zaterdag 1 oktober 1949
"Dixtuor", nieuwe compositie van Henri C. van Praag
(Van onze muziekredacteur)
Op 28 Februari 1950 geeft het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap in de Grote Zaal van het hoofdstedelijke
Concertgebouw voor de Kunstkring de première van een nieuw werk van Henri C. van Praag: "Dixtuor" (een compositie
voor tien instrumenten). Het is geschreven voor vijf blaas- en vijf strijkinstrumenten.
zaterdag 1 oktober 1949
Repertoire van vijf Nederlandse symphonie-orkesten
Men gaat steeds meer Bruckner spelen
(Van onze muziekredacteur)
WAT gaan de Nederlandse orkesten in het nieuwe seizoen uitvoeren? Hebben zij ook Nederlandse werken op hun
programma's geplaatst? Ziehier vragen, die vele muziekliefhebbers zullen bezighouden en die wij voor hen hebben
willen beantwoorden door de tien Nederlandse orkesten bovengestelde vragen te stellen. Helaas kunnen wij van slechts
vijf orkesten mededelingen doen, aangezien wij van het Concertgebouworkest, het Gelders Orkest (de vroegere A.O.V.),
de Groninger Orkest Vereniging en het Maastrichts Stedelijk Orkest geen antwoord ontvingen en het op te richten
Brabants Orkest pas in een zodanig stadium van voorbereiding verkeert, dat men thans nog niet aan een repertoire kan
denken.
Residentie-Orkest
Verheugend is de opdracht, die Willem van Otterloo, de nieuwe dirigent van het Residentie-Orkest, heeft verstrekt aan zes Nederlandse componisten: Hendrik Andriessen, Henk Badings, Rudolf Escher, Hans Henkemans, Karel Mengelberg en Alex Voormolen zullen stukken schrijven, die dit seizoen tot uitvoering komen. Vermeldenswaard is verder, dat men Pijper's Derde Symphonie speelt, de Kleine Balletsuite van Orthel; een nieuw werk van de in Amsterdam wonende Zwitser Frank Martin (Die Weise von Liebe und Tod), symphonieën van Bruckner, o.a. de Derde.
Rotterdams Philh. Orkest
Het Rotterdams Philharmonisch Orkest komt, onder dirigent Eduard Flipse, met een respectabele lijst hedendaagse muziek. Zo zal men o.a. Benjamin Britten's "Schotse Ballade" voor twee piano's en orkest horen, van Bartók het vioolconcert en het derde pianoconcert, Alexander Tansman's vioolconcert, het Capriccio voor piano en orkest van Rudolf Mengelberg, de première van Van Hemel's Tweede Symphonie, de Vierde Symphonie van Matthijs Vermeulen en de "Missa in Die Festo" van Diepenbrock.
Behalve het klassieke en romantische repertoire, waarvan men o.a. Bruckner's Vierde Symphonie te horen krijgt, worden nog werken uitgevoerd van Florent Schmitt, Roussel, Sjostakowitsj, Pizzetti, Veretti.
Haarl. Orkest Ver.
De Haarlemse Orkest Vereniging zal het onder leiding van de pasbenoemde dirigent A. Verhey voorlopig kalm aan moeten doen. Men wil het orkest, dat de laatste jaren sterk achteruit is gegaan, eerst opbouwen en daarvoor is het nodig in de eerstvolgende maanden het bekende repertoire grondig te bestuderen.
Ook dit orkest komt met een symphonie van Bruckner, de Derde of de Vierde. Van Ravel hoort men de "Valses nobles et sentimentales" en "Ma Mère l'Oye" en van Bizet de "Jeux d'Enfants".
Utrechts Sted. Orkest
De nieuwe dirigent van het Utrechts Stedelijk Orkest, Paul Hupperts, weet wat de Nederlandse muziek toekomt: hij heeft ruime plaats voor haar op zijn programma's ingeruimd. Zo hoort Utrecht dan de eerste uitvoering van Strategier's Eerste Symphonie, werken van Diepenbrock, Wagenaar, Hendrik Andriessen, Willem van Otterloo, Henk Badings, Guillaume Landré en Willem Pijper.
Maar ook aan buitenlandse hedendaagse muziek wordt veel aandacht besteed: Bartók's Orkestconcert, verder werken van Florent Schmitt, Prokofiew, Honegger, en van Debussy o.a. de Saxofoonrhapsodie (met Sigurd Rascher als solist). Natuurlijk gaat ook hier een symphonie van Bruckner.
Conclusies
Welke conclusies kan men uit het verzamelde materiaal trekken? Alvorens dit te doen, zullen wij eerst enkele cijfers noemen, die misschien nog wel niet het totale beeld van ons concertleven geven (daarvoor is het materiaal niet volledig genoeg), maar toch wel zo frappant zijn, dat men er globaal gevolgtrekkingen uit kan maken.
Uit de gegevens, die ons tot op dit ogenblik bereikten, volgt: 1o. dat 37 klassieke werken door de vijf bovengenoemde orkesten worden uitgevoerd. 2o. dat 58 werken uit het romantische tijdperk op het programma staan. 3o. dat 64 hedendaagse componisten in het repertoire zijn opgenomen, onder wie 30 Nederlandse.
