter sprake.
Van bekende componisten komt men het een en ander te weten, en ten slotte zingen de kinderen zelf in een koor mee. De uitgeverij "Kosmos", Amsterdam-Antwerpen, zorgde voor een frisse uitgave. Prijs f 4.90.
L. V. D.
woensdag 30 november 1949
Elisabeth Schwarzkopf: Zangkunst met groot raffinement
Voor het eerst heb ik gisteravond een zangeres in de volle kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam horen fluiten! Ja, fluiten staat er, U leest het werkelijk goed: Elisabeth Schwarzkopf gaf aan het slot van haar liederenavond nl. een toegift, een aria uit Gluck's opera-comique "L'arbre enchanté" en het was daarin, dat zij, tot aller vermaak, moest fluiten, volgens voorschrift van de componist. Zij deed dit overigens voortreffelijk.
Maar alle gekheid op een stokje, haar zingen was méér dan voortreffelijk. Dat was vrijwel volmaakt, althans in het deel na de pauze, dat ik hoorde. Want technisch bleef geen wens onvervuld; in alle registers klonk haar grote sopraan even prachtig. En wat zij aan expressie wist te geven, was al even bewonderenswaardig. Elk van de zeven Wolfliederen, die zij zong, kreeg precies de sfeer die er bij paste. En zo was het ook in vier liederen van Richard Strauss.
En toch, hoe intelligent en volmaakt haar vertolkingen ook waren, toch raakte dit alles mij nauwelijks, het ontroerde mij niet. Veeleer kreeg ik de indruk hier te doen te hebben met een zangeres, die door enorm raffinement suggereert alles te kunnen. Maar juist dat, wat raffinement niet kan oproepen, miste ik: ziel.
Jean Antonietti's begeleidingen waren uitzonderlijk muzikaal en vooral raak van sfeer.
Vóór de pauze hoorde ik in de Grote Zaal het Utrechts Stedelijk Orkest, dat voor de Kunstkring "Voor allen" onder Paul Hupperts een doorzichtige en mooi opgebouwde uitvoering gaf van Mendelssohn's "Hebriden"-ouverture. Veel minder beviel mij het spel van Julius Katchen, die in Tsjaikowski's eerste pianoconcert zijn verbluffende virtuositeit op onverbiddelijke hardhandige wijze ten toon spreidde. De vleugel had er danig onder te lijden.
LEX VAN DELDEN
woensdag 30 november 1949
Holland Festival 1950 brengt meer kunsten dan vorig jaar
Ook toneel en letterkunde ingeschakeld
(Van onze muziekredacteur)
De voorbereidingen voor het Holland Festival in 1950 zijn reeds ver gevorderd; contracten met orkesten, solisten,
dirigenten, opera- en kamermuziekgezelschappen, balletten zijn gesloten en in Januari 1950 begint men alweer met de
eerste voorbereidingen voor het in 1951 te houden festival. Dit is een van de vele mededelingen, die ons zijn gedaan
tijdens een bijzonder grootscheepse conferentie in Hotel Sassenheim, waar mr. H. J. Reinink, voorzitter van het
Festival-bestuur de pers uit Den Haag en Amsterdam toesprak.
Het meeste treft, dat volgend jaar voor het eerst het toneel aan bod komt: de Old Vic speelt dan twee weken Shakespeare's "Hamlet" en Goldsmith's "She Stoops to Conquer", en een Nederlands gezelschap (welk is nog onbekend) voert Sophocles' "Antigone" op, in de vertaling van Brinkgreve en met de muziek van Willem Pijper. In het Delftse Prinsenhof gaat men een middeleeuws openluchtspel ten tonele voeren.
En dan: de letterkunde wordt ingeschakeld! In het Haagse Gemeentemuseum komt een expositie van Europese en Amerikaanse literatuur. Verder zullen Nederlandse auteurs (ook in Amsterdam) lezingen houden en o.a. uit eigen werk voordragen.
De dansliefhebbers kunnen het Monte Carlo Ballet weer bewonderen, dat naar alle waarschijnlijkheid Strawinski's "Petroesjka" zal dansen, met het Concertgebouworkest o.l.v. Pierre Monteux, die indertijd de wereldpremière van dit werk dirigeerde.