Er zijn hier nog wel enkele interessante details aan toe te voegen. Allereerst blijken Mozart en Beethoven van de klassieken verreweg de voorkeur te genieten. Van de eerste worden 16, van de tweede 15 werken uitgevoerd. Merkwaardigerwijze worden Bach en Haydn slechts enkele malen en Händel in het geheel niet vermeld.
Naar onze smaak is die keuze veel te eenzijdig. Ten onrechte zijn ettelijke andere componisten als de zonen van Bach, als Dittersdorf, Purcell, Grétry, Rameau niet op de programma's geplaatst. Men gaat daarbij te zeer van de veronderstelling uit, dat onbekend onbemind maakt. Dat is beslist onjuist gezien. Op deze wijze blijven ettelijke werken van meer dan middelmatig belang onuitgevoerd.
Bij de romantici spant Brahms de kroon met 10 te spelen werken. Verheugend is het te constateren, dat Bruckner nu toch wel langzamerhand gangbaar repertoire begint te worden: acht uitvoeringen van zijn composities betekenen een goede vertegenwoordiging.
Maar ook in deze categorie is de repertoirekeuze te eenzijdig. Franck, Tsjaikowski en Mendelssohn volgen direct op Bruckner en componisten als Smetana, Dvorák, Mahler zijn met 1 of 2 werken onredelijk zwak vertegenwoordigd.
Ravel topscorer
Met hedendaagse muziek bedoelen wij de na-romantische, na ongeveer 1890 ontstane werken. Hier is Ravel de topscorer met 8 uitvoeringen en Debussy volgt hem dicht op de voet. Wel worden er enkele malen Bartók, Kodály, Sjostakowitsj en Prokofiew op de programma's aangetroffen, maar over het algemeen is de Slavische muziek toch te schaars aanwezig. Met name de Tsjechen en Polen ontbreken: Janácek, Martin?, Kabelá(, Palester, Malawski zijn slechts enkele namen van componisten, wier werk men node mist.
Behalve Britten, treft men geen enkele Engelsman aan. Om een (willekeurige en onvolledige) greep te doen: Rawsthorne, Bliss, Bax, Walton, Lambert, Tippett - van hen gaat geen enkel werk. Ten onrechte. En zo staat het ook met de Amerikaanse productie. Slechts Lukas Foss is er om die hele, belangrijke, muzikale cultuur van het huidige Amerika te representeren. Dat is stellig onvoldoende.
Men schijnt afkeer te hebben van Schönberg en zijn school. Men kan over zijn twaalftoonstechniek denken hoe men wil, een feit blijft, dat dit systeem de compositietechniek heeft beïnvloed. En van die invloed zou men gaarne op de hoogte worden gesteld. Figuren als Alban Berg en Anton Webern zijn voor Nederland tot nu toe vrijwel onbekend gebleven. Dat is een lacune in onze muzikale kennis, die dringend verdwijnen moet.
Verblijdend is het (relatief) grote aantal Nederlandse werken, dat wordt uitgevoerd. Wagenaar staat met zes werken op de eerste plaats en Diepenbrock volgt met vier.
Als we ten slotte nog eens de cijfers bekijken en dan zien, dat tegenover 37 klassieke en 64 moderne, 58 romantische staan, dan komt het ons voor, dat de verhouding klassiek-romantisch (37:58) niet juist de werkelijke waarde van de muzikale productie uit de tijdperken weergeeft. Beter ware misschien geweest meer klassieke werken (ook onbekende) uit te voeren en wat minder romantische.
woensdag 5 oktober 1949
Pianoduo in Kleine Zaal
Maar weinig goeds heb ik kunnen ontdekken in het spel van het pianoduo Eileen en Joan Lovell, gisteravond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam. Want niet alleen schoten zij technisch te kort, was hun aanslag ongelijk van kwaliteit en het ensemble dikwijls zoek, maar bovendien hoorde men zovele verkeerde noten, dat men van sommige stukken nauwelijks een indruk kon krijgen. Vooral Mozart's sonate in D werd het slachtoffer.
Na de pauze konden er weinig ongelukken gebeuren, daarvoor was de muzikale waarde van composities door Barkla, Wood, Parrott, te gering. En Madeleine Dring's café-chantant-achtige "Drie fantastische variaties" waren in zoverre merkwaardig dat zij elke fantasie en variatie misten.
LEX VAN DELDEN
vrijdag 7 oktober 1949
"Kunst met een kleine k"
Er heerst ontevredenheid bij musici en artisten
"Te veel buitenlanders werken in ons land"
(Van onze muziekredacteur)
Waar zou men beter kunnen te weten komen welke problemen de wereld der musici en artisten uit het amusementsbedrijf
bezig houden dan in "Frascati", dat oude tabaksveilinggebouw in de Nes te Amsterdam? Want daar wordt elke
Maandagmiddag "artistenbeurs" gehouden, daar ontmoeten variété-artisten en bioscoopmusici elkaar, sluit men onder
het genot van een kop koffie of een doodgewone klare engagementen af.
We zijn er eens heen gestapt, niet zo maar, doch met een bepaald doel. We waren namelijk nieuwsgierig te horen hoe de musicus zèlf denkt over de toestanden in zijn bedrijf, over de "uitwisseling in de kunst met een kleine k" bijvoorbeeld, waarover we onlangs enkele artikelen publiceerden. Met de geruststellende feiten, die wij toen van het departement van Sociale Zaken kregen, bleken de meeste musici het niet eens te zijn. Een aantal van hen zullen wij zèlf aan het woord laten.
De heer K. v. d. Vaart, secretaris van de Nederlandse Organisatie van Musici en Artisten (een neutrale vakorganisatie): "Ik schat het aantal werklozen in ons bedrijf op pl.m. 700, allen zeer bruikbare vaklieden. Dat is een onduldbare toestand, als men in aanmerking neemt hoeveel buitenlanders hier werken. Het departement beweert dan, dat er evenveel Nederlanders in het buitenland werkzaam zijn, maar die gegevens zijn geenszins betrouwbaar.
Geen officiële cijfers
Immers: Behalve Denemarken, dat officiële cijfers verschaft, geeft geen enkele buitenlandse regering inlichtingen. De getallen, die ons departement ontvangt, krijgt men van impresario's, die vaak onjuiste gegevens verstrekken. Het is daarom noodzakelijk, dat de verschillende regeringen officiële cijfers uitwisselen, dan weet men nauwkeurig waar men aan toe is.
De uitwisseling met België werkt voor onze musici funest. Belgische musici zijn hier, ondanks het feit, dat Nederlandse collega's in het algemeen beter hun vak verstaan, zo geliefd, dat ze gemiddeld twee keer zoveel verdienen als onze landgenoten. Dat moet onmogelijk worden gemaakt.
In Zwitserland is de toestand prachtig. Daar kan geen buitenlander een werkvergunning krijgen, zolang er Zwitserse musici zonder werk zijn. Het gevolg is, dat in Zwitserland practisch geen werkloosheid heerst. Er moet in ons land een commissie komen, die al deze zaken onderzoekt en de regering adviseert bij het uitreiken van werkvergunningen aan buitenlanders. In die commissie dienen alle vakorganisaties zitting te hebben: de NOMA, de FEMA (de Federatie van Musici en Artisten) en de NTB (Ned. Toonkunstenaars Bond) zijn er de belangrijkste van. De laatste twee zijn aangesloten bij het NVV." Aldus de heer Van der Vaart.
Zwitserland: ideaal
De heer De Haas, kapelmeester in de Savoyclub (lid van de NTB), wijst ook op de ideale toestand in Zwitserland. Een voorbeeld: "Wel," zegt hij, "ik had een contract voor Zwitserland als cellist: van 15 Mei af twee maanden in Interlaken en daarna twee maanden in Bern. Maar de werkvergunning kreeg ik ten slotte niet. Er was een Zwitser in die tussentijd zonder werk gekomen en die moest eerst weer een baan hebben. Dat is een gezonde toestand."
Ook vindt de heer De Haas, dat de vakverenigingen hier te zeer tegen elkaar concurreren. "En wij worden er de dupe van. Beter zou het zijn als wij allemaal één organisatie hadden." Verder wijst ook hij op de slechte uitwisseling met België, dat wegens het koersverschil voor de Nederlander niet erg aanlokkelijk is.
De heer A. Erich, trombonist van de Martins, lid van de FEMA, vindt het winterseizoen nog niet zo kwaad. "Maar 's zomers worden wij bekogeld met buitenlandse orkesten," meent hij. "In een grote zaak speelde een Belgisch orkest van de zomer alleen maar dansmuziek. De baas nam daar genoegen mee. Maar het Nederlandse orkest, dat daarna kwam, moest veel meer kunnen: salonmuziek, Hongaars en Roemeens, licht klassiek. En," zegt hij met trots, "dat kunnen wij ook. Maar men geeft te vaak de voorkeur aan buitenlanders."
Nederlanders benadeeld
De violist Harry Polah, hoofdbestuurder van de NOMA, wenst een zelfde regeling als in Zwitserland en ook Amerika en ziet heil in een adviescommissie, die over werkvergunningen beschikken kan.
"De Hongaren en Roemenen in ons land doen onze musici veel schade," vindt hij, "volgens de regeringsregeling mogen ze hier slechts negen maanden per jaar werken. In de resterende drie maanden zijn zij niet zonder werk, maar dan treden zij voor de radio op of gaan naar het buitenland. En daar beschouwt men hen als Nederlandse musici (ze hebben zg. gunstpassen). Bij uitwisseling zijn daardoor de kansen voor Nederlanders weer geringer geworden.