Monteux bij Opera
Dit is niet het enige, dat Monteux dirigeert in de tijd dat hij hier is (van 15 Juni tot 15 Juli). Want hij leidt bij de Ned. Opera o.a. de eerste uitvoering in ons land van Weber's "Oberon", een voorstelling, waarin men Monteux zal huldigen t.g.v. zijn 75ste verjaardag. Bovendien brengt hij Offenbach's "La belle Hélène" en Bizet's "Carmen". En dan geeft de opera waarschijnlijk een Nederlandse première: Hendrik Andriessen's "Philomela", op tekst van Jan Engelman, o.l.v. Paul Pella.
De Wagnervereniging brengt Wagner's "Walküre" onder Erich Kleiber, die met Van Beinum, Furtwängler en Monteux de concerten van het Concertgebouworkest leidt. Het Haagse Residentie Orkest speelt onder Bernstein, Münch, Van Otterloo en Schuricht. Nieuw is het Festival Kamerorkest (samengesteld uit leden van het Concertgebouworkest), dat onder Szymon Goldberg werken van Bach, Haydn en Mozart uitvoert, o.a. de zes Brandenburgse concerten van Bach.
De Ned. Bachvereniging neemt een groot deel van een Bach-herdenking voor haar rekening met de Hohe Messe, de Johannes Passie en de wereldlijke cantates, Alma Musica speelt "Das musikalische Opfer".
Natuurlijk ontbreekt Felix de Nobel's Nederlandse Kamerkoor niet en ook het A'damse Kamermuziekgezelschap verleent zijn medewerking.
En onze zangers zal het interesseren te vernemen, dat enkele van onze dilettantenkoren aan het Festival deelnemen. Men wil bij het begin van het Festival overal in den lande carillonbespelingen organiseren.
De film krijgt een ruimere plaats toegemeten dan vorig jaar. En wat de beeldende kunsten betreft: Den Haag krijgt o.a. in het Gemeentemuseum een expositie van Braque, Matisse en Rouault, Amsterdam in het Rijksmuseum een grote zomerexpositie en in het Stedelijk Museum moderne Amerikaanse schilderijen en doeken uit Haïti.
Meer dan vorig jaar zullen er volksvoorstellingen worden gegeven van talrijke manifestaties, zodat ook financieel weinig draagkrachtigen de gelegenheid krijgen het gebodene te genieten.
woensdag 30 november 1949
KNTV geeft opdracht aan Jan Felderhof
(Van onze muziekredacteur)
De opdracht tot het componeren van een orkestwerk, die de Kon. Ned. Toonkunstenaars Vereniging (zoals wij enige tijd
geleden meldden) aan Willem van Otterloo had verstrekt t.g.v. haar 75-jarig jubileum, is door hem teruggegeven. Zijn
drukke werkzaamheden verhinderden hem die opdracht uit te voeren.
De KNTV heeft nu Jan Felderhof opgedragen een kamermuziekwerk te schrijven, dat in de feestweek (van 18 tot 25 Juni 1950) in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam zijn première zal beleven.
woensdag 30 november 1949
Mr. Cornelis directeur van Residentie Orkest
(Van onze muziekredacteur)
Wat wij vorige week reeds officieus meldden, is gisteravond officieel geworden: mr. E. Cornelis is met ingang van 1
December benoemd tot directeur van het Residentie Orkest.
Voor het Amsterdamse muziekleven betekent zijn heengaan een groot verlies; want in de jaren, dat hij deel uitmaakte van de leiding van het Concertgebouworkest en secretaris was van het Holland Festival heeft hij getoond een figuur te zijn met initiatief, durf en vaak persoonlijke ideeën, eigenschappen, die het hoofdstedelijk muziekleven zo dringend nodig heeft. Wij menen, dat mr. Cornelis in zijn nieuwe functie voor Den Haag van grote betekenis kan worden en verwachten van zijn samenwerking met dirigent Willem van Otterloo veel goeds voor het Residentie Orkest.
Tot nu toe had dit orkest geen afzonderlijke directeur, maar werden de bij die functie behorende werkzaamheden voor een deel vervuld door de eerste dirigent.