De buitenlander geniet hier te veel voordelen," vindt de heer Polah. "Ik geef u het volgende voorbeeld. In Scheveningen trad van de zomer ergens een Belgisch orkest op. Een van de (Belgische) musici kwam wegens ziekte niet mee. Hij zou f 200 per week verdienen. Men engageerde in zijn plaats niet één Nederlander, maar twee en moest daarvoor f 50 extra geven. De Nederlanders verdienden dus ieder f 125." De heer Polah vertelde ons nog meer van dergelijke gevallen en hij en zijn collega's, die wij spraken veroordelen deze toestand met felheid.
Brengt het Zwitserse, Amerikaanse of Scandinavische systeem de oplossing? Wij zullen in de toekomst trachten de voordelen (en eventuele nadelen) er van in ons blad te belichten.
vrijdag 7 oktober 1949
Nicole Henriot soliste op het eerste abonnementsconcert
Als de gehele abonnementsserie van het hoofdstedelijke Concertgebouw dit seizoen zo geslaagd zal zijn als het eerste concert, dat Woensdag en Donderdag die reeks opende, dan kan Amsterdam rekenen op een periode van overrompelend prachtig orkestspel. Want het is een avond geworden van zeldzaam meeslepend musiceren.
Dat was nog niet zo duidelijk in Richard Strauss' "Don Juan", waarmee het concert wel wat erg opgewonden begon. Maar in Schumann's pianoconcert bereikten de uitmuntende soliste Nicole Henriot en de met een aanstekelijke frisheid dirigerende Van Beinum een volmaakt afgestemde eenheid in een poëtische, bijna kamermuziekachtige uitvoering, die vooral de vrouwelijke tederheid van dit concert alle recht deed wedervaren.
Na de pauze, in Ravel's pianoconcert in G, nogmaals dit volledige samengaan van de met een verrukkelijk Frans esprit spelende soliste en een even bezield als virtuoos reagerend orkest. En als slot "La Valse" van Ravel, welke Van Beinum al die bijna wellustig enerverende geladenheid gaf, die dit opwindende en steeds weer verbluffende meesterwerk zo onweerstaanbaar maakt.
LEX VAN DELDEN
zaterdag 8 oktober 1949
Pianorecital met raadsel
Wie of wat de pianist Guy Baron heeft bewogen gisteravond een recital te geven in de Kleine Zaal van Amsterdams Concertgebouw, is mij een raadsel. Want dit technisch onvoldoende spel had zo weinig met muziek te maken, dat het geen zin heeft er een detailcritiek op te leveren.
Bloedeloos klonken alle (goede én verkeerde) noten in Bach's Chromatische Fantasie en Fuga en Schubert's Impromptu's, en Bax' Sonate no. 1 werd door de schrikbarend slechte uitvoering stellig vervelender dan zij in werkelijkheid is.
Een geheim, maar u moet het niet verder vertellen: in de pauze ben ik gevlucht. Want om de hele avond uit te zitten heeft men meer moed nodig dan uw
LEX VAN DELDEN
woensdag 12 oktober 1949
Dr. Peter van Anrooy zeventig jaar
Markante persoonlijkheid met een verkwikkende humor
(Van onze muziekredacteur)
Wie ooit het voorrecht mocht genieten een gesprek te hebben met dr. Peter van Anrooy, zal een waardevolle ervaring
rijker zijn geworden. Want deze dirigent, componist (o.a. van de Piet Hein Rhapsodie), schrijver en spreker over
muziek, die 13 October zeventig jaar wordt, is - en dat merkt men al heel gauw - een markante persoonlijkheid, die
veel, heel veel weet te vertellen uit zijn aan herinneringen zo rijke loopbaan en die dat met een zeer eigen soort
humor doet. Een man, aan wie drie orkesten enorm veel te danken hebben: het Groningse, de A.O.V. en het Residentie
Orkest. Een man, die voor ons gehele land van grote betekenis was en nog is (men denke slechts aan zijn
radio-causerieën), al beweert hij zelf, dat hij na veertien jaar teruggetrokken te hebben geleefd, nu wel zeer
onverwacht in het zonnetje wordt gezet: men gaat hem huldigen, zijn werken worden dan gespeeld, in Den Haag en voor
de radio.
"U bent toch in Rusland geweest, nietwaar?"
"Zeker, dat was 1899. Met Willem Kes mocht ik toen, als negentienjarige, mee naar Moskou. Daar heb ik Tsjaikowski's broer Modeste ontmoet en zijn leerling Tanejew, die mij les gaf in contrapunt en vriend van Tolstoi was. "Opstanding" was juist verschenen, toen ik in Moskou kwam. Zelfs heb ik nog een bezoek gebracht aan huize Tolstoi, maar de schrijver zelf was toen jammer genoeg niet thuis."
Terug in Holland, volgden vijf jaren als dirigent voor de Groninger Orkest Vereniging. "Vijf heel belangrijke jaren, die mij zelfvertrouwen hebben gegeven," vindt dr. Van Anrooy, "want daarvóór had ik nooit veel vertrouwen in mezelf. Vooral concertmeester Clemens Schröner heeft mij in die tijd met raad en daad bijgestaan. Na zeven zware jaren in Arnhem in 1917 voor het Residentie Orkest, dat ik achttien jaar heb geleid. Wat ook mijn fouten mogen zijn geweest, ik heb er steeds naar eer en geweten, met de volledige inzet van alles wat in mij was, gewerkt. Vooral de jeugdconcerten, met toelichtingen, gaven me veel voldoening."
Windmachine: afzichtelijk
Heel persoonlijke meningen houdt dr. Van Anrooy er op na over de meesters der instrumentatiekunst: "Mozart, Bizet, Berlioz, Rimski-Korsakow, Borodin en Glazoenow zijn de componisten die het orkest volkomen kenden en er volmaakt voor wisten te schrijven. Ik heb het hier niet over de muzikale waarde van hun werk."
"In tegenstelling tot de thans heersende mening, vind ik, dat Ravel en ook Debussy wel eens dingen schreven, die niet goed realiseerbaar zijn, niet klinken," zegt dr. Van Anrooy. "En ook Richard Strauss gebruikte soms effecten, die het absoluut niet doen. Neem bijvoorbeeld de windmachine in zijn "Don Quichotte". Een afzichtelijk instrument, dat ik niet kon aanzien. Ik liet er altijd een gordijntje omheen zetten. Maar het klinkt ook niet; als het hele orkest speelt, hoor je van die windmachine niets meer."
Het aantal Nederlandse werken, dat dr. Van Anrooy dirigeerde, is niet gering, dat dient te worden gezegd. Een kleine greep. Pijper, Wagenaar, Diepenbrock, Zweers, H. Andriessen, Jan van Gilse, Willem Landré. En ook buitenlanders van deze tijd: Hindemith, Honegger, Strawinski, Bartók. "Dat is de plicht van iedere dirigent," vindt hij.
"Ik heb gehoord dat er een wonderkind-dirigent van 9 jaar is. Walgelijk! Veel beter zou het zijn er twee van 4 jaar te hebben," zegt hij en men hoort het sarcasme in zijn stem. "Ik wacht nog steeds op een wonderkind-violist, die des morgens om 6 uur zijn eerste vioolles krijgt en 's avonds om 8 uur het vioolconcert van Wieniawski speelt. Dat is pas wat bijzonders."
Ziehier dr. Peter van Anrooy ten voeten uit, een man met een verkwikkende humor bovendien. Zulke figuren bezit Nederland helaas maar weinig. En hoe belangrijk dat gevoel voor humor kan zijn, weet dr. Van Anrooy zelf het beste: "Het heeft mij al die jaren van hard werken steeds overeind gehouden."
donderdag 13 oktober 1949
Kees Kooper gaf prachtig vioolrecital
De uitstekende indruk, die Kees Kooper vorig jaar met zijn vioolspel maakte, heeft hij gisteravond in de stampvolle Bachzaal van Amsterdam duidelijk bevestigd. Wie als hij zo volkomen gekund en zo helder van structuur Bach's Partita in d (met de beroemde Chaconne) weet te spelen en juist met dit stuk een publiek tot staan en stormachtige bijvalsbetuigingen kan brengen, - zo iemand is een violist van bijzondere kwaliteiten.
Die had Kees Kooper ook in Mozart's Sonate K.V. 306 ruimschoots aangetoond: een voortreffelijke techniek en een voorname, jeugdige, maar geenszins onbeheerste muzikaliteit. Alleen al de programmasamenstelling bewees een uitzonderlijk goede smaak: want behalve genoemde werken vermelde het o.a. Pijper's 2de Sonate en Bartók's 1e Rhapsodie. Marjo Tal zorgde voor accurate, muzikale begeleidingen.
Het initiatief van N.V. Jenny Modellen, die dit concert organiseerde, kan niet genoeg worden gewaardeerd. Zij geeft hiermee jonge solisten een unieke kans om onder de allergunstigste omstandigheden op te treden. Bijzondere lof verdient zij, omdat men het niet voldoende vond slechts één keer iemand die kans te geven, maar ook nog een tweede maal, zoals met Kees Kooper, die vorig jaar dank zij dit Nederlands atelier voor couture zijn debuut kon maken.
LEX VAN DELDEN
zaterdag 15 oktober 1949
In Parijs stierf 100 jaar geleden FRÉDÉRIC CHOPIN
Nationale romantiek voor de piano
ZO er één componist leefde, die men niet behoeft te herdenken door het geven van aan hem gewijde concerten, dan is dat Frédéric Chopin. Want de recitals van zijn werken zijn zo talrijk en volgen elkaar in een zo regelmatige herhaling op, dat een herdenkingsconcert, nu het 17 October honderd jaar geleden is, dat hij in Parijs stierf, volstrekt overbodig lijkt. Niettemin, die honderdjarige sterfdag is er en dit feit, gevoegd bij de ongehoorde populariteit, die zijn werk geniet, is toch aanleiding overal in de wereld herdenkingen te organiseren. En Polen viert zelfs ter ere van zijn grootste nationale componist een heel Chopin-jaar, met als hoogtepunt een grootscheeps concours, dat van 15 September tot 15 October in Warschau werd gehouden.
Zonder twijfel heeft Chopin zijn populariteit bij de pianisten te danken aan de virtuositeit van zijn pianowerken, een glanzend-schitterende collectie van, als men wil effectrijke technische toeren. Maar hoezeer al dat halsbrekend-moeilijke in de concertzaal ook kan overrompelen en verbluffen, toch is het iets anders, dat Chopin met onverminderde verleidingskracht het publiek in zijn ban doet houden. En in dat andere ligt zijn werkelijke betekenis voor ons, heden ten dage opgesloten.
Dualisme
Dat andere is het romantisch dualisme, waarvan Chopin dè grote vertegenwoordiger was. Hij is het prototype van de gespleten romanticus, de componist, die terwijl hij hartstochtelijk verlangt naar een onbereikbaar, gedroomd geluk, naar het verre onbekende, tegelijk de realiteit van het dagelijkse leven voelt. En tussen deze uitersten wordt hij heen en weer geslingerd; nu eens verstilt zijn muziek tot een vredige glimlach, tot een tederheid, dan weer barst zij los in getourmenteerde, frenetieke razernij. Zij is de uiting van de melancholicus, die ongetwijfeld in Chopin aanwezig was, waartoe zijn tijd - het "mal-de-siècle" - aanleiding gaf.
Zijn afkomst legde de kiemen voor een zich tussen twee culturen bewegende kunst. Want van zijn vader, een Fransman van geboorte, kreeg hij stellig de zucht naar Westerse verfijning en ornamentiek mee, van zijn moeder het opstandige-Slavische, de triomfantelijke trots van het bezeten rhythme, dat het Pools-nationale element in zijn pianomuziek vertegenwoordigt. Pianomuziek, zeker, want al componeerde Chopin ook kamermuziek en enige liederen, hij dient toch in de eerste plaats te worden beschouwd als de meester-van-de-piano, waaraan hij geheel nieuwe klanken wist te ontlokken, het instrument, dat zijn tweede "ik" werd en de neerslag van zijn allerpersoonlijkste ontboezemingen.
De tegenstelling Westers-Slavisch werd door zijn levensloop zonder twijfel versterkt. Want de overgevoelige jonge man, die 1810 bij Warschau het levenslicht had aanschouwd, mocht niet lang genieten van zijn geboortegrond. In 1831 trok hij naar Parijs en hij kon toen niet vermoeden, dat hij zijn vaderland nimmer terug zou zien. Het werd een min of meer gedwongen verblijf in zijn tweede vaderland Frankrijk, ver van Warschau, dat in 1831 door de Russen was bezet en waarheen Chopin, zolang die kwellende onderdrukking voortduurde, niet wilde terugkeren.
De zwoele sfeer van de helverlichte Franse salons met hun klatergoud en vol van vrouwelijke coquetterie was voortaan de omgeving, waarin hij zou verkeren naast beroemde tijdgenoten als Heine, Liszt, Victor Hugo, Berlioz, Delacroix, die een ontroerend, tragisch portret van hem schilderde, en George Sand, de merkwaardige-mannelijke schrijfster, die een soort moederliefde voor hem koesterde. Een allerongelukkigste verhouding, die de stof heeft geleverd voor talrijke geromantiseerde biografieën, welke Chopin in een volstrekt vals daglicht hebben geplaatst.
Folklore
Ziehier het complexe beeld van de romanticus Chopin, steeds levend onder de druk van een mateloos heimwee naar zijn geboortegrond en van de deprimerende invloed van een alles ondermijnende tering. En het is de combinatie van al die factoren, die zijn muziek kenmerkt. Nationaal is zij èn romantisch en nergens vindt men dat zo sterk terug als in zijn mazurka's en polonaisen, typisch Poolse dansvormen die hij heeft gestyleerd, verrijkt. In deze nationale romantiek toont hij zich de meester-van-de-kleine vorm, de componist, die korte stukken tot ware meesterwerken wist te verheffen. Hierin hoort men Polen en hier ook ontpopt Chopin zich als de eerste grote folklorist.
Maar ook de nocturne's en impromptu's, waarin de lyriek van zijn ongelukkige liefdes doorklinkt en de etudes en preludes, waar de lyriek zich niet zelden ontlaadt in een gepassionneerde heroïek, zijn alle overtuigende bewijzen van zijn grootheid. Zijn zwakheid, het tekort aan constructieve kracht in uitgebreidere vormen als concert en sonate, kan de belangrijkheid van zijn persoonlijkheid weinig of niets afdoen.
Dat Chopin het ornament tot een wezenlijk bestanddeel heeft gemaakt van de melodie, die zonder die versieringen al haar zo markante charme zou verliezen, dat hij de harmoniek heeft vernieuwd en uitgebreid, het "clair-obscur" in de pianoliteratuur invoerde, dat alles is van allergrootst belang voor de muziekgeschiedenis, voor de musicoloog, en heeft ongetwijfeld het pad geëffend voor César Franck, Debussy en onze gehele moderne muziek.
Maar de ademloos luisterende concertbezoeker interesseert dat niet; die komt vóór alles onder de ban van zijn romantische Pools-Franse persoonlijkheid, van de tot het hart doordringende intensiteit van zijn expressie. Zelfs de pianisten, die technische middelen misbruiken om met eigen virtuoze capaciteiten de aandacht op zichzelf te vestigen, kunnen, hoeveel schade zij ook met hun ijdele bezigheid aan Chopin's muziek toebrengen, toch niet het uitzonderlijk-meeslepende van zijn expressieve kracht geheel teniet doen. Dàt blijft, alle uiterlijk vertoon ten spijt. En daarmee is Chopin's figuur verzekerd van de, naar menselijke maatstaven gemeten, onsterfelijkheid...
LEX VAN DELDEN
dinsdag 18 oktober 1949
"Scapino" danst twee nieuwe volkssprookjes
Dat de beide nieuwe sprookjes van de door Hans Snoek en Abraham van der Vies geleide balletgroep voor de jeugd "Scapino" wel geslaagd zijn en in staat een jeugdig publiek in spanning te houden, heeft de bijval bewezen, waarmee het volle Theater Tuschinski in Amsterdam van morgen dit programma heeft ontvangen.
Ruim 1500 schoolkinderen keken geboeid naar "De kast van de oude Chinees", een ingetogen Oosters sprookje van Nelly Burgdorffer met uitstekend geschreven, sfeervolle muziek van Nico Schuyt. De wat eenvormige choreografie was van Jean Rebel, de prachtige, vernuftig gevonden décors en costuums waren van Nico Wijnberg.
Ook "De Wijze Boer", een Hongaars sprookje van Zoltan Forrai, op Hongaarse volksmelodieën, heeft, vooral door de geestige choreografie van Ruth Hellmer, de zaal tot uitbundige vrolijkheid gebracht, al miste ik in deze voortdurend operette-achtige opgewondenheid momenten van rust en verstilling, die het geheel meer reliëf hadden kunnen geven.
In de pauze leidden drie mannen van de Verkeerspolitie een hersengymnastiekwedstrijd, waarmee niet alleen de verbazend knappe ploegen, maar ook de zaal zich bijzonder vermaakten. De Cabotschool was een faire verliezer. Flippie Veilig, Neeltje Letop en het hondje Kijkuit voerden een leerzame pantomime op.
LEX VAN DELDEN
donderdag 20 oktober 1949
Elisabeth Schumann: betoverend zingen
Met Brahms' "Vergebliches Ständchen" van een net, opmerkzaam luisterend publiek een schare uitgelaten "bis"-roepers te maken, dat lukt slechts de allergrootsten onder de liederenzangeressen. En wie gisteravond de volle kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam een dergelijke metamorfose zag ondergaan wist dat de zangeres, die dit kon bewerken, tot deze uitverkoren vertolksters behoort: Elisabeth Schumann, nog even betoverend en overrompelend.
Nu kunnen "zwart-hoorders" wel beweren dat vóór de pauze, in Mendelssohn en Schubert, technische gebreken, die met het klimmen der jaren komen, aan de dag traden, laat hen een tweede zangeres aanwijzen, die "Therese" van Brahms met zulk een indrukwekkend meesterschap en met zulk een door lichte spot gekruide lieflijkheid weet te zingen.
Dàt was Elisabeth Schumann in al haar grootheid, subtiel en geraffineerd, en voorturend van een distinctie, die zeldzaam is. Dat men van dit prachtige zingen, na de ongehoord schone Goethe-liederen van Wolf en twee uitbundige Schumanns niet genoeg kon krijgen, is begrijpelijk. En dus moesten er enkele toegiften volgen, vóór de zangeres en haar uitstekende begeleider Felix de Nobel mochten vertrekken.
LEX VAN DELDEN
zaterdag 22 oktober 1949
Bundel pianostukken: In memoriam Pijper
(Van onze muziekredacteur)
Binnenkort verschijnt bij de uitgever Broekmans en Van Poppel te Amsterdam een bundel korte composities ter ere van
Pijper's nagedachtenis. De bundel, die "Hommage à Pijper" zal heten, bevat acht korte pianostukken, gecomponeerd
door Sem Dresden, Rudolf Escher, Henri Zagwijn, Henriëtte Bosmans, Kees van Baaren, Bertus van Lier, Karel
Mengelberg, Jan van Dijk en één werkje voor fluit en piano van Hans Henkemans. Al deze componisten zijn òf
leerlingen van Pijper geweest òf zij hebben in zeer nauwe relatie tot hem gestaan.
maandag 24 oktober 1949
Eerste concert van filmmuziek in het Concertgebouw
De Amsterdamse Filmliga, onder wier auspiciën het eerste concert van filmmuziek gisteravond in Amsterdam's Concertgebouw plaats vond, is er van overtuigd, dat filmpartituren verdienen op de normale programma's van symphonie-orkesten te worden geplaatst. Nu, nadat ik deze proef heb gehoord, kan ik die overtuiging geenszins delen. Want ronduit gezegd: geen enkele van de vijf uitgevoerde filmmuzieken "deed" het in de concertzaal, en ik meen de plank niet ver mis te slaan, als ik de oorzaak hiervan zoek in het ontbreken van het visuele beeld der film.
Afgezien van Arthur Bliss' pianoconcertino "Baraza" uit de film "Men of two worlds", een geslaagd werkje, dat ook in de rolprent de functie van zelfstandig concertino inneemt en reeds vóór de totstandkoming van de film gecomponeerd was, bleven alle overige partituren als op zichzelf staande muziek zo onvoldragen en zo weinig karakteristiek, dat ik ze als onverdraaglijk en doorgaans geestdodend onderging.
Het heeft dan ook nauwelijks zin de werken van Virgil Thomson, William Walton en Max Vredenburg's muziek bij "Walvis in zicht" aan detailcritiek te onderwerpen. Muzikaal waren ze weinig zeggend en een enkele er van zelfs dilettantistisch gecomponeerd. De confrontatie in deze omgeving met Feher's "Rovers Symphonie" stelde ook al teleur: juist datgene, wat deze muziek typeerde, ontbrak hier, nl. het filmbeeld. Zonder dit heeft zij geen enkele waarde en is zij banaal.
Het Haags Symphonie Orkest - een uit amateurs bestaand, met beroepsmusici aangevuld ensemble - speelde onder dirigent Jacques Moolenijzer kranig: solisten waren Géza Frid (piano), Lidy van der Veen en Chris Reumer (zang). In Bliss' Pianoconcertino werkte nog het mannenkoor van Hans Weiss mede.
LEX VAN DELDEN
donderdag 27 oktober 1949
Amsterdam herdacht dirigent Englander
(Van onze muziekredacteur)
Velen van hen, die gisteravond in het Amsterdamse Concertgebouw staande enkele ogenblikken stilte in acht namen,
zullen met weemoed hebben teruggedacht aan de dirigent en componist S. H. Englander, aan wiens nagedachtenis dit
concert was gewijd. De Duitsers deporteerden deze beminnelijke mens en alom geacht vakman op 8 Juni 1943 en hij,
noch zijn gezinsleden keerden terug.
Een ere-comité, dat een gedenkteken wil plaatsen op de begraafplaats te Muiderberg had deze avond georganiseerd en het waren vooral de gevoelvolle woorden van wethouder A. de Roos, voorzitter van het comité, die diepe indruk maakten.
Drie koren, waarvan Englander dirigent is geweest, lieten zich horen: Amstel's Mannenkoor "Harmonie", het Amsterdams Joods Mannenkoor en de gemengde zangvereniging "Kunst en Strijd" gaven, met solistische medewerking van Paula Lindberg en Otto Couperus (zang) en door Herman Nieland aan het orgel begeleid, o.a. de eerste uitvoering van een in memoriam Englander gecomponeerd werk, "Jiskor" van Hans Krieg, onder leiding van de componist.
Het pianorecital, dat Dudley Bridge tegelijkertijd in de Kleine Zaal zou geven, ging niet door wegens plotselinge ziekte van de pianist.
zaterdag 29 oktober 1949
Sonatenavond in Kleine Zaal
De beide jeugdige Belgische musici, die gisteren in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam een sonatenavond gaven, bleken merkwaardigerwijze in alle opzichten aan elkaar gewaagd te zijn. Zowel de violist Louis Thienpont als de pianist Peter Cabus speelden Bach en Beethoven bijzonder schuchter en maakten de indruk (voorlopig nog) niet op het concertpodium thuis te horen. Want hun spel is technisch onvoldoende en bij beiden is de linkerhandtechniek aanmerkelijk gebrekkiger dan die van de overigens ook lang niet volmaakte rechterhand.
Dat het bij dit gebrekkige, stijlloze en onrijpe spel nauwelijks tot musiceren, tot werkelijk muziek maken kwam, ligt voor de hand. Meer zelfcritiek had hen er voor kunnen en moeten behoeden in het openbaar op te treden.
LEX VAN DELDEN
maandag 31 oktober 1949
Noordhollandse mannenkoren hielden zangersavond
Acht mannenkoren lieten zich Zaterdag horen op de zangersavond, die het Gewest Noord-Holland van het Koninklijk Nederlands Zangers Verbond in Concordia te Bussum had georganiseerd. Men heeft er een vrij duidelijk beeld gekregen van de toestand, waarin onze mannenkoorzang verkeert: koormateriaal van behoorlijke tot goede kwaliteit is voldoende aanwezig, maar de dirigenten, die van deze bouwstoffen homogene, technisch geschoolde koren kunnen maken, zijn schaars.
De resultaten van deze avond? Wel, er is soms verrassend goed gezongen, maar daarnaast op vaak onvoldoende wijze en dat was dan voornamelijk toe te schrijven aan de gebrekkige manier, waarop enkele dirigenten hun koren leidden.
Een woord van lof komt toe aan de commissie, die het repertoire samenstelde. Want dat was deze avond van zeer behoorlijke kwaliteit. Immers: werken van Arcadelt, Lasso, Bruckner behoren tot het beste, wat er op dit gebied bestaat. De verplichte nummers waren van Hendrik Andriessen, Gallus Handl en
LEX VAN DELDEN